RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 08-993003-17 (P)
Datum vonnis: 4 februari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte]
,
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte
opzettelijk een valse factuur heeft verzonden naar de Dienst Regelingen teneinde een subsidie voor landbouwapparatuur met GPS te verkrijgen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 augustus
2013 tot en met 1 oktober 2013, te Appingedam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een geschrift als ware het echt en
onvervalst, te weten een factuur met factuurnummer 205725, d.d. 13 augustus
2013, gericht aan [verdachte] ; (Vindplaats: D-0025a)
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
- bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) dat geschrift heeft/hebben verzonden, althans doen toekomen,
aan de Dienst Regelingen (ter verkrijging van een subsidie voor
landbouwapparatuur met GPS),
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op voornoemde factuur een
hogere verkoopprijs is vermeld dan werkelijk is betaald, althans dat op de
factuur niet is vermeld dat een (groot) deel van de verkoopprijs door middel
van een creditfactuur is teruggestort op de bankrekening van verdachte en/of
zijn mededader(s).
4 De bewijsoverwegingen
4.1
Inleiding
In de ten laste gelegde periode konden agrariërs bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), voorheen Dienst Regelingen geheten, subsidies in de precisielandbouw aanvragen. De subsidie-aanvrager kon voor het aanvragen van de subsidie inloggen op een digitaal loket voor agrarische ondernemers. De subsidie aanvrager vulde na het inloggen een digitaal aanvraagformulier in via het e-loket. De aanvrager vermelde welke investering hij wilde gaan doen. De aanvrager vulde het soort investering en het investeringsbedrag in en voegde bij de aangifte een gespecificeerde offerte. Aan de hand van de offerte werd de maximaal te ontvangen subsidie berekend. Na invulling van het aanvraagformulier volgde na enige tijd een brief van de subsidieverstrekker met daarin de beslissing van de Dienst Regelingen over de subsidieaanvraag. In de brief stond of de aanvrager in aanmerking kwam voor de subsidie en het maximaal uit te keren subsidiebedrag. In de brief stond ook een termijn waarbinnen de investering gerealiseerd moest zijn. De aanvrager kon, na de gedane investering, de toegekende subsidie laten vaststellen en uitkeren. De aanvrager vulde daartoe via het e-loket een digitaal aanvraagformulier in. Bij de vaststellingsaanvraag diende de aanvrager als bewijs van de investering facturen en betaalbewijzen mee te sturen.
Op basis van de informatie uit de vaststellingsaanvraag en de meegestuurde bewijsstukken volgde een beslissing van de Dienst Regelingen. De aanvrager kreeg een brief met daarin de beschikking. In de brief stond het uit te keren subsidiebedrag en de mededeling van de wijze waarop de subsidie werd uitgekeerd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft daartoe gesteld dat de factuur die verdachte ter verkrijging van een subsidie naar de Dienst Regelingen heeft gestuurd vals is, omdat de werkelijk overeengekomen prijs van de door verdachte bij [bedrijf] aangeschafte machines lager was dan de prijs die was vermeld op de factuur.
4.3
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij een offerte had opgevraagd voor een luxe variant landbouwmachine, maar dat hij op enig moment heeft besloten om eerst de sobere variant van de machine te proberen, en de machine later eventueel uit te breiden naar de luxe variant. Hoewel de sobere variant aan verdachte werd verkocht en geleverd door [bedrijf] (hierna ook: [bedrijf] ) heeft verdachte wel voor de luxe variant, zoals vermeld op de factuur van 13 augustus 2013, betaald. Verdachte heeft de factuur van 13 augustus 2013 naar de Dienst Regelingen heeft gestuurd ter verkrijging van een subsidie. Nadat verdachte vervolgens alsnog gedeeltelijk heeft afgezien van het uitbreiden van de machine, heeft hij op 8 april 2014 een creditnota van [bedrijf] ontvangen. Verdachte heeft erkend dat hij nalatig is geweest door de creditnota niet ook naar de Dienst Regelingen te sturen, maar heeft ontkend dat één en ander een bewust en van tevoren opgezet plan was.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
1
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft bij [bedrijf] landbouwmachines gekocht. Daarvoor is op 13 augustus 2013 een factuur opgemaakt. Op die factuur staat een koopprijs van € 62.560,-- exclusief btw vermeld.2 Verdachte heeft de volledige op de factuur vermelde koopprijs voldaan.3
Bij [bedrijf] is een ongedateerd schrijven aangetroffen, dat is ondertekend door verdachte en één van de vertegenwoordigers van [bedrijf] , waarop onder meer staat: ‘totaal factuur inzake subsidieregeling € 62.560’ en ‘werkelijk te betalen € 46.775,--’.4
In een bij [bedrijf] aangetroffen dagrapport staat dat er nog € 9.785,-- moet worden teruggestort naar verdachte, nadat aan verdachte nog een ander apparaat is verkocht en de koopprijs daarvan van het ‘openstaande tegoed’ is afgetrokken.5
Op 8 april 2014 is een creditnota aan verdachte van € 9.785,-- exclusief btw opgemaakt en is dit bedrag aan verdachte (terug)betaald.6
Op 25 september 2013 heeft verdachte een verzoek tot vaststelling van subsidie ingediend voor het bedrag als vermeld op de factuur van 13 augustus 2013. Verdachte heeft daarbij ter onderbouwing deze factuur en het betalingsbewijs nagestuurd.
De rechtbank acht verdachtes verklaring dat het ten tijde van de subsidieaanvraag geen vooropgezet plan was om op de factuur van 13 augustus 2013 een hogere prijs dan de (uiteindelijk) daadwerkelijk betaalde prijs te vermelden ongeloofwaardig, aangezien uit het mede door verdachte ondertekende schrijven blijkt dat er op voorhand, dat wil zeggen voordat de factuur op 13 augustus 2013 werd verzonden, al afspraken bestonden over het ‘factuurbedrag’ en het ‘werkelijk te betalen’ bedrag. De rechtbank acht op basis van de weergegeven feiten en omstandigheden, telkens in onderling verband en samenhang bezien, dan ook bewezen dat verdachte ter verkrijging van een subsidie opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse factuur als ware deze echt en onvervalst.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 13 augustus 2013 tot en met 1 oktober 2013, in Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een geschrift als ware het echt en
onvervalst, te weten een factuur met factuurnummer 205725, d.d. 13 augustus
2013, gericht aan [verdachte] ;
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
- bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte,
dat geschrift heeft verzonden aan de Dienst Regelingen (ter verkrijging van een subsidie voor landbouwapparatuur met GPS),
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op voornoemde factuur een
hogere verkoopprijs is vermeld dan werkelijk is betaald.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft eventuele in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
9 De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 20 (twintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 1.000,-- (duizend euro), bij gebreke aan
betaling of verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aksu, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Wilmink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2019.