3.1.
Werkneemster heeft gevorderd bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis gedaagde – bedoeld zal zijn gedaagden – te veroordelen tot:
- betaling van het achterstallig loon tijdens ziekte over de periode vanaf 1 september 2018 tot en met 10 juli 2019 van in totaal € 14.943,60, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
- betaling van de vakantietoeslag over de periode vanaf 1 mei 2018 tot en met 1 mei 2019 van in totaal € 1.366,27;
- betaling van het loon tijdens ziekte van € 1.423,20 per maand te vermeerderen met emolumenten over de periode vanaf 10 juli 2019 tot het moment waarop dan wel tot de dag der rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, voor zover de arbeidsovereenkomst eerder mocht eindigen dan per 10 juli 2020;
- het verstrekken van de juiste loonstroken over de maanden september 2018 tot en met 10 juli 2019, zulks binnen vier dagen na betekening van dit vonnis en op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- het inschakelen van een re-integratiebureau voor het begeleiden van de re-integratie tweede spoor, zulks binnen vier dagen na betekening van dit vonnis en op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- het verstrekken van een afschrift van het personeelsdossier van werkneemster, waaronder haar arbeidscontract, alsmede tot het afgeven van al de persoonlijke eigendommen van werkneemster die in bezit zijn van werkgeefster, waaronder de diploma’s van werkneemster;
- betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en betaling van de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen.