Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOVE:2020:1547

Rechtbank Overijssel
18-03-2020
20-04-2020
8285947 EJ VERZ 20-30
Civiel recht
Beschikking

Het verzoek van de werkgever om de arbeidsovereenkomst met de werknemer te ontbinden wegens een verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 sub g BW) wordt toegewezen.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2020-0471
VAAN-AR-Updates.nl 2020-0471

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats

Zaaknummer : 8285947 EJ VERZ 20-30

Beschikking van de kantonrechter van 18 maart 2020

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TT\Beheer B.V.,

gevestigd te Zwolle,
verzoekende partij, hierna te noemen TT,

gemachtigde: mr. M.H. Doornbos,

tegen

[verweerder] ,

wonende te Meppel,

verwerende partij, hierna te noemen [verweerder] ,

gemachtigde: mr. R.L. van der Sanden

1 De procedure

1.1.

TT heeft op 24 januari 2020 een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerder] heeft een verweerschrift met tegenverzoeken ingediend.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft op 4 maart 2020 plaatsgevonden. TT is vertegenwoordigd door [A] (directeur), vergezeld door de gemachtigde. [verweerder] is ook verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, TT aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen, en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekeningen gemaakt. Voorafgaand aan de zitting heeft TT nog stukken in het geding gebracht.

2 De feiten

2.1.

TT is een onderneming die zich bezig houdt met (werktuigbouwkundige) engineering, waarvan [A] de algemeen directeur is.

2.2.

[verweerder] , thans 58 jaar oud, is op 19 oktober 2015 in dienst getreden bij TT in de functie van Business Controller. Het bruto salaris op basis van een werkweek van 24 uur bedraagt € 3.035,00 per maand exclusief vakantietoeslag. [verweerder] werkt op maandag en woensdag (thuiswerkdag) 7 uur, op donderdag 6 uur en op vrijdag (thuiswerkdag) 4 uur. Op de arbeidsovereenkomst is een niet-discretionaire bonusregeling van toepassing.

2.3.

Op de arbeidsovereenkomst is het Bedrijfsreglement II van toepassing. Daarin staat met betrekking tot overwerk:

3.5.

Vergoeding overwerk

Het kan gebeuren dat jou gevraagd wordt om tijdelijk meer uren per week te werken dan in jouw arbeidscontract is vastgelegd om deadlines te halen. Als overwerken in plaats van tijdelijk structureel (dreigt te) word(en)t, wordt van jou verwacht dat jij dit tijdig aangeeft bij jouw leidinggevende, zodat hiervoor een oplossing gezocht kan worden.

2.4.

Op 24 oktober 2019 heeft [A] tijdens een controle van de salarisbetalingen geconstateerd dat [verweerder] structureel 5 of 6 uur per week meer uitbetaald krijgt dan de overeengekomen 24 contracturen.

2.5.

Op 31 oktober 2019 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [A] en [verweerder] . Partijen verschillen van mening over de inhoud van dit gesprek.

2.6.

Op 28 november 2019 heeft [A] met [verweerder] het jaarlijkse beoordelingsgesprek gehouden. In het beoordelingsformulier, dat [verweerder] niet heeft ondertekend, is het volgende opgenomen:

(…)


Opmerkingen:
Mijn vertrouwen in jou heeft een deuk opgelopen, terwijl die voor een controller essentieel is.
Ik heb het gevoel dat je jouw taken met gemak in de 24 contracturen per week kunt doen, maar vorige maand kwam ik er achter dat je structureel 5 a 6 uur per week meer uren schrijft. Toen ik je daarop aansprak, gaf je aan dat je er op zou letten en dit zou proberen te beperken. Ik heb toen aangegeven dat het me daar niet direct om ging, maar veel meer om een verklaring waarom de extra uren nodig zijn. Tot op heden heb ik die inzage niet gekregen. Het gaat daarbij niet om een tot achter de komma gespecificeerde urenverantwoording, maar om een overzicht van de werkzaamheden.
Als je incidenteel extra uren nodig zou hebben, bijv. rondom Cicero controle of de jaarafsluiting, dan kan ik dat begrijpen, maar structureel begrijp ik niet.
Vorig jaar heb ik bij de beoordeling ook al aangegeven dat geen zicht had op de kwantiteit van je werk en daar inzage in wilde krijgen.

(…)

(…)

2.7.

Op 5 december 2019 heeft er wederom een gesprek plaatsgevonden tussen [A] en [verweerder] . Tijdens het gesprek heeft [A] [verweerder] een op 6 december 2019 gedateerde brief met als onderwerp ‘beschadigd vertrouwen’ overhandigd waarin – onder meer – het volgende staat:

(…)

Als jij een goede verklaring geeft met betrekking tot je tijdsbesteding, wil ik je de kans geven om het beschadigde vertrouwen te herstellen. Hiervoor wil ik dan de volgende afspraken met je maken:

  • -

    Vanaf heden worden er geen meeruren meer gedeclareerd zonder mijn uitdrukkelijke toestemming;

  • -

    Vanaf heden wordt er niet meer thuis gewerkt;

  • -

    Iedere maandagmorgen geef je inzage in de werkzaamheden van de komende week en een terugblik op de werkzaamheden van de voorgaande week;

  • -

    Als na verloop van tijd blijkt dat output en tijdsbesteding in balans zijn, zal bovengenoemd wekelijks ritme naar een tweewekelijks of maandelijks ritme kunnen worden teruggebracht;

(…)

2.8.

Direct na het gesprek op 5 december 2019 is [verweerder] op non-actief gesteld, hetgeen bij brief van 6 december 2019 met als onderwerp ‘non-actief stelling’ is bevestigd. Later die dag heeft [verweerder] zich ziekgemeld.

2.9.

Bij brief van 14 december 2019 heeft [verweerder] bezwaar gemaakt tegen de
non-actief stelling en heeft hij zich beschikbaar gesteld voor werk.

2.10.

Op 18 december 2019 heeft TT het computerbedrijf GBL ICT opdracht gegeven de laptop van [verweerder] te onderzoeken. Op 8 januari 2020 heeft zij aan TT een onderzoeksrapport gestuurd met daarin de volgende conclusie:

(…)
Voor een zakelijke laptop lijkt hij niet vaak gebruikt te zijn, en zeker niet veel zakelijk. De office applicaties hebben slechts een paar documenten en verzonden mails erin staan over de afgelopen maanden. Het browsegedrag van de paar dagen waarvan ik het kon zien lijken meer op privé gebruik dan zakelijk.

Ook de activiteit van de laptop wijst niet op volledige werkdagen die gemaakt zijn. De laptop is vaak ruim voor 16:30 niet meer in gebruikt.

(…)

2.11.

Bij brief van 9 januari 2020 heeft TT de conclusie van het laptoponderzoek met [verweerder] gedeeld en geschreven dat zij de afgelopen periode meermaals heeft gevraagd naar een verklaring voor de meeruren en dat [verweerder] ervoor heeft gekozen die niet te geven.

2.12.

Bij brief van 16 januari 2020 heeft [verweerder] TT meegedeeld dat hij thuis vaak met zijn eigen desktop werkte in plaats van met de zakelijke laptop.

2.13.

Bij e-mail van 29 januari 2020 heeft de gemachtigde van [verweerder] aan de gemachtigde van TT een opsomming gestuurd van werkzaamheden die
[verweerder] zou uitvoeren.

2.14.

Op 31 januari 2020 heeft tussen [A] en [verweerder] een gesprek plaatsgevonden waarin [A] heeft meegedeeld dat de lijst van werkzaamheden niet overeenkomt met de feitelijke werkzaamheden van [verweerder] . [A] heeft de lijst voorzien van commentaar en overhandigd aan [verweerder] .

3 Het geschil

3.1.

Het verzoek

3.1.1.

Ter zitting heeft TT haar primaire verzoek ingetrokken, inhoudende ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] wegens verwijtbaar handelen of nalaten in de zin van artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW (Burgerlijk Wetboek), zonder inachtneming van de geldende opzegtermijn (7:671b lid 8, onderdeel b, BW) en zonder toekenning van een transitievergoeding. TT persisteert in de subsidiair verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsrelatie in de zin van artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW.

3.1.2.

TT legt aan dit verzoek ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – een verstoorde arbeidsverhouding die zodanig is dat van haar redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ter onderbouwing daarvan heeft TT het volgende naar voren gebracht.

3.1.3.

TT heeft geconstateerd dat [verweerder] zonder overleg en toestemming structureel 5 of 6 uur per week meer uitbetaald heeft gekregen dan de overeengekomen 24 contracturen. Hierop heeft TT [verweerder] meerdere malen verzocht om inzicht in zijn tijdsbesteding te geven en hierover in gesprek te gaan. Dat leidde inhoudelijk tot niets. Pas na indiening van dit verzoekschrift en tussenkomst van zijn gemachtigde, heeft [verweerder] TT een lijst van werkzaamheden gestuurd. Na verificatie van die lijst, hetgeen onder meer heeft bestaan uit het bevragen van directe collega’s van [verweerder] en het laptoponderzoek (zie 2.10.), is TT van mening dat de in de lijst vermelde werkzaamheden niet overeenkomen met de feitelijke werkzaamheden van [verweerder] . Zo staan er op de lijst veel werkzaamheden die [verweerder] niet uitvoert en/of werkzaamheden die door andere medewerkers worden gedaan. Dat heeft bij TT het vermoeden bevestigd dat [verweerder] niet gewerkte meeruren heeft gedeclareerd. Dat is ontoelaatbaar, in het bijzonder voor [verweerder] die uit hoofde van zijn functie verantwoordelijk is voor de gehele bedrijfsadministratie en een vertrouwenspositie binnen TT inneemt. Het vertrouwen in [verweerder] is volledig weg en onherstelbaar. Volgens TT ligt herplaatsing niet in de rede.

3.1.4.

Vermeld gedrag van [verweerder] kan ook worden aangemerkt als verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW, aldus TT.

3.2.

Het verweer en de tegenverzoeken

3.2.1.

[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. [verweerder] betwist dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van TT niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.

3.2.2.

Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] :
- toekenning van de transitievergoeding van € 4.955,61;

- toekenning van een billijke vergoeding ex artikel 7:671b lid 8 BW van € 39.874,18;

- bij de ontbinding rekening te houden met de opzegtermijn van 1 maand;

- uitbetaling van de in week 46, 47 en 48 (2019) gewerkte 16,75 overuren;

- uitbetaling van de bonus over 2019;

- uitbetaling van de 203,23 verlofuren naast de in 2020 opgebouwde verlofuren.

3.2.3.

Voor zover daaraan toegekomen wordt, zal hieronder bij de beoordeling aan de orde komen wat partijen in dat kader verder hebben aangevoerd.

3.2.4.

[verweerder] heeft meer subsidiair, namelijk indien en voor zover wordt geoordeeld dat sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan zijn zijde, verzocht om toekenning van (een gedeeltelijke) transitievergoeding. Nu TT evenwel haar primaire verzoek, dat ziet op ernstige verwijtbaarheid, heeft ingetrokken, behoeft dit voorwaardelijke verzoek van [verweerder] geen bespreking.

4 De beoordeling

ontbinding

4.1.

Het gaat in deze zaak om de vraag of de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.

4.2.

TT stelt dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door TT in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.

4.3.

[verweerder] is als business controller verantwoordelijk voor de gehele bedrijfsadministratie van TT en neemt in die hoedanigheid een vertrouwenspositie in. Van hem kan en mag worden verlangd dat hij desgevraagd inzage geeft in de algemene bedrijfsadministratie en als onderdeel daarvan ook in zijn eigen tijdsbesteding. [A] constateerde op 24 oktober 2019 bij de controle van de salarisstroken dat [verweerder] meer salaris wordt uitbetaald dan zijn 24 contracturen. Het gaat dan structureel om 5 of 6 uur per week. Naar zijn zeggen heeft [A] [verweerder] al op 31 oktober 2019 daarop aangesproken. Maar dat wordt door [verweerder] bestreden. Wat hiervan ook zij, [verweerder] heeft wel bevestigd dat tijdens het beoordelingsgesprek op 28 november 2019 de gedeclareerde meeruren onderwerp van gesprek is geweest. Dat blijkt ook uit het beoordelingsformulier (zie 2.5.) waarin staat dat het vertrouwen van [A] een deuk heeft opgelopen en dat hij van [verweerder] een verklaring verlangde van de noodzaak van de gedeclareerde meeruren alsmede een urenverantwoording. Vervolgens heeft op 5 december 2019 wederom een gesprek tussen [verweerder] en [A] plaatsgevonden, waarbij ook de bestuurder [B] aanwezig was. [verweerder] heeft verklaard dat hij niet wist wat het doel van dat gesprek zou zijn, maar dat hij wel vermoedde dat het gesprek zou gaan over het herstellen van vertrouwen.

Gelet echter op inhoud van het beoordelingsformulier d.d. 28 november 2019, van de brief d.d. 6 december 2019 van [A] aan [verweerder] en de schriftelijke verklaring van bestuurslid [B] van het gesprek op 5 december 2019, acht de kantonrechter het onaannemelijk dat het [verweerder] niet duidelijk is geweest waar het in de gesprekken op 28 november en 5 december 2019 om ging, namelijk om een plausibele verklaring voor de structurele meeruren van 5 à 6 uren per week.

4.4.

[verweerder] heeft er echter voor gekozen om zonder enige plausibele verklaring pas op 29 januari 2020, derhalve reeds nadat het onderhavige verzoekschrift was ingediend, een lijst met werkzaamheden aan TT te sturen. Maar bij TT zijn gegronde twijfels blijven bestaan met betrekking tot veel van de werkzaamheden, die op die lijst van [verweerder] worden genoemd. Zo heeft TT onder meer een verklaring overgelegd van haar administrateur ( [C] ) aan wie [verweerder] leiding geeft. [C] verklaart onder meer dat juist hij degene is die vele van de door [verweerder] opgesomde werkzaamheden uitvoert. Ook het onderzoek naar de laptop voedt de indruk dat [verweerder] het niet nodig had om overuren te maken. In reactie hierop volstaat [verweerder] met een algemene opmerking dat hij wel degelijk de door hem opgesomde werkzaamheden uitvoert en dat hij daarvoor wekelijks 5-6 uren extra nodig heeft. [verweerder] stelt daarnaast dat hij veel op de achtergrond werkzaam is, hoewel hij geen stukken kan produceren waarmee hij kan aantonen wat hij precies doet en hoeveel uur hem dat kost. TT hoeft met die niet nader onderbouwde stelling geen genoegen te nemen en de kantonrechter kan zeer goed begrijpen dat bij TT wantrouwen overheerst ten aanzien van de door [verweerder] opgegeven werkzaamheden.

4.5.

Verder heeft [verweerder] gesteld dat hij in de periode voor de directiewissel in 2018 naar eigen inzicht en zonder overleg meeruren mocht declareren. Maar dat heeft TT weerlegd met een overgelegde verklaring van haar voormalige directeur. Ook dit heeft bij TT voor meer vraagtekens gezorgd in plaats van opheldering, hetgeen het wantrouwen jegens [verweerder] alsmaar sterker heeft gemaakt.

4.6.

Op een vraag van de kantonrechter waarom [verweerder] geen stukken heeft kunnen produceren met betrekking tot de werkzaamheden die hij op de achtergrond stelt te hebben gedaan, heeft [verweerder] geantwoord dat hij vanaf zijn non-actiefstelling niet meer de beschikking had over zijn laptop. Maar anderzijds heeft hij met betrekking tot het onderzoek aan de laptop verklaard dat hij meer gebruik maakte van zijn eigen desktop dan van de zakelijk laptop (zie hiervoor onder 2.12). Deze tegenstrijdigheid komt ook bij de kantonrechter de geloofwaardigheid van [verweerder] niet ten goede en draagt bij aan het oordeel van de kantonrechter dat de bij TT gerezen argwaan jegens [verweerder] gefundeerd is.

4.7.

Op grond van het voorgaande – tegen de achtergrond van hetgeen in het Reglement II onder 3.5. met betrekking tot overuren is bepaald – is genoegzaam komen vast te staan dat de arbeidsverhouding tussen partijen is verstoord, zodanig dat van TT redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Nu weliswaar [verweerder] geen afdoende uitleg en opheldering heeft kunnen geven over de gedeclareerde meeruren, is daarmee echter nog niet onomstotelijk komen vast te staan dat hij die meeruren niet heeft gewerkt en dat hij zodoende heeft gefraudeerd. Maar gelet op de intrekking van het primaire verzoek door TT, kan de vraag in het midden blijven, of [verweerder] valselijk 5 à 6 meeruren per week heeft gedeclareerd. Bij het ontbreken van een plausibele verklaring van [verweerder] over de aard en omvang van zijn werkzaamheden ligt het voor de hand dat het wantrouwen van TT jegens [verweerder] zal blijven bestaan. Gelet hierop is de kantonrechter met TT van oordeel dat een verdere vruchtbare samenwerking op basis van vertrouwen met [verweerder] niet aannemelijk is. Mede gelet op zijn positie als controller binnen het bedrijf ligt een eventuele herplaatsing van [verweerder] binnen TT niet in de rede.

4.8.

De conclusie is dat de kantonrechter het ontbindingsverzoek van TT zal toewijzen. De arbeidsovereenkomst zal met toepassing van artikel 7:671b lid 8 onderdeel a BW worden ontbonden met ingang van 1 mei 2020. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met een minimum van een maand.


transitievergoeding
4.9. Nu de arbeidsovereenkomst op verzoek van TT wordt ontbonden, zal de door [verweerder] verzochte transitievergoeding op basis van artikel 7:673 lid 1 BW worden toegekend. De hoogte van de verzochte transitievergoeding van € 4.955,61 is niet bestreden. TT zal worden veroordeeld om dat bedrag aan [verweerder] te betalen.


geen billijke vergoeding

4.10.

De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 8, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor, waarvoor de kantonrechter verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen.

4.11.

Omdat aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden, hoeft TT geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken (artikel 7:686a lid 6 BW).

meeruren

4.12.

[verweerder] verzoekt verder veroordeling van TT tot betaling van 16,75 meeruren die hij in het jaar 2019 in week 46, 47 en 48 zou hebben gewerkt. [verweerder] heeft in dit verband gesteld dat hij wekelijks een eigen administratie bijhield van de gemaakte meeruren. Ter onderbouwing daarvan heeft hij een overzicht van alle meeruren overgelegd waarop naast de weeknummers 46, 47 en 48 respectievelijk 5,25, 5,50 en 6 meeruren staan genoteerd. De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Daarbij gebruikt de kantonrechter de termen overuren en meeruren door elkaar. De kantonrechter is namelijk van oordeel dat – gelet op de formulering van art. 3.5. van het Reglement II – het verschil tussen “overuren” en “meeruren” voor de juridische beoordeling in deze zaak niet relevant is.

4.13.

Ten aanzien van overuren geldt tussen partijen hetgeen in het Reglement II onder 3.5. is bepaald (zie hiervoor onder 2.3.). Daaruit volgt dat aan werknemers (zoals [verweerder] ) gevraagd kan worden om tijdelijk meer uren per week te maken, als het werk daarom vraagt.

Het is aan [verweerder] om te stellen en bij betwisting te bewijzen dat het werk het nodig maakte om overuren te maken. Het probleem van [verweerder] in deze zaak is nu juist dat hij daar in het geheel niet in slaagt. Hij verkeerde weliswaar in de positie dat hij daar in hoge mate zelfstandig over kon beslissen, maar dat neemt niet weg dat als de werkgever uitbetaling weigert, [verweerder] daar als werknemer verantwoording over moet kunnen afleggen. Ondanks dat TT tijdens de mondelinge behandeling heeft betwist dat [verweerder] in de weken 46, 47 en 48 overuren heeft gemaakt en dat deze nodig waren, heeft hij daaraan geen verdere onderbouwing gegeven. Om die reden zal de kantonrechter het verzoek met betrekking tot de uitbetaling van de meeruren afwijzen.

Verlofuren
4.14. [verweerder] heeft verzocht om uitbetaling van 203,23 verlofuren over 2019 te vermeerderen met de verlofuren over 2020.

4.15.

TT heeft aangevoerd dat [verweerder] het aantal van 203,23 verlofuren mede heeft berekend over de 16,75 die hij in 2019 ten onrechte als meeruren heeft opgevoerd. Volgens TT heeft [verweerder] recht op maximaal 186,48 opgebouwde verlofuren. Als nog verder wordt teruggekeken zou het aantal verlofuren nog verder naar beneden moeten worden bijgesteld. Voorts moeten volgens TT nog 11 uren in mindering worden gebracht, die rondom de Kerstdagen collectief waren opgenomen. Volgens TT resteert dan nog een aantal van 175,48 verlofuren.

4.16.

De kantonrechter is van oordeel dat TT gelijk heeft waar zij stelt dat bij de berekening van de verlofuren over 2019 de 16,75 meeruren buiten beschouwing moeten blijven. Voorts heeft [verweerder] niet weersproken dat er rond de Kerst sprake is geweest van 11 uren collectief opgenomen verlofuren. De kantonrechter zal daarom over 2019 uitgaan van 175,48 verlofuren.
[verweerder] kan daarnaast nog aanspraak maken op uitbetaling van de opgebouwde overuren over 2020. Dat [verweerder] in de eerst 3 maanden van 2020 vrijgesteld is van werkzaamheden, brengt niet mee dat hij dan geen verlofuren opbouwt. Hij heeft zich in die tijd immers wel beschikbaar moeten houden voor arbeid, voor het geval TT een beroep op hem zou doen. Van opgenomen verlof is dan ook geen sprake geweest.

Onverschuldigde betaling en verrekening

4.17.

TT heeft een beroep gedaan op verrekening van de bedragen waarop [verweerder] jegens TT nog aanspraak kan maken met de bedragen die TT jarenlang ten onrechte aan [verweerder] heeft betaald. Over 2019 becijfert TT het bedrag dat zij ten onrechte aan loonkosten voor [verweerder] heeft gemaakt op een bedrag van € 11.015,23. Daarvan moet een deel nog worden voldaan, zodat (inclusief sociale premies) een bedrag van € 9.006,70 als onverschuldigd betaald resteert.

4.18.

[verweerder] heeft betwist dat TT onverschuldigd heeft betaald en aangevoerd dat hij de gedeclareerde overuren wel degelijk heeft gewerkt.

4.19.

De kantonrechter overweegt dat het op de weg van TT ligt om te stellen en – bij betwisting – te bewijzen dat zij onverschuldigd loonkosten aan [verweerder] heeft betaald. TT onderbouwt haar stelling dat [verweerder] de uitbetaalde overuren niet daadwerkelijk heeft gemaakt slechts met het feit dat [verweerder] die werkzaamheden niet op een geloofwaardige manier kan verantwoorden. Zoals hiervoor al overwogen, betekent het feit dat [verweerder] voor de structurele meeruren van 5 à 6 uren per week geen betrouwbare uitleg kan geven nog niet dat daarmee onomstotelijk vaststaat dat hij die overuren in het geheel niet heeft gemaakt.

Nu TT de gedeclareerde meeruren in het verleden steeds heeft geaccepteerd en uitbetaald, dient zij nu met meer feiten en omstandigheden te onderbouwen dat [verweerder] die meeruren in het geheel niet heeft gemaakt. Dit geldt te meer omdat dit in feite zou betekenen dat [verweerder] zich aan strafbare feiten zou hebben bezondigd.

Uit artikel 6:136 BW volgt dat voor een beroep op verrekening nodig is dat de tegenvordering van TT op eenvoudige wijze is vast te stellen. Uit het voorgaande volgt dat dat met de tegenvordering van TT op grond van onverschuldigde betaling niet het geval is. Om die reden zal het beroep op verrekening niet worden gehonoreerd.


bonus 2019
4.20. Nu TT, gelet op het voorgaande, geen andere feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht waarom zij vindt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [verweerder] aanspraak maakt op de bonus over 2019, wordt dit verweer eveneens verworpen. Dit betekent dat TT gehouden is de bonus aan [verweerder] te betalen. Voor de hoogte daarvan wordt verwezen naar de berekening van TT in haar spreekaantekeningen, die [verweerder] niet heeft weersproken. Derhalve is toewijsbaar € 758,75 bruto, zijnde een kwart maandsalaris.

proceskosten

4.21.

Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1.

ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2020;

5.2.

veroordeelt TT om aan [verweerder] te betalen:

- de transitievergoeding van € 4.955,61 bruto;

- de bonus over 2019 van € 758,75 bruto;
- het bruto bedrag gelijk aan 175,48 verlofuren, naast de in 2020 opgebouwde verlofuren;

5.3.

bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.4.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. E. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2020.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.