4.4.2.
Ten aanzien van feit 2
Als feit 2 wordt verdachte verweten dat zij schuld heeft aan de dood van [slachtoffer] in de zin van artikel 307, lid 1 Sr, doordat de betonpompwagen van verdachte, die was opgesteld op een natuurlijke ondergrond (1) zonder dat navraag was gedaan naar, of een berekening was gemaakt of gevraagd van, het draagvermogen of de toegestane bodemdruk van die ondergrond en/of (2) zonder dat de betonpompwagen met voor die ondergrond geschikt materiaal was ondersteund, waardoor die betonpompwagen is weggezakt, ten gevolge waarvan [slachtoffer] dodelijk is getroffen door de distributiemast.
De rechtbank overweegt dat evident is dat [slachtoffer] niet is komen te overlijden doordat geen navraag was gedaan naar, of een berekening was gemaakt of gevraagd van, het draagvermogen of de toegestane bodemdruk van de ondergrond waarop de betonpompwagen was opgesteld. Reeds omdat er tussen het intreden van de dood en deze eerste ten laste gelegde feitelijke gedraging op zichzelf geen oorzakelijk verband kan bestaan, zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de tweede ten laste gelegde gedraging blijkt uit het dossier dat in de bedieningshandleiding over het plaatsen van de betonpompwagen is opgenomen: ‘levensgevaar voor de operator en de personen in zijn omgeving. Machine’s op geschikte ondergrond ondersteunen! (..) Informeer u over het draagvermogen van de ondergrond (toegestane bodemdruk kN/m2). Wanneer het draagvermogen niet bekend is, dient u steeds van de meest ongunstige situatie uit te gaan’.3 Daarnaast wordt in een tabel vermeld voor welke ondergrond de standaard onderlegplaten wel en niet geschikt zijn. Uit die tabel blijkt dat de standaard onderlegplaten ongeschikt zijn voor een natuurlijke ondergrond.4 Dezelfde tabel is ook aangebracht op de betonpompwagen.5
In de bedieningshandeling wordt verder aangegeven dat het Veiligheidshandboek in acht moet worden genomen.6 In het ‘Veiligheidshandboek voor pomp- en distributiemachines voor beton’ is opgenomen ‘stel u op de hoogte van de draagkracht van de ondergrond (..) Ga bij onbekende draagkracht van de ongunstigste situatie uit’.7
De bedieningshandleiding was aanwezig in de cabine van de betonpompwagen8 en is een integraal onderdeel van de betonpompwagen.9 Over de bedieningshandleiding is door [getuige 1] verklaard ‘mijn baas heeft mij niet verteld dat ik dit boek moest lezen’.10 [getuige 2] heeft verklaard dat hij de bedieningshandleiding wel heeft gezien maar niet heeft gelezen.11 De vertegenwoordiger van [verdacht bedrijf] heeft verklaard dat het inderdaad niet gebruikelijk is binnen het bedrijf dat de bedieningshandleiding tevoren door de bedienaars wordt gelezen. Lezing ervan wordt door de bedrijfsleiding niet gestimuleerd of voorgeschreven.12
Tijdens de opleiding Machinist Mobiele Betonpomp van [opleidingscentrum] – die door alle betonpompmachinisten van verdachte wordt gevolgd13 – komt ook aan de orde dat de betonpompmachinist de draagkracht van de ondergrond moet controleren, dat de bodemdruk bekend moet zijn bij de aannemer/bouwmaatschappij en dat deze anders berekend moet worden door de machinist, dat de verantwoordelijkheid voor een veilige opstelling bij de machinist ligt en dat de machinist de opstelplaats moet controleren en afwijzen wanneer er uit veiligheid-technisch oogpunt twijfels bestaan.14
Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat hij de ondergrond visueel heeft beoordeeld – zoals altijd – en geen berekening heeft gezien of gevraagd over de ondergrond.15 Ook [getuige 2] heeft verklaard dat de ondergrond visueel wordt beoordeeld.16 [verdacht bedrijf] heeft verklaard dat – tenzij wordt gewerkt in veengebied – door medewerkers van verdachte altijd visueel wordt beoordeeld of de standaard onderlegplaten geschikt zijn voor de ondergrond.17 Wanneer de betonpompwagen bij toenemende druk tijdens het werk langzaam begint te verzakken neemt de betonpompmachinist maatregelen.18 Dan worden bijvoorbeeld dragline-schotten als ondersteuning gebruikt.19 De bedieningshandleiding van de betonpompwagen gaat uit van het meest voorzichtige scenario, aldus [verdacht bedrijf] , en in de praktijk is die meest voorzichtige opstelling niet nodig. Ook als de bedieningshandleiding [verdacht bedrijf] bekend was geweest, zou [verdacht bedrijf] niet van de betonpompmachinist hebben gevraagd om de machine te ondersteunen conform de in de bedieningshandleiding opgenomen instructie.
Verder is door [getuige 2] verklaard dat hij de betonpompwagen op dezelfde wijze als [getuige 1] zou hebben geplaatst.20 [getuige 3] , hoofd-betonpompenspecialist van verdachte die na het ongeval ter plaatse kwam, heeft verklaard: ‘ik had de betonpompwagen net zo geplaatst als [getuige 2] en [getuige 1] hadden gedaan. Als ik hier zou moeten storten zou ik geen info aan de boer vragen over de ondergrond’.21 Ook [getuige 4] , kwaliteitsmanager van verdachte, heeft verklaard dat hij de tabel uit de gebruikshandleiding niet kent en dat ook door hem altijd visueel wordt beoordeeld of de maximale bodemdruk van de machine groter is dan de toegestane bodemdruk.22
Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt dat verdachte zich heeft gespecialiseerd in specifieke werkzaamheden in de bouw. Zij heeft daarmee sinds 1992 ervaring en levert daarvoor speciaal, zwaar materieel met de daarbij horende gespecialiseerde medewerkers. Gezien haar expertise dient verdachte als specialist op het gebied van betonstorten te worden aangemerkt, en is zij verantwoordelijk voor het veilig functioneren van de betonpompwagen. Civielrechtelijke uitsluitingen in overeenkomsten en in de algemene voorwaarden en vermeldingen op een eigen website zijn in een strafrechtelijk kader niet van doorslaggevende betekenis.
Op grond van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kunnen strafbare feiten worden begaan door een rechtspersoon. Hiertoe is van belang of de verboden gedraging in redelijkheid aan de rechtspersoon kan worden toegerekend. Het antwoord op deze vraag hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn wanneer zich een of meer van de hierna volgende omstandigheden voordoen, zo bepaalde de Hoge Raad in het Drijfmest-arrest (HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7938):
-
het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit andere hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
-
de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon;
-
de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf;
-
de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard. Onder aanvaarden is mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kan worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
Uit voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat de betonpompwagenmachinist conform de werkwijze van verdachte heeft gewerkt, waarbij visueel wordt beoordeeld of het ondersteuningsmateriaal geschikt is voor de ondergrond. [directeur verdacht bedrijf] heeft ter zitting verklaard dat deze werkwijze ‘in de branche’ gebruikelijk en dat verdachte deze werkwijze ook na het ongeval nog steeds hanteert. Verder is komen vast te staan dat door medewerkers van verdachte geen navraag is gedaan naar de bodemdruk, er geen berekening is uitgevoerd en dat de gebruikshandleiding van de betonpompwagen niet is gelezen. Ten tijde van het ongeval was de betonpompwagen geplaatst op een natuurlijke ondergrond. Daarbij werd het standaard ondersteuningsmateriaal gebruikt, terwijl uit de gebruikshandleiding en de op de betonpompwagen aangebrachte tabel blijkt dat het standaard ondersteuningsmateriaal ongeschikt is voor een natuurlijke ondergrond en dat bij het gebruik van verkeerd ondersteuningsmateriaal levensgevaar voor personen ontstaat. Uit het Veiligheidshandboek en hetgeen tijdens de opleiding Machinist Mobiele Betonpompwagen van [opleidingscentrum] naar voren komt, blijkt dat de betonpompwagenmachinist het draagvermogen van de ondergrond moet weten en anders moet uitgaan van de meest ongunstige situatie. Met het gebruik van het standaard ondersteuningsmateriaal is, anders dan voorgeschreven in bedieningshandleiding, veiligheidshandboek en het geleerde tijdens de opleiding, niet uitgegaan van de meest ongunstige situatie.
De rechtbank constateert dat met de werkwijze van verdachte veiligheidsnormen werden geschonden waarvan verdachte zich bewust had kunnen en moeten zijn gelet op de gebruikershandleiding, de op de betonpompwagen aangebrachte tabel, het veiligheidshandboek en hetgeen tijdens de opleiding Machinist Mobiele Betonpomp van [opleidingscentrum] wordt onderwezen. Daarbij kent de rechtbank gewicht toe aan het feit dat verdachte als specialist op het gebied van betonstorten dient te worden aangemerkt.
De rechtbank stelt vast dat de verboden gedraging onderdeel is van de vaste werkwijze van verdachte. Met het negeren van de door de fabrikant, het veiligheidshandboek en het opleidingsinstituut voorgeschreven en onderwezen veiligheidsnormen heeft verdachte bewust het risico aanvaard dat de standaard ondersteuningsplaten onvoldoende waarborg zouden zijn voor een stabiele en veilige plaatsing van de betonpompwagen. De vraag of het breken van de gebruikte stempelplaten al dan niet voorzienbaar was, is tegen die achtergrond niet meer van belang. Met de ondersteuning van de gebruikte meegeleverde standaard stempelplaten had in de gegeven situatie immers niet mogen worden volstaan. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat, anders dan de verdediging heeft aangevoerd, uit de specificaties van de standaard bijgeleverde kunststofplaten niet volgt dat deze onbreekbaar zijn. Uit de specificaties volgt enkel dat bij een slagvastheidstest geen breuk is opgetreden, maar dat is onvoldoende om te concluderen dat de kunststofplaten onbreekbaar zijn. Datzelfde geldt overigens voor de nadien door [verdacht bedrijf] gebruikte kunststofplaten afkomstig van een andere leverancier.
Door de vertegenwoordiger van [verdacht bedrijf] is nog verklaard dat een betonpompwagen in de praktijk regelmatig verzakt.23 Dat gebeurt in de regel geleidelijk. Dan verplaatst de betonpompwagenmachinist bijvoorbeeld de betonpompwagen, stelt de hydraulische steunen bij, of gebruikt ander ondersteuningsmateriaal. Een mogelijkheid tot corrigeren lijkt de betonpompwagenmachinist in deze zaak niet te hebben gehad: een deel van het ondersteuningsmateriaal is gebroken en één van de stempelpoten is van het ene op het andere moment 75 centimeter weggezakt. De vaste praktijk van verdachte bij het opstellen van de betonpompwagens, inhoudende dat de betonpompwagen wordt opgesteld en dat tijdens het storten goed in de gaten wordt gehouden of de betonpompwagen verzakt, biedt onvoldoende bescherming tegen een plotselinge verzakking, door breuk of anderszins, zoals zich hier heeft voorgedaan.
Met de door verdachte gehanteerde werkwijze heeft zij [slachtoffer] blootgesteld aan gevaren en risico’s, die hem fataal zijn geworden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door willens en wetens stelselmatig de door de fabrikant, het veiligheidshandboek en het opleidingsinstituut voorgeschreven en onderwezen veiligheidsnormen te negeren, aanmerkelijk onvoorzichtig, onzorgvuldig en nalatig gehandeld. Het negeren van deze veiligheidsnormen is immers niet geschied op grond van gedegen (wetenschappelijk) onderzoek naar de veiligheid van de door verdachte gehanteerde werkwijze, maar op grond van de gedachte dat “de praktijk nu eenmaal anders is dan de theorie” en de gedachte dat “er altijd zo gewerkt is en er zelden of nooit ernstige ongelukken zijn gebeurd”. Op basis van dergelijke niet onderbouwde en weinig zeggende aannames, kan en mag een professioneel bedrijf als dat van verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen door de fabrikant, voorgeschreven veiligheidsnormen negeren. De stelling van verdachte dat iedereen in de branche op deze manier werkt, indien en voor zover deze stelling al juist zou zijn, maakt dit niet anders. Wat voor verdachte geldt, geldt evenzeer voor alle andere branchegenoten die mogelijkerwijs op eenzelfde manier werken. De dood van [slachtoffer] had bij het aanhouden van de voorgeschreven veiligheidsnormen voorkomen kunnen worden en kan, gelet op het vorenstaande, redelijkerwijs aan verdachte worden toegerekend, nu zij heeft verzuimd datgene te doen wat vanuit haar zorgplicht als gespecialiseerd en professioneel betonpompenbedrijf van haar mocht worden verlangd.