RECHTBANK OVERIJSSEL
Registratienummer: Awb 20/1196
Beslissing van de geheimhoudingskamer ingevolge artikel 8:29, derde lid, Algemene wet bestuursrecht op het verzoek om geheimhouding in het geschil tussen
[eiser]
en [eiseres]
eiser en eiseres, verder aangeduid als eisers,
beiden wonende te Giethoorn,
gemachtigde: mr. A. Kwint-Ocelikova,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland, verweerder,
gemachtigde: P. Kleine.
1 Procesverloop
Op 22 juni 2020 is namens eisers beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van
12 mei 2020, waarbij verweerder de door eiseres ingediende bezwaren tegen het besluit
van 16 oktober 2019 betreffende een last onder dwangsom is opgelegd, ongegrond heeft verklaard.
Bij brief van 22 juli 2020 heeft verweerder de op het beroep betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden.
Verweerder heeft daarbij aangegeven dat er in deze procedure twee derde belanghebbenden zijn waaronder R. Sloof. Verweerder heeft aangegeven dat de andere belanghebbende anoniem wenst te blijven en dat diens gegevens zijn opgenomen in de envelop met opschrift “geheimhouding artikel 8:29 Awb”.
Verweerder heeft met een beroep op het bepaalde in artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht dat alleen de rechtbank van deze gegevens kennis mag nemen.
Desgevraagd heeft de gemachtigde van verweerder gewezen op de volgende passage uit het zich onder de gedingstukken bevindende verweerschrift:
“Op 20 juli 2019, ingeboekt op 20 augustus 2019 en toen ook aangemerkt als een verzoek om handhaving in het zaaksysteem, is vervolgens een (nieuw) verzoek om handhaving ingediend tegen de Bed & Breakfast activiteiten in gebouw 2. De bij de gemeente bekende verzoeker om handhaving vraagt om geheimhouding. Volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag men ook daarom vragen en moet zo een verzoek worden ingewilligd.”
In aanvulling hierop heeft de gemachtigde van verweerder gewezen op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) van 19 december 2012, gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:RVS:2012:BY6703 en daarvan rechtsoverweging 4.1 welke rechtsoverweging als volgt luidt:
“4.1. Dat betoog faalt. De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennisgenomen van het verzoek. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat openbaarmaking ervan tot een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de klagers zou leiden. Dit geldt ook, indien dat geanonimiseerd zou gebeuren. In het verzoek zijn persoonlijke ervaringen van de klagers vermeld en de hierin gegeven informatie is eenvoudig tot hun identiteit te herleiden.
De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van de klagers bij eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer zwaarder moet wegen dan het algemeen belang bij gehele of geanonimiseerde openbaarmaking. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat de klagers hebben verzocht het verzoek niet openbaar te maken, omdat zij steeds worden lastiggevallen en zij erop moeten kunnen vertrouwen dat hun anonimiteit bij het doen van meldingen gewaarborgd blijft, als daarvoor aanleiding bestaat. Doordat het college voorts wel een samenvatting van het verzoek heeft gepubliceerd, is het belang van openbaarheid zo veel mogelijk gediend. Aan de omstandigheid dat [appellant], naar hij stelt, met de identiteit van de klagers bekend is,
heeft de rechtbank terecht niet de betekenis gehecht die hij daaraan gehecht wilde zien,
reeds omdat openbaarmaking bekendmaking aan een ieder behelst en niet slechts aan hem.”
De gemachtigde van verweerder heeft ook nog opgemerkt dat de rechtsvraag wel of niet openbaar maken van naam, adres, woonplaats van de verzoeker om handhaving ook is beoordeeld door de rechtbank Overijssel in de procedure met nummer ZWO 19/512 WOB.
Tenslotte heeft de gemachtigde van verweerder meegedeeld dat het verzoek om geheimhouding door degene die (ook) om handhaving heeft verzocht, als volgt is gedefinieerd: “Dank voor uw reactie en terugkoppeling. Bezwaarschrift graag anonimiseren.”
3 Beslissing
De rechtbank bepaalt dat beperking van de kennisneming van het ingediende verzoek om handhaving niet gerechtvaardigd is te achten en stelt verweerder in de gelegenheid binnen veertien dagen aan de rechtbank mee te delen of zij er mee kan instemmen dat het volledige handhavingsverzoek met vermelding van naam, adres en woonplaats van degene die om handhaving heeft verzocht, alsnog aan de overige stukken wordt toegevoegd en daarmee ter kennis voor eisers worden gesteld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van C. Kuiper,
als griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
Een rechtsmiddel tegen deze beslissing kan eerst tegelijk met een rechtsmiddel tegen de uitspraak worden aangewend.