RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 08.118375-20 (P)
Datum vonnis: 15 september 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte]
,
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ( [land] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans verblijvende in de P.I. Grave te Grave.
1 Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 juli 2020 en 8 september 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink-Grolman en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. U. Yildirim, advocaat te Zwolle, alsmede namens de benadeelde partij [benadeelde] , door
mr. W.J.P. Suringar naar voren is gebracht.
2 De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 29 april 2020 in Radewijk [benadeelde] heeft verkracht.
Voluit luidt de tenlastelegging – na de nadere omschrijving op 8 september 2020 - aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 29 april 2020 te Radewijk, gemeente Hardenberg,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
- het vastpakken van (nagenoemde [benadeelde] ) haar arm en/of haar de bosjes in te trekken en/of haar mee te nemen naar een afgelegen, niet voor het publiek zichtbare, plek en/of
- gebruik te maken van zijn fysieke en/of mentale overwicht en/of
- het negeren van mededelingen/signalen dat hij, verdachte, zijn handelingen moest staken en/of
- voorbij te gaan aan de door haar geuite/signalen uitspraken dat zij nagenoemde handelingen niet wilde ondergaan,
[benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] ,
te weten het
- brengen/drukken van zijn penis in haar vagina en/of
- betasten van haar borst(en) en/of
- likken van haar tepel/borst.
De rechtbank leest de tenlastelegging verbeterd in zoverre dat er sprake is van het vastpakken van [benadeelde] , in plaats van het vastpakken van [benadeelde] , zoals ten laste was gelegd. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging en de officier niet in de vervolging geschaad.
5 De schade van benadeelden
[benadeelde] , vertegenwoordigd door haar ouders [getuige 3] en [getuige 4] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij heeft zich laten bijstaan door mr. W.J.P. Suringar. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, wegens immateriële schade.
Nu verdachte van het ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken en aan hem geen straf of maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
6 De beslissing
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden;
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Peterzon, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. J. Mulder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van den Ham-Pool, griffier, en is bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 15 september 2020.
Buiten staat
Mr. Mulder is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.