Kredietovereenkomst. Ambtshalve toetsing. Niet voldaan aan de wettelijke precontractuele informatieverplichting van artikel 7:60 BW. Onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat het Europees standaardinformatieformulier geruime tijd voor het sluiten van de overeenkomst is verstrekt aan de gedaagde partij. Tussenvonnis.
- de akte uitlating na tussenvonnis van Credivance.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De verdere beoordeling
2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen in voormeld vonnis is overwogen en beslist.
2.2.
Bij tussenvonnis van 10 december 2019 heeft de kantonrechter Credivance in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag op welke datum het Europees standaardformulier (hierna het formulier) aan [gedaagde] is verstrekt en of dit is te kwalificeren als ‘geruime tijd’ voordat [gedaagde] gebonden was aan de overeenkomst.
2.3.
Bij akte heeft Credivance gesteld dat niet te zien is op welke datum het formulier is verstrekt aan [gedaagde] , maar dat zij altijd een termijn van 30 dagen hanteert voor haar kredietaanbod. Uit het formulier blijkt dat de geldigheid van het kredietaanbod loopt tot en met 20 februari 2016, zodat zij vermoedt dat het formulier is verstrekt op 20 januari 2016. Credivance heeft verder gesteld dat de kredietovereenkomst weliswaar is gedateerd op 21 januari 2016, maar dat de ondertekening van het document feitelijk veelal later plaatsvindt. Het krediet is namelijk door [gedaagde] opgenomen op 29 januari 2016. Volgens Credivance heeft zij [gedaagde] voldoende tijd gegund om het kredietaanbod te bekijken, voordat hij moest kiezen of hij dit aanbod al dan niet wilde accepteren. Verder heeft Credicance gesteld dat het haar niet kan worden tegengeworpen als [gedaagde] kort na het verstrekken van het formulier de overeenkomst heeft ondertekend.
Wettelijke informatieverplichting van artikel 7:60 BW.
2.4.
Zoals reeds uitvoerig is overwogen in het tussenvonnis van 24 september 2019 dient de kredietnemer geruime tijd voordat hij gebonden is aan de kredietovereenkomst te worden geïnformeerd over de voorwaarden van de kredietovereenkomst. De vraag is of Credivance hieraan heeft voldaan door het overhandigen van het Europees standaardinformatieformulier één dag voor het sluiten van de kredietovereenkomst.
2.5.
Voor de beoordeling van de vraag of het formulier tijdig is verstrekt dient de kantonrechter alle omstandigheden van het geval mee te wegen. Het is echter aan Credivance om deze omstandigheden aan te voeren. De enige omstandigheden die Credivance heeft aangevoerd over de totstandkoming van de overeenkomst zijn de volgende: het formulier is verstrekt en dat dit waarschijnlijk is gebeurd op 20 januari 2016, de overeenkomst is opgesteld op 21 januari 2016, maar feitelijk later ondertekend.
2.6.
Credivance heeft niet gesteld hoe de overeenkomst tot stand is gekomen. Uit de overeenkomst blijkt dat deze is ondertekend door [gedaagde] te [plaats] op 21 januari 2016. Nu de bemiddelaar bij de overeenkomst, De Hypotheker, is gevestigd te [plaats] , acht de kantonrechter het waarschijnlijk dat [gedaagde] de overeenkomst op het kantoor van deze bemiddelaar heeft getekend. De kantonrechter begrijpt de stelling van Credivance dat de overeenkomst feitelijk later dan 21 januari 2016 is getekend niet, omdat een en ander duidelijk blijkt uit de overeenkomst. [gedaagde] heeft tevens een paraaf gezet op de Voorwaarden Doorlopend Krediet en op het formulier.
2.7.
Credivance heeft gesteld dat het formulier waarschijnlijk op 20 januari 2016 is verstrekt, maar zij heeft nagelaten te stellen hoe dit feitelijk heeft plaatsgevonden. Is het formulier verstuurd per post? Zo ja, dan zou [gedaagde] dit formulier hoogstwaarschijnlijk nog niet hebben ontvangen en ingezien, laat staan daarmee andere leningen hebben kunnen vergelijken, voordat hij de kredietovereenkomst op 21 januari 2016 aanging. Als het formulier aan [gedaagde] ter plekke is gegeven, hoe is dit dan gegaan? Het is ook denkbaar dat het formulier aan [gedaagde] is verstrekt op het moment dat hij de kredietovereenkomst op kantoor van de bemiddelaar heeft getekend. Zo zijn er veel onduidelijkheden en is niet komen vast te staan hoe en wanneer Credivance het formulier heeft verstrekt. Derhalve kan de kantonrechter niet komen tot een oordeel dat dit formulier tijdig is verstrekt. Credivance heeft een zorgplicht ten opzichte van [gedaagde] die ook inhoudt dat Credivance [gedaagde] werkelijk voldoende in de gelegenheid stelt om een en ander rustig uit te zoeken. De kantonrechter is van oordeel dat Credivance onvoldoende heeft aangetoond dat zij hieraan heeft voldaan. Uiteraard kan het voorkomen dat Credivance de gelegenheid biedt om de kredietovereenkomst en het formulier thuis rustig te bekijken, maar dat de consument zich voldoende geïnformeerd acht en wenst de overeenkomst direct te tekenen. In dat geval ligt het echter op de weg van Credivance om voldoende te stellen en aan te tonen dat zij de consument wel gelegenheid heeft geboden om de voorwaarden rustig te bekijken.
Vernietiging en de gevolgen.
2.8.
Dit alles brengt met zich dat de kantonrechter de kredietovereenkomst vernietigt, omdat Credivance niet heeft voldaan aan haar wettelijke informatieverplichtingen als bedoeld in artikel 7:60 BW en dat [gedaagde] het geleende geld moet terugbetalen zonder rentevergoeding. Credivance moet de betaalde rente door [gedaagde] in het kader van de kredietovereenkomst terugbetalen. Credivance wordt in de gelegenheid gesteld een berekening over te leggen waaruit een en ander blijkt.
2.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3 Beslissing
De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 25 februari 2020, waarop Credivance zich schriftelijk kan uitlaten over hetgeen is overwogen onder 2.8.,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2020. (SK)
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: