2 De tenlastelegging
De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 22 december 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke (verlengde) invoer van 1195 kilogram heroïne en/of morfine en/of het opzettelijk verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben hiervan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2020 tot en met 16 september 2020, te Honselersdijk, althans (elders) in Nederland, en/of in het Verenigd Koninkrijk en/of België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
-opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en/of
-opzettelijk heeft verwerkt, en/of afgeleverd, en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
-opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1195 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of morfine en/althans een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde heroïne en/of morfine een middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
9 De beslissing
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd voor de duur van 3 jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 240 uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. D. ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2021.