RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9128193 \ EJ VERZ 21-143
Beschikking van de kantonrechter van 30 juni 2021
de besloten vennootschap HOMETEAM B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Steenwijk,
verzoekende partij, hierna te noemen Hometeam,
gemachtigde: mr. H.P. de Lange,
[verweerder]
,
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij, hierna te noemen [verweerder],
gemachtigde: mr. B. Kingma.
4 De beoordeling
van het verzoek
4.1.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden.
4.2.
Gesteld noch gebleken is dat een opzegverbod van toepassing is.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door de werkgever naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, sub h BW. De kantonrechter is namelijk van oordeel, dat hier sprake is van omstandigheden die zodanig zijn dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.5.
Onbestreden is dat [verweerder] door de aanstelling als (titulair) directeur bedrijfsvoering binnen Hometeam een uitzonderlijke positie heeft gekregen. Naast de directeur-bestuurder was zij de enige die de titel “directeur” voerde, een functie vervulde op functieniveau O en een salaris verdiende in dezelfde schaal als die van de directeur-bestuurder. De functie van Directeur Bedrijfsvoering is speciaal voor de benoeming van [verweerder] in het functiehuis van Hometeam opgenomen. En zowel volgens de eigen stellingen van [verweerder] , als volgens de omschrijvingen in de directiebeoordelingen, die in het kader van de ISO-certificering werden opgesteld, was er de facto sprake van een tweehoofdige directie, bestaande uit [A] als directeur-bestuurder en [verweerder] als mede-directielid.
4.6.
Eveneens is onbestreden dat de aandeelhouder niet op de hoogte is gesteld van de aanstelling van [verweerder] in de functie van directeur bedrijfsvoering en dat dat in strijd is met artikel 14 van de statuten van Hometeam. In die statuten wordt namelijk in art. 1.1. onder “Directeur” verstaan: een bestuurder van de vennootschap in de zin van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en wordt onder “Directie” verstaan: het bestuur van de vennootschap, in de zin van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Verder is in die statuten bepaald:
14.1
De vennootschap wordt bestuurd door een Directie die uit één of meer Directeuren bestaat. Het aantal Directeuren wordt vastgesteld door de Algemene Vergadering.
14.2
Directeuren worden benoemd door de Algemene Vergadering. Indien er meer Directeuren zijn, kan de Algemene Vergadering één of meer van hen benoemen tot Algemeen Directeur (hierna aan te duiden met de
“Algemeen Directeur”)
of bij de benoeming aan een Directeur een titel meegeven die bijvoorbeeld beschrijving geeft van de aan die Directeur toegekende taak.
14.3
De Algemene Vergadering stelt de beloning en de verdere arbeidsvoorwaarden van iedere Directeur en van de in artikel 15 lid 3 bedoelde persoon vast.
Door de aandeelhouder niet te betrekken bij de besluitvorming over de aanstelling van [verweerder] tot Directeur Bedrijfsvoering, heeft de aandeelhouder in strijd met de statuten geen zeggenschap gehad over het aantal directeuren, de aan de directeur mee te geven titel en de vaststelling van de beloning en de verdere arbeidsvoorwaarden van [verweerder] als (titulair) directeur. Weliswaar was [verweerder] ook niet daadwerkelijk “directeur” in de zin van deze statuten, omdat zij immers geen bestuurder was, maar door haar te afficheren als mede-directielid, was er een directie gecreëerd die niet in overeenstemming was met de statuten. Dat te doen zonder de aandeelhouder daarin te kennen is op z’n minst genomen opmerkelijk, maar komt ook op gespannen voet met het Directiestatuut. Het Directiestatuut is namelijk een regeling tussen de directie van Hometeam en de directie van de aandeelhouder, waarin de taken en onderlinge bevoegdheden tussen beide directies worden verdeeld en geformaliseerd. In artikel 6.3. van dit Directiestatuut is bepaald:
De directie van Hometeam voert het arbeidsvoorwaardenbeleid uit conform de cao Woondiensten. De directie legt eventuele voorstellen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en personeelsbeleid ter goedkeuring voor aan de Algemene Vergadering van Aandeelhouders. Hometeam heeft [verweerder] in 2018 aangesteld in een op dat moment bij Hometeam nog niet bestaande functie tegen een op dat moment bij Hometeam, behoudens bij de directeur-bestuurder, ongekend salarisniveau. Het creëren van een nieuwe functie met zo’n salarisschaal is een ingreep in het personeelsbeleid en de arbeidsvoorwaarden die volgens het Directiestatuut ter goedkeuring aan de aandeelhouder had moeten worden voorgelegd.
4.7.
Enerzijds valt er wel iets te zeggen voor het standpunt van [verweerder] dat het haar niet euvel te duiden valt, dat de aandeelhouder niet was geïnformeerd, omdat dat de verantwoordelijkheid was van [A] , die immers directeur-bestuurder was en haar in de functie van Directeur Bedrijfsvoering heeft aangesteld en bovendien in de takenverdeling tussen hem en [verweerder] de contacten met de aandeelhouder in zijn portefeuille had. Ontegenzeglijk was het als directeur-bestuurder in de eerste plaats diens verantwoordelijkheid. Anderzijds is [verweerder] in 2014 binnengekomen als P&O-adviseur, is zij altijd personeelszaken blijven doen, en had zij in de tweehoofdige directie P&O in haar portefeuille. Gelet op die verantwoordelijkheid en de positie die zij, naar haar eigen zeggen, naast [A] in de organisatie was gaan innemen, geeft het geen pas om zich, voor wat betreft de contacten met en de verhouding tot de aandeelhouder, nu achter [A] te verschuilen. Temeer waar het [verweerder] kennelijk bekend was dat [A] in personeelszaken niet zo zorgvuldig opereerde1 en dat de zorgvuldigheid van [verweerder] hierin juist van toegevoegde waarde was, had [verweerder] bij haar aanstelling tot directeur haar ogen niet van de gang van zaken mogen afwenden.
4.8.
Ook gaat de kantonrechter voorbij aan de stellingen van [verweerder] dat de aandeelhouder van de nieuwe directiefunctie op de hoogte had kunnen zijn (1) omdat het te lezen viel in de directiebeoordelingen, die in het kader van de ISO-certificering werden opgesteld, (2) omdat [verweerder] haar e-mails met “directie” onderschreef en (3) omdat [verweerder] tijdens de eerste ziekteperiode van [A] het bedrijf van Hometeam draaiende had gehouden. Weliswaar kan het [A] en [verweerder] worden nagegeven, dat zij niet in het geheim hebben geopereerd, dat neemt niet weg dat de aandeelhouder niet reeds voorafgaande aan de besluitvorming over de aanstelling van een Directeur Bedrijfsvoering daarover is geïnformeerd en dat de aandeelhouder het kennelijk – zo leest de kantonrechter dit deel van het verweer van [verweerder] – uit signalen achteraf heeft moeten afleiden.
4.9.
Bovenal kent de kantonrechter groot gewicht toe aan het feit dat [verweerder] , hoe je het ook wendt of keert, binnen Hometeam tot directieniveau is gestegen, met een navenante beloning. Daar hoort ook bij dat [verweerder] langs dezelfde maatlat als de directeur-bestuurder kan worden gelegd, nu zij – ook weer naar haar eigen zeggen – vrijwel tot diens gelijke is geworden. Waar de statutair directeur door de aandeelhouder vrij eenvoudig, behoudens eisen van redelijkheid en billijkheid, door de aandeelhouder kan worden ontslagen2 (hetgeen dan doorgaans ook een beëindiging van de arbeidsrechtelijke dienstbetrekking meebrengt), ziet de kantonrechter niet in waarom aan [verweerder] , gezien haar positie, in dit geval veel meer rechtsbescherming zou moeten worden geboden. Weliswaar gaat het hier niet daadwerkelijk om het ontslag van een directeur-bestuurder door de aandeelhouder, maar de kantonrechter ziet alle reden om de toetsing die bij een dergelijk ontslag pleegt te worden toegepast ook te laten doorwerken in de toetsing van het onderhavige ontbindingsverzoek aan de in art. 7:669 lid 3 BW genoemde en door Hometeam in haar verzoekschrift aangevoerde gronden sub g) en h).
4.10.
In de discussie die is ontstaan over de positie van [verweerder] als directeur bedrijfsvoering en de loopbaan die daarheen heeft geleid, ziet de kantonrechter geen reden om een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding aan te nemen, zodat de kantonrechter het beroep van Hometeam op artikel 669 lid 3 sub g BW zal passeren. De kantonrechter ziet namelijk geen reden om aan te nemen dat betrokkenen, na een rechterlijke beslissing, niet weer met elkaar zouden kunnen samenwerken.
4.11.
De kantonrechter ziet in het ontbindingsverzoek de hand van de aandeelhouder en in feite komen de door Hometeam aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden erop neer dat [verweerder] als directeur niet het vertrouwen van de aandeelhouder geniet (1) omdat buiten de aandeelhouder om tot haar benoeming is besloten, (2) omdat zij een directiefunctie vervult die niet in overeenstemming is met de statuten en (3) omdat zij een nieuwe topfunctie is gaan vervullen, die buiten medeweten van de aandeelhouder is gecreëerd en [verweerder] daarvoor, vanwege haar positie als mede-directielid, verantwoordelijk mag worden gehouden. Dat dat vertrouwen er bij de aandeelhouder niet beter op is geworden, doordat [verweerder] zich, hoewel ziek thuis, namens Hometeam actief heeft ingelaten met een kwestie tussen [A] in privé en de aandeelhouder, laat de kantonrechter verder voor wat het is. Een gebrek aan vertrouwen van deze aard zou op zich een redelijke grond opleveren voor ontslag van een statutair directeur door de aandeelhouder. In dit geval ziet de kantonrechter er echter een zodanige omstandigheid in dat van Hometeam in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (als bedoeld in artikel 669 lid 3 sub h BW).
4.12.
De kantonrechter is verder van oordeel dat herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet in de rede ligt, omdat het om een functie gaat in de top van de organisatie en het aantal functies daar gering is en het ontbreken van vertrouwen van de aandeelhouder aan het vervullen daarvan in de weg staat.
4.13.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van werkgever zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 1 augustus 2021. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met dien verstande dat tenminste één maand resteert.
4.14.
[verweerder] heeft recht op een transitievergoeding als genoemd in art. 7:673 BW. Door Hometeam is gesteld dat de transitievergoeding, die in dit geval aan [verweerder] toekomt, € 23.858,27 bedraagt. Dit is door [verweerder] niet betwist, zodat de kantonrechter dit bedrag zal toewijzen.
4.15.
Nu aan de ontbinding geen vergoeding wordt verbonden, hoeft werkgever geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.
4.16.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] , omdat zij ongelijk krijgt.
4.17.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [verweerder] een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 9, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie: Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor, zoals genoegzaam kan blijken uit de rechtsoverweging sub 4.11.
4.18.
[verweerder] heeft een verzoek gedaan om Hometeam te veroordelen een transitievergoeding te betalen. Maar daar heeft de kantonrechter hiervoor naar aanleiding van het verzoek van Hometeam al beslist.
4.19.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] omdat zij ongelijk krijgt.
5 De beslissing
De kantonrechter beslist op het verzoek:
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2021;
5.2.
veroordeelt Hometeam tot betaling aan [verweerder] van een transitievergoeding van € 23.858,27;
5.3.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Hometeam tot en met vandaag vaststelt op € 126,00 voor griffierecht en € 747,00 voor salaris gemachtigde;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
De kantonrechter beslist op het tegenverzoek:
5.5.
wijst het verzoek af;
5.6.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Hometeam tot en met vandaag vaststelt op € 498,00:
5.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2021.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|