Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOVE:2022:2065

Rechtbank Overijssel
19-07-2022
19-07-2022
08-963632-20 (LP) (P)
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

De rechtbank Overijssel veroordeelt een 38-jarige man tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor schending van zijn ambtsgeheim, ambtelijke omkoping en computervredebreuk. De schatting is dat de politieambtenaar op deze manier ruim 40.000 euro zou hebben verdiend. Dit moet hij terugbetalen aan de Staat.

Twee jaar lang zocht de politieambtenaar veelvuldig informatie op over specifieke personen en kentekens in de politiesystemen. Tegen betaling deelde hij deze informatie vervolgens met mannen die hij kende van vroeger.

De rechtbank rekent het de politieambtenaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie en het in hem gestelde vertrouwen op ernstige wijze heeft geschonden. Een politieambtenaar neemt, gelet op zijn taak en functie, een bijzondere plaats in de samenleving in. De man heeft met zijn handelen de rechtsstaat ondermijnd en ernstige schade toegebracht aan het vertrouwen dat in de politieambtenaar gesteld wordt.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Zwolle

Parketnummer: 08-963632-20 (LP) (P)

Datum vonnis: 19 juli 2022

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1983 te [geboorteplaats 1] ,

wonende te [adres] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van

5 juli 2022.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M.J.R. Roethof, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in zijn hoedanigheid als politieambtenaar meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke schending van het ambtsgeheim (feit 1), ambtelijke omkoping (feit 2) en computervredebreuk (feit 3).

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

1.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari

2019 tot en met 23 maart 2021 te Elst en/of Lent en/of Nijmegen en/of

(elders) in Nederland, (telkens) opzettelijk een geheim, waarvan hij,

verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van zijn

ambt, te weten van politieambtenaar (Generalist GGP/hoofdagent van politie,

werkzaam bij Basisteam Rivierenland-West in Elst) en/of wettelijk voorschrift

(namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en/of artikel 7 Wet Politiegegevens)

verplicht was het te bewaren, heeft geschonden,

door (telkens) opzettelijk in een of meerdere politiesystemen (onder andere

uit/in BV-IB en/of BVH en/of MEOS en/of Bluespot en/of RDW en/of SKDB)

(vertrouwelijke) informatie omtrent een of meer personen (te weten [medeverdachte 3]

en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [naam 1] en/of [naam 2]

en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6]

en/of een of meer andere personen) en/of opsporingsonderzoeken en/of

incidenten en/of kentekens (te weten [kenteken 1] en/of [kenteken 2] en/of [kenteken 3]

en/of [kenteken 4] en/of een of meer andere kentekens) te bevragen en/of op te

vragen en/of (vervolgens) die verkregen (vertrouwelijke) informatie aan

daartoe niet-gerechtigde personen/derden te verstrekken en/of te openbaren;

2.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari

2019 tot en met 23 maart 2021 te Elst en/of Lent en/of Nijmegen en/of

(elders) in Nederland telkens als (politie) ambtenaar (Generalist

GGP/hoofdagent van politie, werkzaam bij Basisteam Rivierenland-West in Elst)

een of meer gift(en) (te weten een/of meer geldbedragen) en/of belofte(n) dan

wel dienst(en) heeft aangenomen waarvan hij, verdachte (telkens) wist of

redelijkerwijs moest vermoeden dat deze hem gedaan en/of verleend en/of

aangeboden werd (en)

- teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen, te weten het

bevragen van (vertrouwelijke) informatie uit een of meer politiesystemen en/of

voornoemde (vertrouwelijke) informatie te verstrekken en/of te openbaren aan

een of meer (daartoe niet gerechtigde) derde(n)

en/ of

een of meer geldbedragen als een gift en/of als een belofte heeft gevraagd
- teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen, te weten het

bevragen van (vertrouwelijke) informatie uit een of meer politiesystemen

en/of voornoemde (vertrouwelijke) informatie te verstrekken en/of te openbaren

aan een of meer (daartoe niet-gerechtigde) derde(n);

3.

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1januari

2019 tot en met 23 maart 2021 te Elst en/of Lent en/of Nijmegen en/of (elders)

in Nederland, meermalen (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een of

meer (delen van) geautomatiseerde werken, namelijk in een of meer (delen van)

servers van de nationale politie (te weten Basis Voorziening Integrale

Bevragingen (BV-IB) en/of Basis Voorziening Handhaving (BVH) en/of Bluespot

Monitor (BSM) en/of MEOS) is binnengedrongen met behulp van een of meer valse

sleutels en/of signalen en/of door het aannemen van een of meer valse

hoedanigheden, namelijk door het (telkens) onbevoegd gebruik te maken van

een gebruikersnaam en/of wachtwoord voor die syste(e)m(en) en/of applicaties

en/of zich toegang te verschaffen tot (delen van de) servers van de politie,

waarop informatie was geplaatst met (telkens) een ander doel dan waarvoor hem,

verdachte, die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stonden

en/of waarvoor hem die toegang was toegestaan en/of (vervolgens) gegevens die

waren opgeslagen en/of verwerkt en/of overgedragen door middel van (delen van)

die/dat geautomatiseerde werk(en) waarin hij zich wederrechtelijk bevond, voor

zichzelf en/of (een) ander(en) (niet gerechtigde) over te nemen en/of af te

tappen en/of op te nemen.

3 De voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding

Door de verdediging is gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten nietig moet worden verklaard, aangezien - kort samengevat - de tenlastelegging ten aanzien van beide feiten onvoldoende feitelijk is omschreven.

De rechtbank is van oordeel dat uit de feitelijke omschrijving van de aan verdachte ten laste gelegde handelingen in onderling verband en in samenhang bezien met de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting voldoende duidelijk is wat hem wordt verweten en waartegen verdachte zich kan verdedigen.

Gelet op het voren overwogene dient het beroep op nietigheid van de dagvaarding te worden verworpen. De dagvaarding is derhalve geldig.

De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. De bewijsoverwegingen 1

4.1

Inleiding

Op 21 oktober 2020 werd door de politie (Team Aanpak Corruptie) een proces-verbaal van bevindingen ontvangen uit het strafrechtelijk onderzoek 26Bozeman. In dat onderzoek zijn berichten inzichtelijk gemaakt uit versleutelde Encrochat-communicatie met telefoons die binnen het criminele circuit werden gebruikt.

In die berichten is onder meer naar voren gekomen dat gebruiker “ [naam 7] ” op 27 mei 2020 om 15.22 uur aan gebruiker “ [naam 8] ” vraagt naar het kenteken [kenteken 1] en dat uit de door beiden gevoerde communicatie valt op te maken dat zij zich bezighouden met de handel in verdovende middelen.

Uit de gevorderde gegevens uit de Politiesystemen bij het team Forensisch Digitaal Onderzoek is gebleken dat politiemedewerker “ [naam 9] ” op 28 mei 2020 tussen 07.45 uur en 07.48 uur kentekengegevens betreffende kenteken [kenteken 1] bevraagt in de politiesystemen (BVH-CORE-R en BVI-IB-R).

Op 28 mei 2020 om 12.22 uur stuurt gebruiker “ [naam 8] ” een screenshot naar “ [naam 7] ” met daarin informatie over het kenteken en de eigenaar van de auto behorend bij voornoemd kenteken.

In het onderzoek 26 Bozeman is “ [naam 8] ” geïdentificeerd als [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 2] 1983 te [geboorteplaats 2] en is “ [naam 7] ” geïdentificeerd als [naam 10] , geboren op [geboortedatum 3] 1986.

Het account/dienstnummer [naam 9] is afgegeven aan politie ambtenaar [verdachte]

, hoofdagent van politie, werkzaam in het Basisteam Rivierenland West te Elst.

In de politiesystemen is geen aanleiding terug te vinden op basis waarvan “ [naam 9] ” deze bevragingen vanuit zijn werkzaamheid heeft uitgevoerd.2

Op basis van de informatie in voornoemd proces-verbaal van bevindingen, de informatie in een Meld Misdaad Anoniem (MMA)-melding van 31 juli 2020 - waarin wordt gesteld dat [naam 10] voor 1.500 euro aan politie-informatie kan komen - en de inhoud van een op 29 oktober 2020 ontvangen proces-verbaal van Team Criminele Inlichtingen (TCI) - met informatie die mogelijk te relateren is aan voornoemde [medeverdachte 3] en politieambtenaar

[verdachte] - is ten aanzien van [verdachte] de verdenking gerezen van schending van de geheimhoudingsplicht en/of computervredebreuk en/of ambtelijke corruptie. Daarop is op 12 november 2020 door de Rijksrecherche het onderzoek Perpignan gestart tegen onder meer verdachte.

Toegang tot de politiesystemen van de Nationale Politie

Alle politiemedewerkers dienen, voordat zij toegang hebben tot de politiesystemen, in te loggen in de Citrix-omgeving van de Nationale Politie. Zij kunnen inloggen in die Citrix-omgeving met gebruikmaking van hun dienstnummer en een persoonlijk wachtwoord.3

Verdachte is hoofdagent van de Politie, werkzaam in het Basisteam Rivierenland West

in Elst, met als taakaccent verdovende middelen. Derhalve is hij ambtenaar in de zin van de

Ambtenarenwet. Blijkens artikel 1 van deze wet betekent dit dat hij is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn. Meer specifiek is verdachte [verdachte] ambtenaar van de politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, artikel 2 onder a van de Politiewet.4

In zijn functie als hoofdagent is hij Generalist GGP.5

4.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van de ten laste gelegde feiten.

4.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft primair integrale vrijspraak bepleit op de daartoe in haar pleitnota aangegeven gronden. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.4

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.

Niet noodzakelijke en/of niet-werkgerelateerde bevragingen in de politiesystemen

In de periode tussen 1 januari 2019 en 23 maart 2021 heeft verdachte met dienstnummer [naam 9] niet noodzakelijke en/of niet werkgerelateerde bevragingen in de politiesystemen (BVH-bevragingen en/of BVI-IB-bevragingen) gedaan ten aanzien van de navolgende personen:

- [medeverdachte 3] (22 BVH-raadplegingen en diverse BVI-IB-raadplegingen in de periode van 2 februari 2019 tot en met 9 maart 2021);6

- [medeverdachte 1] (26 BVH-raadplegingen en diverse gerelateerde BVI-IB-raadplegingen in de periode van 22 april 2019 tot en met 15 maart 2021);7

- [medeverdachte 2] (4 BVH-raadplegingen in de periode van 23 april 2020 tot en met 3 augustus 2020);8

- [naam 1] (2 BVH-raadplegingen en diverse gerelateerde BV-IB-raadplegingen);9

- [naam 2] (6 BVH-raadplegingen en diverse BVI-IB-raadplegingen in de periode van 3 februari 2019 tot en met 29 juni 2020);10

- [naam 5] (7 BVH-raadplegingen in de periode van 22 april 2019 tot en met 10 november 2020);11

- [naam 6] (15 BVH-raadplegingen in de periode van 22 april 2019 tot en met 10 november 2020).12

- [naam 11] (6 BVH-raadplegingen in de periode van 16 februari 2019 tot en met 11 september 2020);13

- [naam 12] (2 BVH-raadplegingen op 23 april 2019 en 12 augustus 2020).14

- [naam 3] (1 BVH-raadpleging op 1 november 2020);15

- [naam 4] (1 BVH-raadpleging op 27 oktober 2019);16

Ten aanzien van de bevraging van het kenteken [kenteken 1] op 28 mei 2020 stelt de rechtbank vast dat is ingelogd met het dienstaccount van verdachte. Niemand anders dan “ [naam 9] ” heeft in de periode van 27 mei 2020 om 15.22 uur tot en met 28 mei 2020 om 12.22 uur bevragingen gedaan op dit kenteken en de tenaamgestelde. Verdachte was op 28 mei 2020 vrij.17

Met voornoemd dienstaccount zijn naast de bevraging van kenteken [kenteken 1] , ook meerdere andere bevragingen in de politiesystemen gedaan op kentekens, waaronder:

- [kenteken 2] (aansluitend op de bevraging van [medeverdachte 3] ), op 19 november 2019;18

- [kenteken 3] (aansluitend op de bevraging van [naam 2] ), op 21 februari 2020.19

Gedurende het ziekteverlof van verdachte (vanaf 22 september 2020) is meerdere malen (via de diensttelefoon van verdachte) ingelogd met zijn dienstaccount, waaronder op:

10 november 2020 , waarbij bevragingen zijn gedaan betreffende [medeverdachte 1] ;20

- op 1 december 2020, waarbij onder meer de kentekens [kenteken 5] en [kenteken 6] zijn bevraagd.21

Ten aanzien van de bevraagde personen stelt de rechtbank onder meer vast dat:

  • -

    verdachte in de privésfeer (vriendschappelijke) contacten heeft onderhouden of nog onderhoudt met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [naam 12] ;

  • -

    de overige bevraagde personen een familielid en/of echtgenote/partner van die [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] betreffen, dan wel dat die overige bevraagde personen op enige wijze met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] contact hebben gehad of zijn genoemd in andere (politie)onderzoeken.22

Anom-communicatie tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]

Uit het op 28 juni 2021 door het onderzoeksteam ontvangen proces-verbaal van verstrekking uit het opsporingsonderzoek 26Arend blijkt dat communicatie is ontsleuteld tussen gebruikers van de encryptiedienst ‘Anom’, te weten gebruiker “ [naam 13] ” (in onderzoek 26Eagles geïdentificeerd als [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 2] 1983 te [geboorteplaats 2] ) en gebruiker “ [naam 14] ” (in onderzoek 26Arend geïdentificeerd als [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 4] 1982 te [geboorteplaats 3] ).

Een aantal van die gesprekken vindt plaats na de aanhouding van verdachte op 23 maart 2021. Op 26 maart 2021 bespreken zij dat ze een nieuwsbericht hebben gelezen op een crimesite, waarin een ‘aanhouding op dinsdag’ en ‘twee weken bewaring’ is beschreven, dat dit hen zorgen baart, omdat berichten niet aankomen, dat leeftijd klopt en regio klopt, en waarin “ [naam 14] ” aan “ [naam 13] ” vraagt of diens vrouw contact kan opnemen met ‘zijn vrouwtje’ om te zien of alles ok is. In dezelfde conversatie twijfelt “ [naam 13] ” of “hij’ het is, omdat het om Encrochat-gesprekken gaat en ‘hij’ dat niet gebruikt heeft. “ [naam 13] ” vraagt aan het eind van het gesprek aan “ [naam 14] ” waar het nummer op eindigt dat hij heeft, waarop “ [naam 14] ” antwoordt met ‘201’.

Vastgesteld is dat verdachte op dinsdag 23 maart 2021 is aangehouden en tegen hem een bevel bewaring is verleend, en dat “ [telefoonnummer 1] ” het privételefoonnummer van verdachte is.

Op 31 maart 2021 zegt “ [naam 14] ” in de conversatie met “ [naam 13] ” dat “hij het wel is”, dat hij een verklaring moet afleggen op “pb” en: “Ga sowieso ZR”.

Op 5 april 2021 vraagt “ [naam 14] ” in de conversatie met “ [naam 13] ” of hij een advocaat “voor morgen” heeft, waarop “ [naam 13] ” zegt dat het verhoor niet kan doorgaan, omdat zijn advocaat “morgen” niet kan.

Uit de dossierstukken blijkt onder meer dat het politieverhoor van [medeverdachte 2] op 1 april 2021 heeft plaatsgevonden en dat het verhoor van [medeverdachte 3] in eerste instantie was bepaald op 6 april 2021, maar is uitgesteld vanwege verhindering van de advocaat.

In de conversatie op 5 april 2021 zegt “ [naam 13] ” ook tegen “ [naam 14] ”: “Dat is denk ik ook waarom ze hem op de korrel hebben. Door allemaal dure auto’s rijden, dikke auto. Drie keer auto wisselen in een half jaar tijd”.

Op naam van verdachte staande auto’s

Verdachte heeft in 2020 en 2021 in korte tijd meerdere (duurdere) modellen auto’s op zijn naam (gehad), te weten een Audi A5 Sportback (van 19-5-2020 tot 09-09-2020), een Volkswagen Polo (van 11-09-2020 tot 27-10-2020), een Volkswagen T-ROC (van 22 oktober 2020 tot 17-02-2021) en een Volkswagen Tiguan (vanaf 4 september 2020).23

WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 3] over ontmoetingen in relatie tot contante geldstortingen

In de onder verdachte inbeslaggenomen privételefoon (+ [telefoonnummer 1] ) zijn Whatsapp-gesprekken aangetroffen waaruit blijkt dat verdachte in de periode van 18 februari 2020 tot en met 18 augustus 2020 diverse malen gesprekken voert met [medeverdachte 3] (+ [telefoonnummer 2] ).

In deze WhatsApp-gesprekken worden onderling diverse malen afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten, waartoe verdachte in elf van de vijftien gevallen zelf het initiatief neemt. Uit onderzoek is gebleken dat die gesprekken plaatsvinden kort voor of na bevragingen die in de politiesystemen hebben plaatsgevonden met het dienstaccount van verdachte.

Meerdere malen zijn, korte tijd nadat tussen verdachte en [medeverdachte 3] afspraken zijn gemaakt om elkaar te ontmoeten, contante geldstortingen op de bankrekening van een van de dochters van verdachte uitgevoerd, waarop enkele minuten later die bedragen worden overgemaakt naar de bankrekening van verdachte.24

Contante geldstortingen

Verdachte heeft diverse malen contante geldstortingen gedaan op zijn bankrekeningen en de bankrekening van zijn beide dochters.

In de periode van 3 mei 2019 tot en met 15 mei 2020 is dertien maal een contante geldstorting gedaan (waaronder een bedrag van € 4.755,00, een bedrag van € 2.000,00 en meerdere bedragen variërend van € 400,00 tot € 800,00) op de bankrekening van verdachte en zijn echtgenote voor een totaalbedrag van € 13.216,03, telkens met gebruikmaking van de pinpas met pasnummer 009 op naam van verdachte.

In de periode van 21 juni 2019 tot en met 20 november 2020 is zeven maal een contante geldstorting gedaan op de bankrekening van dochter [dochter 1] voor een totaalbedrag van

€ 5.425,30, telkens met gebruikmaking van de pinpas met pasnummer 001 op naam van [dochter 1] .

Op de bankrekening van dochter [dochter 2] is in de periode van 7 februari 2019 tot en met 29 juni 2020 acht maal een contante geldstorting gedaan voor een totaalbedrag van

€ 7.147,12, telkens met gebruikmaking van de pinpas met pasnummer 002 op naam van [dochter 2] .25

De op de bankrekeningen van de beide dochter gestorte contante geldbedragen zijn veelal slechts korte tijd na het tijdstip waarop de contante geldstorting plaatsvond overgeboekt naar de betaalrekening van verdachte en zijn echtgenote.26

Aangetroffen contant geld onder verdachte bij zijn aanhouding op 23 maart 2021

Bij de aanhouding van verdachte op 23 maart 2021 is in de auto van verdachte, een Volkswagen Tiguan met kenteken [kenteken 7] , een bundel van 21 bankbiljetten aangetroffen voor een totaalbedrag van 780 euro.27

Op grond van dactyloscopisch onderzoek van voornoemde bankbiljetten is op een van deze bankbiljetten, een bankbiljet van 20 euro, een vingerafdruk aangetroffen die geïndividualiseerd is op [medeverdachte 1] .28

Conclusie van de rechtbank

De rechtbank stelt allereerst vast dat verdachte in zijn hoedanigheid als politieambtenaar verplicht is om vertrouwelijke informatie geheim te houden, welke geheimhoudingsplicht specifiek is vastgelegd in de Wet politiegegevens.

Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat vast is komen te staan dat verdachte zelf telkens degene is geweest die vertrouwelijke informatie heeft opgezocht, die was opgeslagen in de diverse digitale politiesystemen. De rechtbank leidt dit in de eerste plaats af uit de omstandigheid dat ten behoeve van de diverse bevragingen in die politiesystemen telkens het eigen account van verdachte is gebruikt. De bevragingen konden alleen maar plaatsvinden doordat verdachte uit hoofde van zijn aanstelling als opsporingsambtenaar over een autorisatie beschikte om de systemen te raadplegen, met gebruikmaking van zijn dienstnummer en een persoonlijk wachtwoord.

Er is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van enige omstandigheid waaruit mogelijk zou kunnen worden afgeleid dat een ander dan verdachte de betreffende raadplegingen/bevragingen in die politiesystemen zou hebben kunnen gedaan.

Een en ander vindt naar het oordeel van de rechtbank bovendien steun in de eigen verklaring van verdachte op 10 mei 2022 in het kader van een disciplinair onderzoek (VIK). Verdachte heeft tijdens dit hoorgesprek desgevraagd onder meer verklaard dat er geen dienstbelang zat in de door hem gedane bevragingen en dat het persoonlijk was.

Naar het oordeel van de rechtbank ging verdachte met deze niet noodzakelijke en/of niet-werkgerelateerde bevragingen de grenzen van de aan hem verleende autorisatie ver te buiten. Door aldus zijn autorisatie te gebruiken voor doeleinden die buiten de grenzen van zijn autorisatie vielen, is hij daarmee diverse malen wederrechtelijk binnengedrongen in een geautomatiseerd werk als bedoeld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) en heeft hij, door zich telkens daartoe op die manier de toegang te verwerven, gebruik gemaakt van een valse sleutel in de zin van dat artikel. Verdachte heeft zich daarmee in zijn hoedanigheid als politieambtenaar meermalen schuldig gemaakt aan het onder feit 3 ten laste gelegde plegen van computervredebreuk .

De rechtbank stelt in dit verband vast dat telkens sprake is geweest van een soortgelijke modus operandi waarbij korte tijd na een gedane bevraging in de politiesystemen

betreffende een specifiek persoon of kenteken een of meer contacten hebben plaatsgevonden tussen verdachte en (onder meer) [medeverdachte 3] , zoals blijkt uit onderzoek van de whatsapp-contacten van verdachte in de onder hem inbeslaggenomen smartphone.

De rechtbank kent in dit verband ook bewijskracht toe aan de hiervoor weergegeven ontsleutelde communicatie tussen respectievelijk [medeverdachte 3] en [naam 10] en tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Uit de inhoud van de tussen hen gevoerde onderlinge communicatie leidt de rechtbank af dat die gesprekken en/of berichten zien op de verdachte en de door hem te verstrekken informatie.

De rechtbank stelt verder vast dat kort voor of na een bevraging in de politiesystemen door verdachte een afspraak is gemaakt voor een ontmoeting met onder meer [medeverdachte 3] en kort daarna diverse malen contante geldstortingen hebben plaatsgevonden op de bankrekening van verdachte of zijn dochters. Uit de inhoud van het bewijs, in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat die contante geldstortingen niet anders kunnen worden uitgelegd dan betalingen aan verdachte in ruil voor of naar aanleiding van door hem verstrekte informatie op grond van de door hem uitgevoerde bevragingen in de politiesystemen, nu verdachte daarnaast ook geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van die contante geldstortingen.

Verdachte is pas geruime tijd na zijn aanhouding met een verklaring gekomen voor de constante stortingen, die onvoldoende geconcretiseerd en onvoldoende onderbouwd is en die bovendien slechts in zeer beperkte mate de herkomst van de contante geldstortingen zou kunnen verklaren. Zo heeft verdachte verklaard over contant geld te kunnen beschikken na een pinopname van €10.000,= in 2020. Van de opname weet verdachte de reden en de datum niet te verklaren en bovendien is van deze opname geen bankafschrift terug te vinden in het dossier, terwijl de financiën van verdachte in die periode onderwerp van onderzoek zijn geweest. Van de recente verklaring van verdachte omtrent de (financiering) van de door hem gekochte en ingeruilde auto’s, welke verklaring door de verdediging ter zitting van 5 juli 2022 is overgelegd, geldt evenzeer dat deze onvoldoende geconcretiseerd en onvoldoende onderbouwd is.

De rechtbank merkt in dit verband ook op dat de door de verdediging ter zitting overgelegde productie betreffende verkopen op “Marktplaats” niet ziet op de periode van de tenlastelegging. De rechtbank acht de door verdachte gegeven verklaring voor de herkomst van de contante stortingen derhalve ongeloofwaardig en gaat er van uit dat de contante geldbedragen telkens vanwege de verstrekte informatie aan verdachte zijn gegeven als vergoeding voor de geleverde dienst. Verdachte heeft als een soort informatiemakelaar telkens informatie verkocht, waarbij de rechtbank uit de gang der zaken afleidt dat de betaling telkens achteraf werd verricht die hem (al dan niet stilzwijgend) vooraf al in het vooruitzicht was gesteld.

Gelet op het voren overwogene, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte zichzelf telkens toegang heeft verschaft tot vertrouwelijke informatie voor privédoeleinden en deze informatie, die niet voor hem bestemd was, voor zichzelf wederrechtelijk heeft ontsloten en vervolgens telkens tegen betaling vooraf of achteraf met anderen, die daartoe niet gerechtigd waren, heeft gedeeld.

Daaruit volgt dat verdachte zich niet alleen meermalen schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk (feit 3), maar ook meermalen opzettelijk zijn ambtsgeheim heeft geschonden in de zin van artikel 272 Sr (feit 1) en zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan ambtelijke omkoping in de zin van artikel 363 Sr (feit 2), waarbij het naar het oordeel van de rechtbank in het midden kan blijven of er telkens eerst een betaling werd gedaan dan wel een belofte tot betaling achteraf is gedaan.

Voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuigen (dan wel aanhoudingsverzoek)

De verdediging heeft - zo begrijpt de rechtbank - subsidiair, indien de rechtbank niet mocht komen tot integrale vrijspraak van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van de getuigen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , allen medeverdachten in het onderhavige opsporingsonderzoek Perpignan.

Dit betreft een herhaald verzoek. Een eerder verzoek tot het horen van voornoemde medeverdachten als getuigen is door de rechtbank op 30 november 2021 afgewezen, zodat dient te worden getoetst aan het noodzaakcriterium.

De rechtbank ziet in de door de verdediging gegeven nadere motivering van de verzoeken geen redenen om terug te komen op haar beslissing van 30 november 2021 en acht het horen van de verzochte getuigen met het oog op de volledigheid van het onderzoek niet noodzakelijk. Dit leidt ertoe dat het voorwaardelijk verzoek tot het horen van voornoemde medeverdachten als getuigen zal worden afgewezen. Dat geldt ook voor het niet nader onderbouwde aanhoudingsverzoek.

De rechtbank heeft bij dit alles de vraag onder ogen gezien of de procedure in zijn geheel (‘as a whole’) voldoet aan het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Naar het oordeel van de rechtbank is dit het geval.

4.5

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2019 tot en met 23 maart 2021 in Nederland,

telkens opzettelijk een geheim, waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden

dat hij uit hoofde van zijn ambt, te weten van politieambtenaar (Generalist GGP/hoofdagent

van politie, werkzaam bij Basisteam Rivierenland-West in Elst) en/of wettelijk voorschrift

(namelijk artikel 3 Wet Politiegegevens en/of artikel 7 Wet Politiegegevens)verplicht was

het te bewaren, heeft geschonden,

door opzettelijk in politiesystemen vertrouwelijk) informatie omtrent een of meer personen

(te weten A. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [naam 1] en [naam 2] en

[naam 3] en [naam 4] en [naam 5] en [naam 6] en andere personen) en/of opsporingsonderzoeken en/of incidenten en kentekens (te weten [kenteken 1] en/of [kenteken 2]

en [kenteken 3] en [kenteken 4] en andere kentekens) te bevragen en/of op te vragen en

vervolgens die verkregen vertrouwelijke informatie aan daartoe niet-gerechtigde

personen/derden te verstrekken en/of te openbaren;

2.

hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2019 tot en met 23 maart 2021 in Nederland

telkens als politie ambtenaar (Generalist GGP/hoofdagent van politie, werkzaam bij

Basisteam Rivierenland-West in Elst) een of meer giften (te weten een/of meer geldbedragen)

en/of beloften heeft aangenomen waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest

vermoeden dat deze hem gedaan en/of verleend en/of aangeboden werden teneinde hem te

bewegen om in zijn bediening iets te doen, te weten het bevragen van vertrouwelijke informatie

uit politiesystemen en voornoemde vertrouwelijke informatie te verstrekken en/of te openbaren

aan een of meer daartoe niet gerechtigde derden;

3.

hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2019 tot en met 23 maart 2021 in Nederland,

meermalen telkens opzettelijk en wederrechtelijk in geautomatiseerde werken, namelijk in

(delen van) servers van de nationale politie (te weten Basis Voorziening Integrale Bevragingen

(BV-IB) en Basis Voorziening Handhaving (BVH) en Bluespot Monitor (BSM) en MEO) is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, namelijk door onbevoegd gebruik te

maken van een gebruikersnaam en wachtwoord en zich toegang te verschaffen tot (delen

van de) servers van de politie, waarop informatie was geplaatst met telkens een ander

doel dan waarvoor hem, verdachte, die gebruikersnaam en dat wachtwoord ter beschikking

stonden en waarvoor hem die toegang was toegestaan en vervolgens gegevens die waren

opgeslagen en/of verwerkt en/of overgedragen door middel van (delen van) die

geautomatiseerde werken waarin hij zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf en (een)

ander(en) (niet gerechtigde) over te nemen en/of op te nemen.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5 De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Kwalificatie

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 138ab, 272 en 363 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:

feit 1

het misdrijf: enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van zijn ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd;

feit 2

het misdrijf: een gift of belofte aannemen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan, verleend of aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd;

feit 3

het misdrijf: computervredebreuk, meermalen gepleegd.

6 De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7 De op te leggen straf of maatregel

7.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft gewezen op het blanco strafblad van verdachte en op volgens haar vergelijkbare zaken waarin uitsluitend een (voorwaardelijke) taakstraf en/of een voorwaardelijke gevangenisstraf zijn opgelegd.

7.3

De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.

De ernst en de omstandigheden van de feiten

Verdachte heeft in een periode van meer dan twee jaar veelvuldig informatie over specifieke personen en/of kentekens opgezocht in de politiesystemen en deze informatie vervolgens, tegen betaling, met andere, onbevoegde derden gedeeld, die hij (onder meer) kende van vroeger.

Verdachte heeft zich daarmee meermalen schuldig gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim, ambtelijke omkoping en computervredebreuk. Hij heeft door zijn handelen op ernstige wijze misbruik gemaakt van zijn bijzondere positie als politieambtenaar en heeft het vertrouwen dat de samenleving moet kunnen hebben in de integriteit van de overheid en haar ambtenaren ernstig geschaad.

De samenleving heeft een groot belang bij een goed functionerende rechtsstaat. Van politieambtenaren die onder meer tot taak hebben strafbare feiten op te sporen en criminaliteit tegen te gaan, wordt verwacht dat zij dat functioneren van de overheid niet aantasten. Zij vervullen een voorbeeldfunctie in de samenleving en van hen wordt absolute integriteit vereist. Het belang van die taak wordt benadrukt door het afleggen van een eed of belofte, die ook betrekking heeft op het verbod om geld aan te nemen, anders dan het salaris.

Verdachte is daarin ernstig tekort geschoten en heeft met zijn handelwijze de rechtsstaat ondermijnd en ernstige schade toegebracht aan het vertrouwen dat in de politieambtenaar gesteld wordt.

De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij dit heeft gedaan, enkel met financieel gewin als kennelijk doel. Verdachte heeft daarmee zijn bevoegdheden en gezag misbruikt voor eigen belang.

Persoonlijke omstandigheden

De rechtbank heeft verder acht geslagen op:

- een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 juni 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten;

- een de verdachte betreffend Reclasseringsadvies van 14 maart 2020, opgemaakt door

Reclassering Nederland.

Proceshouding

Verdachten hebben het recht om te zwijgen. Verdachte heeft zich in eerste instantie (voornamelijk) beroepen op zijn zwijgrecht. Zeer recent, in het kader van een tegen hem ingesteld disciplinair onderzoek, heeft verdachte een verklaring afgelegd, doch zonder daarbij in te willen gaan op de hem verweten strafbare feiten. Deze verklaring maakt op de rechtbank een berekenende indruk. Vervolgens heeft verdachte er voor gekozen om geen verantwoording af te leggen over zijn handelen door niet in persoon te verschijnen tijdens de inhoudelijke behandeling van zijn zaak. Hierdoor blijven vragen die bij de rechtbank leven onbeantwoord. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan nu de verwijten die hem worden gemaakt verwijten betreffen die niet alleen zijn persoon treffen, maar ook de publieke functie die hij destijds uitoefende. Door zich te beroepen op zijn zwijgrecht en niet ter openbare terechtzitting te verschijnen heeft verdachte op geen enkele wijze een bijdrage geleverd aan de waarheidsvinding en blijk gegeven van inzicht in zijn gedrag en de gevolgen van zijn daden.

Conclusie van de rechtbank

Gezien de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige, geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Gelet op het zeer frequent schenden van het ambtsgeheim, het plegen van computervredebreuk en het zich schuldig maken aan ambtelijke omkoping acht de rechtbank het noodzakelijk om een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft maakt dat niet anders en moet in feite vanwege de functie van verdachte in die zin als een vanzelfsprekendheid worden aangemerkt.

De rechtbank heeft weliswaar oog voor de positie waarin verdachte (en zijn gezin) verkeert, onder meer mede ten gevolge van de publicaties in de onderhavige zaak, maar zij ziet geen redenen om daarmee rekening te houden bij het bepalen van de strafmaat. Een lagere straf, zoals bepleit door de verdediging, doet naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze recht aan de ernst van de feiten en de gevolgen voor de integriteit van de gehele politieorganisatie. De rechtbank heeft zich bij het bepalen van de strafmaat ook laten leiden door de straffen die in vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd.

De rechtbank acht, alle omstandigheden afwegende, in dit geval oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

8 De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1

het misdrijf: enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van zijn ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden, meermalen gepleegd;

feit 2

het misdrijf: een gift of belofte aannemen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem gedaan, verleend of aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd;

feit 3

het misdrijf: computervredebreuk, meermalen gepleegd;

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;

- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op

19 juli 2022.

Buiten staat

Mr. Ten Boer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Rijksrecherche met nummer 20200092 (onderzoek Perpignan). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

2 Proces-verbaal van bevindingen 26Bozeman/LERDB20003-444 (Afscherm PV [naam 8] ), pagina 37-47

3 Proces-verbaal van bevindingen uitleg politiesystemen, pagina 23

4 Proces-verbaal Algemeen dossier, pagina 6

5 PD verdachte, pagina 936

6 ZD01, pagina 406; bijlage 2 op pagina 425 en bijlage 7 op pagina 512

7 ZD01, pagina 433-434 en ZD02, pagina’s 758, 773, en 835

8 ZD01, pagina 432-433

9 ZD01, pagina 435-436 en ZD02, pagina’s 760, 773 en 863

10 ZD01, pagina 431-432

11 ZD01, pagina 435 en ZD02, pagina’s 760 en 773

12 ZD01, pagina 435 en ZD02, pagina’s 760 en 773

13 ZD01, pagina 430-431

14 Relaasproces-verbaal pagina 11

15 ZD01, pagina 431

16 ZD01, pagina 434-435 en ZD02, pagina’s 759 en 773

17 ZD01, pagina 404 en pagina 428

18 ZD02, pagina 777

19 ZD01, pagina 431-432

20 ZD01, pagina 433-434

21 Proces-verbaal van bevindingen 210105357.PVB, pagina 56-67

22 Proces-verbaal van relaas, ZD01 en ZD02

23 Proces-verbaal van bevindingen 2106290900.AMB, pagina 62-66

24 ZD01, pagina 407-409 en Proces-verbaal van bevindingen 2103311016.AMB, ZD01, pagina 525-535

25 Proces-verbaal van bevindingen inzake bankmutaties in relatie tot contante stortingen, pagina 78-80

26 Proces-verbaal van bevindingen inzake overboekingen na contante stortingen, pagina 75-77

27 Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina 81-84

28 Proces-verbaal vooronderzoek lab, pagina 86-90 en proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor, met bijlagen, pagina 91-98

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.