Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBOVE:2023:3696

Rechtbank Overijssel
19-09-2023
19-09-2023
08/123539-22 (P)
Strafrecht
Eerste aanleg - meervoudig

De rechtbank Overijssel veroordeelt een 58-jarige vrouw tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Zij verduisterde in 11 jaar tijd bijna een miljoen euro van haar werkgever. Naast de gevangenisstraf moet de vrouw ook het verduisterde bedrag terugbetalen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht

Meervoudige kamer

Zittingsplaats Almelo

Parketnummer: 08/123539-22 (P)

Datum vonnis: 19 september 2023

Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,

wonende aan de [woonplaats] .

1 Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van

5 september 2023.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie

mr. J.E.R. Osinga en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. J. Klomp, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat door de benadeelde partij [aangever] namens [bedrijf 1] B.V. is aangevoerd.

2 De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een geldbedrag van € 975.787,06 heeft verduisterd uit hoofde van haar dienstbetrekking.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

zij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2011 tot en met 9 mei 2022 te Hengelo ,

gemeente Hengelo (O) , althans in Nederland, opzettelijk een geldbedrag van in totaal €975.787,06, in elk geval enig geldbedrag, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [bedrijf 1] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten werknemer (financiële) administratie bij [bedrijf 1] B.V., in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De bewijsmotivering

4.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.

4.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.1

  1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 september 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;

  2. het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 22 april 2022 met bijlagen (pagina’s 1-50);

  3. het aanvullende verhoor aangever [aangever] van 9 mei 2022 met bijlagen (pagina’s 51-72).

4.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:

zij in de periode van 27 oktober 2011 tot en met 9 mei 2022 te Hengelo , gemeente Hengelo (O) , opzettelijk een geldbedrag, dat toebehoorde aan [bedrijf 1] B.V., welk geldbedrag verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten werknemer (financiële) administratie bij [bedrijf 1] B.V., onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 322 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:

het misdrijf: verduistering, gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.

6 De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7 De op te leggen straf of maatregel

7.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een diagnostisch onderzoek en een ambulante behandeling te worden verbonden.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een nieuwe baan en heeft met haar voormalig werkgever een betalingsregeling getroffen. Een gevangenisstraf zou betekenen dat verdachte haar huidige baan zou verliezen en haar betalingsverplichting niet meer kan nakomen. De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

7.3

De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking door zich in een periode van bijna 11 jaren in totaal bijna een miljoen euro van haar werkgever, [bedrijf 1] B.V. (het bedrijf), toe te eigenen. Door misbruik te maken van haar functie als medewerkster (financiële) administratie en het door haar werkgever in haar gestelde vertrouwen, heeft zij op geraffineerde en doelbewuste wijze stelselmatig geldbedragen naar haar bankrekeningen waarover zij de beschikking had, overgemaakt. Daarbij heeft zij elke keer opnieuw de beslissing genomen zich geld van haar werkgever wederrechtelijk toe te eigenen. Hierdoor heeft zij het vertrouwen dat haar werkgever in haar mocht hebben ernstig geschaad en het bedrijf grote schade toegebracht. Aan deze gang van zaken is een einde gekomen door toedoen en ingrijpen van anderen. Verdachte heeft toen geen volledige openheid van zaken gegeven, zelfs niet toen zij expliciete vragen van haar werkgever kreeg over mogelijke verduistering van geld van andere bedrijfsrekeningen.

Zij heeft met de verduisterde geldbedragen diverse luxe aankopen gedaan voor zichzelf en anderen en op grote voet geleefd op kosten van het bedrijf. Zij heeft zich laten leiden door hebzucht en heeft zichzelf verrijkt ten koste van anderen. Daarbij had zij geen oog voor de gevolgen voor het bedrijf en de daar werkzame mensen. Het gehele verduisterde bedrag is volgens verdachte door haar opgemaakt. Verdachte is door middel van een betalingsregeling begonnen met het terugbetalen van het door haar verduisterde geld, maar gelet op de hoogte van het verduisterde bedrag en de hoogte van haar inkomen is het de vraag of zij dit bedrag ooit afgelost zal krijgen. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.

Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 juli 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.

De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland dat over verdachte is opgemaakt van 1 augustus 2023. Verdachte is gemotiveerd voor gedragsverandering en staat open voor hulpverlening. Het netwerk waarin ze zich begeeft is steunend, maar aangezien er sinds het delict geen positieve veranderingen hebben plaatsgevonden op de leefgebieden, kan de reclassering niet spreken van beschermende factoren. De reclassering ziet risico’s in het psychosociaal functioneren van verdachte en acht het dan ook van belang dat zij diagnostisch wordt onderzocht, om zo meer zicht te krijgen op haar psychisch functioneren en vervolgens een passende behandeling in te kunnen zetten. Het recidiverisico wordt, zonder de inzet van interventies, gemiddeld ingeschat. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een diagnostisch onderzoek en een ambulante behandeling.

Bij het bepalen van de aard en hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank tenslotte gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor fraude met een benadelingsbedrag van € 500.000,-- tot € 1.000.000,--, zoals in deze zaak aan de orde is, wordt in de oriëntatiepunten uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van

18 - 24 maanden.

Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de door verdachte gepleegde verduistering in dienstbetrekking vanwege de lange periode en het enorme schadebedrag, zonder meer de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Oplegging van enkel een werkstraf en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals bepleit, zou geen recht doen aan de ernst van het feit.

Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in verzekering, passend. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden van een meldplicht, diagnostisch onderzoek en een ambulante behandeling zoals door de reclassering geadviseerd.

8 De schade van benadeelde

8.1

De vordering van de benadeelde partij

[aangever] namens [bedrijf 1] B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 968.160,03 (€ 1.011.247,35 minus vergoede schade

€ 43.087,32), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:

  • -

    verduisterde gelden bankrekening € 963.788,42;

  • -

    bijkomende kosten € 47.458,93.

Ter zitting heeft de benadeelde partij het bedrag van € 1.011.247,35 nader gespecificeerd, zonder nadere onderbouwing. Het bedrag bestaat uit:

  • -

    verduisterde gelden bankrekening € 975.787,06;

  • -

    beëindiging arbeidsovereenkomst € 5.969,83;

  • -

    kosten van [bedrijf 2] € 7.852,--;

  • -

    proceskosten en kosten voor beslaglegging € 8.629,21.

8.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verduisterde gelden van de bankrekening

€ 975.787,06 en de kosten van [bedrijf 2] € 7.852,-- dienen te worden toegewezen. De kosten voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst moeten worden geschat op € 3.000,--. De proceskosten van € 8.629,21 moeten worden afgewezen.

In mindering moet worden gebracht de reeds door verdachte vergoede schade van
€ 43.087,32. De officier van justitie heeft gevorderd dat een bedrag van € 943.551,74 dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.

8.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering voor een bedrag van € 920.701,10 (€ 963.788,42 minus vergoede schade van € 12.038,98 en € 31.048,34) kan worden toegewezen. Het overige deel van de vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard nu de vordering voor dat deel onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat ook de kosten van [bedrijf 2] van € 7.852,-- kunnen worden toegewezen.

8.4

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank gaat thans uit van de vordering tot schadevergoeding zoals door de benadeelde partij ingediend op 23 juli 2023.

Verduisterde gelden bankrekening

Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 920.701,10 (€ 963.788,42 minus vergoede schade van € 12.038,98 en

€ 31.048,34), te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 9 mei 2022.

Bijkomende kosten

De onder de post ‘bijkomende kosten’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. De rechtbank heeft hierbij ook gekeken naar de nadere onderbouwing die ter zitting is overgelegd, maar ook hieruit blijkt niet welke extra kosten de benadeelde partij precies heeft moeten maken als gevolg van de door verdachte gepleegde verduistering. Gelet op de aard van de gestelde schadeposten had het op de weg van de benadeelde partij gelegen om de gemaakte kosten te onderbouwen, met bijvoorbeeld betaalde facturen. Niet is gesteld of gebleken dat dit niet mogelijk zou zijn. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.

De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.5

De schadevergoedingsmaatregel

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal opleggen.

De raadsvrouw heeft verzocht geen schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr op te leggen omdat de benadeelde partij in staat wordt geacht voldoende financiële armslag te hebben om het schadebedrag zelfstandig te innen.

De schadevergoedingsmaatregel is een zelfstandige strafrechtelijke maatregel die beoogt een door een strafbaar feit benadeelde te versterken in zijn positie tot herstel van de rechtmatige toestand. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag de benadeelde de inspanningen om dat herstel te bereiken zoveel mogelijk uit handen te nemen. Die inspanningen worden door het opleggen van de maatregel in handen gelegd van de Nederlandse Staat. Naar het oordeel van de rechtbank is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel in dit geval passend. De benadeelde partij betreft een bedrijf met één vestiging van geringe omvang dat het de afgelopen jaren zwaar te verduren heeft gehad mede door toedoen van verdachte.

De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 360 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9. De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

10 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

het misdrijf: verduistering, gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft;

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;

- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:

- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de

proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende bijzondere voorwaarden

niet is nagekomen:

- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:

- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;

- zich diagnostisch laat onderzoeken en aansluitend behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.

- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:

- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;

- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

- wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever] namens [bedrijf 1] B.V. toe tot een bedrag van € 920.701,10, bestaande uit materiële schade;

- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van

€ 920.701,10, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2022;

- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;

- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 920.701,10, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 360 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;

- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;

- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. de Boef voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en

mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 september 2023.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022338162. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.