RECHTBANK
OVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10799765 \ CV EXPL 23-4444
[eiser]
,
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: Florijn incasso,
1
[gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2],
3. [gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 3],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
procederend in persoon.
1 Inleiding en korte samenvatting
1.1.
[eiser] heeft op basis van een arbeidsovereenkomst korte tijd als verkeersregelaar bij [gedaagden] gewerkt. In deze procedure vraagt [eiser] betaling van de eindafrekening van die arbeidsovereenkomst. [gedaagden] erkent dat zij nog een eindafrekening aan [eiser] moeten betalen, maar zij heeft de betaling daarvan opgeschort omdat [eiser] zijn verkeersregelaarspas nog niet aan [gedaagden] heeft teruggegeven. Als tegeneis vraagt [gedaagden] om afgifte van die pas.
1.2.
De kantonrechter wijst betaling van de eindafrekening toe, nu [gedaagden] niet heeft betwist dat zij die aan [eiser] moet betalen. Ook wordt de tegeneis van [gedaagden] toegewezen, [eiser] moet de verkeersregelaarspas aan [gedaagden] teruggeven.
1.3.
Dit verkort weergegeven oordeel wordt hierna uitgelegd.
2 De procedure
2.1.
[eiser] is deze procedure begonnen met zijn dagvaarding, uitgebracht op 2 november 2023. [gedaagden] heeft op de dagvaarding van [eiser] gereageerd met haar conclusie van antwoord, met daarin een tegeneis (een eis in reconventie). Daarna hebben beide partijen nogmaals op elkaars standpunten gereageerd, waarbij door [eiser] ook is ingegaan op de tegeneis van [gedaagden].
2.2.
Vervolgens is bepaald dat de kantonrechter in deze zaak een vonnis zal wijzen.
3 De beoordeling
3.1.
[eiser] is vanaf 1 maart 2023 bij [gedaagden] in dienst getreden in de functie van verkeersregelaar, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, tegen een salaris van € 2.253,34 bruto.
3.2.
Voor het uitvoeren van werkzaamheden als verkeersregelaar is een verkeersregelaarspas nodig. Voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden heeft [gedaagden] aan [eiser] een dergelijke verkeersregelaarspas gegeven.
3.3.
Bij brief van 30 juni 2023 heeft [eiser] de arbeidsovereenkomst opgezegd.
3.4.
Partijen hebben veelvuldig contact gehad over uitbetaling van de eindafrekening en over het door [eiser] bij [gedaagden] inleveren van de verkeersregelaarspas. Op enig moment heeft [eiser] een (incasso)gemachtigde ingeschakeld om betaling van de eindafrekening door [gedaagden] te krijgen.
3.5.
[eiser] vraagt de kantonrechter [gedaagden] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 540,51 aan salaris, te vermeerderen met een bedrag aan wettelijke verhoging, buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente.
Het verweer daartegen van [gedaagden]
3.6.
[gedaagden] heeft erkend dat zij nog een bedrag aan salaris aan [eiser] verschuldigd is. [gedaagden] is van mening dat [eiser] zijn verkeersregelaarspas nog bij haar moet inleveren en heeft daarom uitbetaling van het salaris opgeschort.
3.7.
[gedaagden] heeft als tegeneis de kantonrechter gevraagd om [eiser] te veroordelen de verkeersregelaarspas aan [gedaagden] terug te geven.
3.8.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij altijd bereid is geweest de pas terug te geven en dat [gedaagden] niet tot opschorting van de uitbetaling van zijn loon mocht overgaan.
Het oordeel van de kantonrechter
3.9.
De kantonrechter zal hierna de vordering van [eiser] en de tegenvordering van [gedaagden] samen beoordelen.
3.10.
Nu door [gedaagden] is erkend dat zij nog een bedrag van € 540,51 aan salaris aan [eiser] moet betalen, zal dit bedrag worden toegewezen.
3.11.
De tegenvordering van [gedaagden] zal ook worden toegewezen. [eiser] heeft namelijk niet betwist dat hij de verkeersregelaarspas aan [gedaagden] dient af te geven. Sterker nog, [eiser] heeft meerdere keren verklaard daartoe bereid te zijn.
3.12.
[eiser] vraagt ook om betaling van de wettelijke verhoging. Het staat in deze zaak vast dat [gedaagden] salaris te laat aan [eiser] heeft uitbetaald. Het te laat uitbetalen is daarnaast toe te rekenen aan [gedaagden], de werkgever. [gedaagden] heeft er namelijk zelf voor gekozen om uitbetaling van het salaris op te schorten. Het door [eiser] gevorderde bedrag aan wettelijke verhoging zal dan ook worden toegewezen.
3.13.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het bedrag is hoger dan het in het Besluit genoemde tarief. Een bedrag van € 81,08 zal worden toegewezen.
3.14.
[eiser] vordert betaling van de wettelijke rente. Ook deze vordering is toewijsbaar aangezien [gedaagden] te laat is met betaling van een geldsom. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten is niet toewijsbaar, omdat niet gesteld of gebleken is wanneer [eiser] deze kosten precies heeft voldaan. De gevorderde rente over de verschenen rente zal ook worden afgewezen, omdat dit pas kan als achterstallige rente een vol jaar verschuldigd is (zie artikel 6:119 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek).
3.15.
[gedaagden] is in conventie (de eis van [eiser]) in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
|
€
|
135,10
|
|
- griffierecht
|
€
|
214,00
|
|
- salaris gemachtigde
|
€
|
270,00
|
(2,00 punten × € 135,00)
|
Totaal
|
€
|
619,10
|
|
3.16.
In reconventie (de eis van [gedaagden]) is [eiser] in het ongelijk gesteld. Hij moet immers de verkeersregelaarspas teruggeven. [eiser] zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kantonrechter stelt deze aan de kant van [gedaagden] vast op nihil, omdat niet is gesteld of gebleken dat [gedaagden] kosten heeft gemaakt, nu zij geen gemachtigde heeft ingeschakeld.
4 De beslissing
4.1.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 919,53, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 810,77, met ingang van 2 november 2023, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 619,10,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
4.5.
veroordeelt [eiser] tot afgifte aan [gedaagden] van de verkeersregelaarspas,
4.6.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagden] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024. (wv)