[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser]:
I. te betalen het achterstallig loon over loonperiode 26 september 2023 tot 31 januari 2024 ten bedrage van € 2.159,76 netto, vermeerderd met de emolumenten waaronder de niet genoten vakantiedagen (€ 447,52 netto), opgebouwde vakantiebijslag (€ 447,93 netto) en de transitievergoeding van € 143,64;
II. te betalen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over alle gevorderde loonbedragen onder I., vanaf datum verzuim tot aan de dag van volledige betaling;
III. te betalen de wettelijke rente over de onder sub I. en II. gevorderde bedragen vanaf datum verzuim tot aan de dag van volledige betaling voor wat betreft de bedragen die opeisbaar zijn op het tijdstip van dagvaarden; en voor wat betreft de bedragen die nadien opeisbaar zijn geworden, vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen, tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. te verstrekken een deugdelijke bruto/netto specificatie over de periode 26 september 2023 tot 31 januari 2024 alsmede de jaaropgave 2023 te verstrekken, binnen 14 dagen na de datum van het te wijzen vonnis en op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet met een maximum van € 2.500,00;
V. te vergoeden de reparatiekosten van het voertuig van [gedaagde];
VI. te betalen de buitengerechtelijke incassokosten;
VII. te betalen de kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
VIII. te betalen de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis.