2 De procedure
De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 9 december 2024 en 13 januari 2025.
De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. D. Nieuwenhuis, advocaat in Arnhem, is op de terechtzitting van 9 december 2024 verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 13 januari 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
2.1
Het standpunt van de officier van justitie
Op de terechtzitting van 9 december 2024 heeft de officier van justitie de vordering gewijzigd. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het totaalbedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op € 100.867,64, bestaande uit de volgende bedragen:
feit 1: € 48.519,25
- -
[slachtoffer 1] ( [bedrijf 1] ) € 1.983,59
- -
[slachtoffer 2] ( [bedrijf 2] ) € 30.000,--
- -
[slachtoffer 3] ( [bedrijf 3] ) € 3.796,62
- -
[slachtoffer 4] ( [bedrijf 4] ) € 805,98
- -
[slachtoffer 5] ( [bedrijf 5] ) € 2.876,49
- -
[slachtoffer 6] ( [bedrijf 6] ) € 5.495,--
- -
[slachtoffer 7] ( [bedrijf 7] ) € 3.026,57
- -
[slachtoffer 8] ( [bedrijf 8] ) € 535,--
- -
[slachtoffer 9] ( [bedrijf 9] ) € 5.009,40
- -
[slachtoffer 10] ( [bedrijf 10] ) € 5.717,25
- -
[slachtoffer 11] ( [bedrijf 11] ) € 1.072,81
- -
[slachtoffer 12] ( [bedrijf 12] ) € 6.275,70
- -
[slachtoffer 13] ( [bedrijf 13] ) € 1.339,55
- -
[slachtoffer 14] € 20.000,--
- -
[slachtoffer 15] ( [bedrijf 14] ) € 684,33
- -
[slachtoffer 16] ( [bedrijf 15] ) € 12.249,35
Volgens de officier van justitie moet het volledige bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel uit feit 1 en feit 3 aan de veroordeelde worden toegerekend en moet 75 procent van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit feit 2 aan de veroordeelde worden toegerekend. Dit betekent dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde volgens de officier van justitie € 48.519,25 + (0,75 x € 39.414,71) + € 12.933,68 = € 91.013,96 bedraagt.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering nietontvankelijk moet worden verklaard gelet op de door hem bepleite vrijspraak in de strafzaak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het totaalbedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel maximaal € 87.672,26 bedraagt. Ook heeft de raadsman bepleit dat het voordeel dat afkomstig is uit feit 2 en feit 3 niet volledig aan veroordeelde kan worden toegerekend omdat – bij een bewezenverklaring – het medeplegen van oplichting bewezen zal worden verklaard. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel in dat geval pondspondsgewijs moet worden verdeeld. Tot slot heeft de raadsman verzocht om de bedragen die eventueel door de rechtbank als schadevergoeding zijn toegewezen aan de benadeelde partijen in mindering te brengen op het ontnemingsbedrag.
5 De beslissing
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel voor wat betreft een deel van € 44.331,74;
- -
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 38.569,94;
- -
legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 38.569,94 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de verplichting met betrekking tot een gedeelte van € 3.926,02 hoofdelijk wordt opgelegd;
- -
bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 771 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. N.P. Heisterkamp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2025.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2022019702. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 december 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
In augustus 2021 zijn [medeverdachte] en ik samen het cateringbedrijf [bedrijf 17] begonnen. Ik heb bestellingen voor [bedrijf 17] gedaan bij [slachtoffer 3] . Het zou kunnen dat ik [slachtoffer 1] van [bedrijf 1] heb gebeld om een bestelling te doen voor [bedrijf 17] . Ik heb materialen gehuurd bij [slachtoffer 2] van [bedrijf 18] voor [bedrijf 17] . Ik heb op 12 augustus 2021 een buffet besteld bij [slachtoffer 4] van [bedrijf 4] .
Op 9 februari 2023 is het bedrijf [bedrijf 16] ingeschreven bij de Kamer van Koophandel op mijn naam. Ik heb contact gehad met groenteleverancier [slachtoffer 11] . Ik heb besteld bij [slachtoffer 11] . Ik was aanwezig bij de gesprekken met [slachtoffer 12] van [bedrijf 12] B.V. Tijdens het gesprek op 2 maart 2023 hebben wij besproken dat er dertien personeelsleden nodig waren. [naam 3] en [naam 4] zijn mede op mijn verzoek op de loonlijst gezet. Ik heb contact gehad met [slachtoffer 13] van [bedrijf 13] over bestellingen voor [bedrijf 16] .
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 12 januari 2022, pagina’s 27 en 28, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik, [slachtoffer 1] , ben eigenaar van het bedrijf [bedrijf 1] te [vestigingsplaats 1] . Op woensdag 27 oktober 2021 nam mijn medewerkster de telefoon aan. Zij hoorde dat ene [alias 1] aan de telefoon was. Ik nam donderdags contact op met deze [alias 1] . [alias 1] vertelde mij wat over zijn zaak, genaamd [bedrijf 19]. Op 5 november 2021 heb ik een levering van drank, bar, mobiele koelkast en glaswerk, gedaan aan [alias 1] voor een bedrag van 510,38 euro. Daarna was er via de telefoon een bestelling door [alias 1] . Ik heb de levering afgeleverd op 12 november 2021, 18 november 2021 en 26 november 2021 voor dranken. Dit was een totaal bedrag van 1473,21 euro. Ik heb de facturen naar [alias 1] gestuurd maar geen geld ontvangen.
3.
Geschriften, te weten facturen van [bedrijf 1] aan [bedrijf 19] van 9 november 2021, 22 november 2021 en 21 december 2021, pagina’s 30-32:
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
4.
Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 11 januari 2022, pagina’s 36 en 37, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben eigenaar/algemeen directeur van het bedrijf [bedrijf 2] bv te [vestigingsplaats 2] . [alias 2] belde ons halverwege oktober. Hij wilde voor langere tijd keukenapparatuur huren voor zijn cateringbedrijf [bedrijf 17] catering. Wij hebben toen goederen geleverd. De factuur van de verhuur is niet betaald.
5.
Geschriften, te weten facturen van [bedrijf 18] aan [bedrijf 17] Catering & Events met de factuurnummers [factuurnummer 1] , [factuurnummer 2] , [factuurnummer 3] en [factuurnummer 4] :
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
6.
Een geschrift, te weten een overzicht van de niet-geretourneerde goederen met waardeschatting, van 3 januari 2022, pagina 43:
[afbeelding]
7
Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 14 januari 2022, pagina’s 72 en 73, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb een levensmiddelenwinkel in [vestigingsplaats 3] . De eerste bestelling was dus op 25 september 2021. De eerste factuur heb ik verstuurd op 31102021. Ik kreeg weer bestellingen van [alias 1] op 30-09-2021, 04-10-2021, 09-10-2021, 16-10-2021, 23102021, 26-10-2021, 4-11-2021, 8112021, 9-11-2021, 12-11-2021. In totaal gaat het om een bedrag van 3796,62 incl BTW. Tot op heden heb ik geen betalingen gehad van [alias 1] .
8.
Een geschrift, te weten een overzicht openstaande posten van [bedrijf 19] bij [bedrijf 3] van 8 januari 2022, pagina 89:
9
Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 14 januari 2022, pagina’s 92 en 93, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben eigenaar van zalencentrum [bedrijf 4] . Op 12 augustus 2021 werd er een spoedbestelling gedaan door een zekere [alias 2] . Er werd een biertap, koeling, vaatje bier, frisdrank, glaswerk, en voor de avond zijn er borden, bestek, en warmhoudbakken besteld. Genoemde goederen werden op zaterdag 14 augustus 2021 in ontvangst genomen door [alias 2] . Op 15 augustus 2021 heb ik een factuur gestuurd voor genoemde levering. Er zijn deurwaarders aan de deur geweest bij [alias 2] . Dit alles heeft niets opgeleverd.
10.
Een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 4] aan [alias 2] met factuurnummer [factuurnummer 5] , pagina 95:
11
Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer 8] van 11 januari 2022, pagina’s 173 en 174, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 3 december 2021 werd er telefonisch contact opgenomen met ons bedrijf [bedrijf 8] , door een bedrijf dat zich [bedrijf 19] noemde. Er werd een afspraak gemaakt met een zekere [alias 1] van [bedrijf 17] . Op maandag 13 december 2021 kwam de eerste bestelling van [alias 1] binnen. Deze bestelling is nog dezelfde dag opgehaald. Op maandag 13 december 2021 is de factuur voor deze levering per mail verstuurd. Op vrijdag 7 januari 2022 heb ik een aanmaning voor de geleverde en nog steeds niet betaalde producten naar [bedrijf 17] gestuurd. Ik ben benadeeld voor een bedrag van 535,-- euro.
12.
Een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 8] aan [bedrijf 17] van 13 december 2021, pagina 176:
13.
Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer 11] van 19 april 2023, pagina’s 213 en 214, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben eigenaar van [bedrijf 11] . Ik kreeg op 24 maart 2023 een mail. In de mail gaf ene [alias 1] aan dat hij een nieuw cateringbedrijf was begonnen en hij zocht een toeleveringsbedrijf voor groente en fruit. Het mailadres is: [e-mailadres] . Vrijdag 25 maart om 08.00 uur belde hij mij op. Hij vroeg of er voor het weekeinde nog iets geleverd kon worden. Niet veel later kwam een man de goederen ophalen. Hij nam voor ongeveer 800 euro aan groente en fruit mee. Ik heb tot op heden, 19 april 2023 nog geen betaling van deze facturen ontvangen.
14.
Geschriften, te weten facturen van [bedrijf 11] aan [bedrijf 16] Twente, met factuurnummers [factuurnummer 6] en [factuurnummer 7] , pagina’s 225229:
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
15.
Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer 12] van 12 juli 2023, pagina’s 237 en 238, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben opgelicht door [alias 3] en [medeverdachte] , de eigenaren van [bedrijf 16] te [vestigingsplaats 3] . Ik ben de eigenaar van [bedrijf 12] B.V. Op 2 maart 2023 had ik een gesprek met [medeverdachte] en [alias 1] in een bedrijfspand aan de [adres] . In dit gesprek zij we ingegaan op wat men precies nodig hadden op personeelsgebied. Twee mensen zijn op 8 maart 2023 begonnen met werkzaamheden voor [bedrijf 16] . Naast de bovenstaande twee personeelsleden vroeg [alias 1] mij ook twee personeelsleden op mijn loonlijst te zetten. Dit waren [naam 3] ( [naam 3] ) en [naam 4] ( [naam 4] ). [alias 1] gaf aan dat zij al vanaf 13 februari 2023 bij hen aan het werk waren. Ik heb hen vervolgens op de loonlijst gezet met terugwerkende kracht en zij zijn over de maand februari 2023 ook uitbetaald. Achteraf bleek dat dit stiefkinderen van [alias 1] waren. En via personeelsleden die door mij bij hen geplaatst waren heb ik gehoord dat zijn geen enkele dag daar hebben gewerkt. En vervolgens hebben ze het factuur dat ik opgesteld heb met de kosten voor hen niet betaald.
16.
Een geschrift, te weten een bankafschrift van ING op naam van [bedrijf 12] B.V. van de periode 9 oktober 2021 tot en met 8 april 2024, pagina 248, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[naam 3] . Salaris februari - 813,48 euro
[naam 4] . Salaris februari - 813,48 euro
17.
Een geschrift, te weten een factuur van [bedrijf 12] aan [bedrijf 16] van 15 maart 2023, pagina 249, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aantal Omschrijving Prijs Totaal
14,5 uur [naam 1] (week 9) € 23,90 € 346,55
24 uur [naam 2] (week 10) € 23,90 € 573,60
41 uur [naam 1] (week 10) € 23,90 € 979,90
21% BTW
18.
Het procesverbaal van verhoor getuige [naam 4] opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank van 8 juli 2024, pagina 3, voor zover inhoudende:
[naam 3] en ik werden ingeschreven bij (fonetisch) [bedrijf 12] . (opmerking rechtercommissaris: getuige bedoelt vermoedelijk [bedrijf 12] ) Wij waren daar ingeschreven als werknemer. Wij moesten van [alias 1] uren opgeven, die wij vervolgens betaald kregen terwijl we die uren niet gewerkt hadden.
19.
Het procesverbaal van aangifte van [slachtoffer 13] van 12 juli 2023, pagina’s 252-253, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van oplichting namens mijn bedrijf [bedrijf 13] . Omstreeks 7 maart 2023 werd ik gebeld door een man die zich voorstelde als [alias 1] van het bedrijf [bedrijf 16] . Twee dagen later kreeg ik een mail van [bedrijf 16] . Hierin stond dat hij een feest moest regelen en vroeg of ik daar alvast de drank voor wilde leveren. Vervolgens heeft hij nog twee bestellingen gedaan. In totaal gaat het over drie bestellingen met een waarde van ongeveer 2000 euro. Toen ik er achter kwam dat ik was opgelicht heb ik direct meerdere keren geprobeerd [alias 1] van [bedrijf 16] te bellen en te mailen. Echter het opgegeven telefoonnummer was reeds afgesloten en op diverse emails werd ook niet meer gereageerd.
20.
Geschriften, te weten facturen van [bedrijf 13] aan [bedrijf 16] met factuurnummers [factuurnummer 8] en [factuurnummer 9] , pagina’s [factuurnummer 10] :
[afbeelding]
[afbeelding]