Beslissing
RECHTBANK ROERMOND
Wrakingskamer
Nummer: W 7/2012
Beslissing op het verzoek tot wraking van de rechter mr. [de rechter], welk verzoek is ingediend door de heer [de verzoeker] (verder aangeduid als verzoeker).
1. De procedure
1.1. Bij verzoekschrift van 21 september 2012 heeft verzoeker de wraking verzocht van
mr. [de rechter].
1.2. Een kopie van dat verzoekschrift is gezonden aan mr. [de rechter] voornoemd en aan de wederpartij van verzoeker, de heffingsambtenaar van de gemeente Venlo (verder aangeduid als de wederpartij).
1.3. Mr. [de rechter] heeft op 24 september 2012 schriftelijk op het verzoek gereageerd. Een kopie van deze reactie is op 5 oktober 2012 aan verzoeker en aan de wederpartij gezonden.
1.4. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2012. Hoewel behoorlijk opgeroepen voor deze zitting is verzoeker noch de wederpartij verschenen. Ook mr. [de rechter] is niet verschenen, zoals door hem was aangekondigd.
2. De feiten
2.1. Bij de rechtbank, sector bestuursrecht, is aanhangig de beroepzaak van verzoeker tegen de wederpartij met zaaknummer [zaaknummer]. Mr. [de rechter] (verder ook aangeduid als de rechter) is belast met de behandeling van deze zaak.
2.2. In genoemde zaak was de mondelinge behandeling (nader) bepaald op vrijdag 28 september 2012. Bij brief van 10 september 2012 heeft verzoeker de rechtbank verzocht te behandeling op 28 september 2012 uit te stellen omdat hij op die datum in het buitenland zou verblijven. De griffier van de rechtbank heeft bij brief van 18 september 2012 aan verzoeker meegedeeld dat de rechtbank dat verzoek heeft afgewezen omdat de rechtbank alleen in uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleent en de door verzoeker voor het uitstel aangevoerde reden niet als een uitzonderlijke omstandigheid is aan te merken. Vervolgens heeft verzoeker de wraking van de rechter verzocht.
3. De gronden van het wrakingsverzoek
3.1. Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd grove schending van hoor en wederhoor en schending van artikel 1 van de Grondwet.
4. Het standpunt van de rechter
4.1. De rechter heeft op het wrakingsverzoek als volgt gereageerd. Aan verzoeker is reeds meermalen uitstel van de behandeling ter zitting verleend. Aan verzoeker is op 18 juli 2012 meegedeeld dat de behandeling op 28 september 2012 zou plaatsvinden. In het licht van de voorgeschiedenis had van verzoeker verwacht mogen worden bij de planning van persoonlijke zaken rekening te houden; dat is de reden geweest om het uitstelverzoek van verzoeker van 10 september 2012 te weigeren.
5. De beoordeling van het verzoek
5.1. Gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen levert een procesrechtelijke beslissing in beginsel op zichzelf geen feit of omstandigheid op die de rechterlijke onpartijdigheid raakt in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit is alleen dan anders, indien een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert (subjectieve partijdigheid), althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (objectieve partijdigheid). In het licht van deze uitzondering dient het wrakingsverzoek beoordeeld te worden.
5.2. Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek gemotiveerd met de stellingen: grove schending van hoor en wederhoor en schending van artikel 1 van de Grondwet. Van de mogelijkheid om zijn stellingen op de zitting mondeling toe te lichten heeft verzoeker geen gebruik gemaakt en ook niet van de hem geboden mogelijkheid om – in het geval dat hij verhinderd zou zijn op de zitting te verschijnen – zijn stellingen schriftelijk toe te lichten. De wrakingskamer is van oordeel dat de door verzoeker gestelde schendingen, die ook niet nader zijn onderbouwd, de wraking van de rechter niet kunnen rechtvaardigen.
5.3. Op grond van voorgaande overwegingen is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek als ongegrond afgewezen dient te worden.
6. Beslissing
De wrakingskamer van de rechtbank:
6.1. verklaart ongegrond en wijst af het verzoek tot wraking van de rechter
mr. [de rechter].
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.P.F. van Dooren, O.M. de Lange en H.H. Dethmers, bijgestaan door mr. L.G.H. Cox als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2012.