RECHTBANK ROTTERDAM
sector kanton
BESCHIKKING ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Qubit-PPMG B.V.,
gevestigd te Den Haag,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J. Witvoet,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
gemachtigde: mr. P. Abbo.
Partijen worden hierna aangeduid als “Qubit” respectievelijk “[verweerder]”.
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- het verweerschrift, met bijlage;
- de voorafgaande aan de mondelinge behandeling door Qubit overgelegde stukken;
- de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotitie
aan de zijde van Qubit;
- de aantekeningen van de op 25 mei 2007 gehouden mondelinge behandeling.
2. De feiten
2.1 Qubit is een projectmanagementbureau dat op interim-basis project- en interim-managers bij opdrachtgevers detacheert.
2.2 [verweerder], geboren op 26 maart 1944, is sedert 1 augustus 2003 voor onbepaalde tijd bij Qubit in dienst getreden en is gedurende zijn dienstverband steeds als manager bij de afdeling communicatie bij het ministerie van defensie gedetacheerd geweest.
2.3 Artikel 3.1 van de arbeidsovereenkomst luidt:
“Het dienstverband wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en voor 40 uur per week. De basis van de arbeidsovereenkomst is gekoppeld aan de langdurige overeenkomst tussen het Ministerie van Defensie (DICTU en DIO) en Qubit-PPMG bv.”
2.4 Het loon van [verweerder] bedraagt thans €?4.300,- bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiebijslag, een vaste pensioenuitkering van € 45,38 per maand en een extra vergoeding van € 500,- voor de periode dat [verweerder] bij het ministerie van defensie werkzaam zou zijn.
2.5 Op 30 maart 2007 heeft W.J.M. van ’t Hooft (statutair bestuurder van Qubit) in een gesprek met [verweerder] medegedeeld dat hij er rekening mee moest houden dat de opdracht van het ministerie van defensie tot een einde zou komen en zijn baan daarmee op de tocht zou komen te staan.
2.6 Op 4 april 2007 heeft het ministerie van defensie Qubit medegedeeld de opdracht tegen 1 juni 2007 op te zeggen. Die opzegging is bij brief van 17 april 2007 bevestigd.
2.7 Op 2 april 2007 heeft [verweerder] zich ziek gemeld. Sedert 7 mei 2007 is [verweerder] weer arbeidsgeschikt en door Qubit vrijgesteld van zijn werkzaamheden.
3. Het geschil
3.1 Het verzoek strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen per 1 juni 2007, kosten rechtens.
3.2 Aan het verzoek is naast de hiervoor vermelde vaststaande feiten -verkort weergegeven- het volgende ten grondslag gelegd:
Door de opzegging van het ministerie van defensie zijn geen passende werkzaamheden voorhanden voor [verweerder] binnen de organisatie van Qubit. [verweerder] is de enige werknemer met een communicatie-achtergrond die door Qubit gedetacheerd wordt. Qubit heeft geprobeerd een vervangende passende opdrachtgever te vinden om [verweerder] te detacheren, doch die is niet gevonden. Aldus is sprake van een zodanige wijziging in de omstandigheden dat sprake is van een gewichtige reden die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tegen 1 juni 2007 rechtvaardigt. Qubit is bereid [verweerder] een vergoeding van € 18.576,-, zijnde een maandsalaris voor elk dienstjaar van [verweerder] bij Qubit, te betalen. Voor toekenning van een hogere vergoeding is geen plaats nu [verweerder] al 59 jaar oud was toen hij bij Qubit in dienst trad.
3.3 Het verweer strekt primair tot afwijzing van het verzoek van Qubit en subsidiair tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding ten laste van Qubit aan [verweerder] van € 62.272,56.
3.4 [verweerder] heeft daartoe -verkort weergegeven en voor zover thans van belang- het volgende aangevoerd:
Ook in de jaren voorafgaande aan het dienstverband met Qubit was [verweerder] via een derde werkzaam bij het ministerie van defensie. Vanwege het faillissement van die derde en het feit dat het ministerie van defensie geen rechtstreeks dienstverband met [verweerder] wenste aan te gaan moest [verweerder] op zoek naar een bedrijf dat hem wenste te detacheren.
Toen duidelijk werd dat het ministerie van defensie het contract met Qubit wenste te beëindigen heeft Qubit [verweerder] direct te kennen gegeven dat [verweerder] kon vertrekken. Als gevolg van die handelswijze heeft [verweerder] gezondheidsklachten ontwikkeld. Het risico van het wegvallen van het contract met het ministerie van defensie komt voor rekening van Qubit. Qubit heeft niet aangetoond dat bij Qubit geen werk voor [verweerder] voorhanden is en geen pogingen gedaan om [verweerder] elders tewerk te stellen.
[verweerder] zal vanwege zijn leeftijd moeilijk elders vervangend werk vinden. Bovendien staat het overeengekomen non-concurrentiebeding hem daarbij in de weg. Dat [verweerder] reeds 59 jaar oud was bij indiensttreding dient voor het bepalen van een eventuele ontbindingsvergoeding niet te worden meegewogen, nu [verweerder] bij zijn indiensttreding in staat was een zeer lucratief contract met het ministerie van defensie voor Qubit te verzorgen, waaraan door Qubit de afgelopen jaren goed is verdiend.
Indien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden is toekenning van een vergoeding van € 62.272,56, zijnde het equivalent van 12 maandsalarissen, vermeerderd met 8% vakantietoeslag en de vaste bijdrage ad € 545,38, op zijn plaats.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Partijen hebben medegedeeld dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met een opzegverbod en er is geen aanleiding aan de juistheid van die mededeling te twijfelen.
4.2 Ter terechtzitting is gebleken dat de relatie tussen partijen inmiddels dusdanig is verstoord dat voortzetting van het dienstverband niet meer tot de mogelijkheden behoort. De kantonrechter acht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2007 derhalve op zijn plaats.
4.3 Hoewel het dienstverband van [verweerder] bij Qubit in artikel 3.1 van de arbeidsovereenkomst is gerelateerd aan het contract van Qubit met het ministerie van defensie, is de arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd. De enkele beëindiging van genoemd contract vormt dan ook geen zelfstandige grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van een vergoeding. Bijkomende omstandigheden, zoals het ontbreken van andere passende werkzaamheden voor [verweerder], kunnen een dergelijke “kale” ontbinding echter rechtvaardigen.
4.4 Qubit heeft genoegzaam aangetoond dat op basis van de huidige contracten van Qubit met derden geen passend werk voor [verweerder] voorhanden is. Gesteld noch gebleken is evenwel dat Qubit meer heeft gedaan dan het informeren bij haar bestaande relaties naar een plaatsingsmogelijkheid voor [verweerder]. Dit terwijl van Qubit als detacheringbureau mag worden gevergd dat zij zich inspant om haar werknemers ook buiten die bestaande contracten te plaatsen. De kantonrechter acht de toekenning van een vergoeding aan [verweerder] op basis van de kantonrechtersformule met de factor c=1,25 dan ook op zijn plaats. Bij de vaststelling van die factor is meegewogen dat Qubit ter terechtzitting heeft verklaard [verweerder] nimmer aan enig relatie- of concurrentiebeding te zullen houden.
4.5 [verweerder] is op 59-jarige leeftijd in dienst getreden bij Qubit. Overeenkomstig de kantonrechtersformule verzoekt [verweerder] een vergoeding van 2 maandsalarissen voor elk dienstjaar bij Qubit. Qubit heeft zich daartegen verzet, onder meer stellenden dat zij op die wijze zou worden “bestraft” voor het in dienst nemen van een oudere werknemer. De kantonrechter komt tot het oordeel dat geen rekening behoeft te worden gehouden met de leeftijd van [verweerder] bij het vaststellen van een vergoeding en wijkt daarmee af van de kantonrechtersformule.
4.6 Anders dan [verweerder] stelt is genoegzaam gebleken dat Qubit reeds een contractuele relatie met het ministerie van defensie had vóór aanvang van de arbeidsovereenkomst met [verweerder]. Het kan derhalve niet de verdienste van [verweerder] zijn geweest dat Qubit dit, mogelijk lucratieve, contract heeft verworven. Dit neemt niet weg dat Qubit belang had bij het in dienst treden van [verweerder], die over een schat aan ervaring kon beschikken bij het werk dat hij is gaan verrichten. Qubit heeft dit ongetwijfeld laten meewegen bij het vaststellen van het aan [verweerder] toe te kennen salaris en de forse pensioentoeslag. Anderzijds had ook [verweerder] een groot belang bij de indiensttreding bij Qubit. De vorige werkgever van [verweerder] is immers gefailleerd en het ministerie van defensie wenste geen directe arbeidsovereenkomst met [verweerder] aan te gaan. [verweerder] kon derhalve alleen via de detachering door Qubit zijn oude werkzaamheden als communicatie adviseur voor het ministerie van defensie voortzetten. Onder die omstandigheden is toepassing van de leeftijdsgebonden correctiefactor op het aantal dienstjaren niet op zijn plaats.
4.7 Bij de berekening van de vergoeding worden zowel de vaste vergoeding van € 45,38 als de voorwaardelijke vergoeding van € 500,- per maand als vaste looncomponenten beschouwd. [verweerder] is immers uitsluitend bij het ministerie van defensie gedetacheerd geweest en heeft die laatste vergoeding dan ook gedurende zijn gehele dienstverband ontvangen. De toe te kennen vergoeding komt daarmee afgerond op € 26.000,- bruto.
4.8 Aangezien de toe te kennen vergoeding hoger is dan de door Qubit aangeboden vergoeding, zal aan Qubit een termijn worden gegeven om het verzoek in te trekken
4.9 Gelet op de aard van de procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te melden wijze.
5. De beslissing
De kantonrechter,
geeft Qubit tot 30 juni 2007 de gelegenheid het verzoek in te trekken;
en voor het geval het verzoek niet wordt ingetrokken:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 juli 2007;
kent aan [verweerder] ten laste van Qubit een vergoeding toe van €?26.000,- bruto;
en in beide gevallen:
compenseert de proceskosten in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.