RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: AWB 11/5136 WWB - T2
Uitspraak naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht
in het geding tussen
A, wonende te B, verzoeker,
gemachtigde mr. E.H.P. Dingenouts,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief van 15 november 2011 heeft verzoeker op grond van artikel 79 van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) bezwaar gemaakt tegen het diverse malen inhouden van bedragen op zijn uitkering ingevolge de WWB.
Voorts heeft verzoeker bij brief van 25 november 2011 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de ten onrechte ingehouden en aan Eneco uitbetaalde bedragen over mei, september en oktober 2011 ten bedrage van in totaal
€ 661,61 nog aan verzoeker worden uitbetaald, alsmede dat er geen bedragen boven de
€ 64,00 meer voor betalingen aan Eneco op de bijstand worden ingehouden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2011. Aanwezig waren verzoeker en zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. S. el Fizazi.
2 Overwegingen
2.1 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of eventueel in de hoofdzaak.
2.2 Bij schriftelijke machtiging van 4 november 2010 heeft verzoeker verweerder verzocht om, door inhouding op de bijstand, de maandelijkse voorschotnota van de energierekening ten bedrage van € 64,00 rechtstreeks aan Eneco te betalen. Verweerder heeft met ingang van 6 december 2010 uitvoering gegeven aan deze machtiging.
Naar aanleiding van een verhoging van de maandelijkse voorschotnota van € 64,00 naar
€ 142,00 heeft verweerder over mei 2011 een bedrag van € 142,00 ingehouden op de bijstand en rechtstreeks aan Eneco betaald. Voorts heeft verweerder in verband met
openstaande vorderingen bij Eneco naast het bedrag van de voorschotnota van € 142,00 over mei 2011 een bedrag van € 138,61 ingehouden op de bijstand en rechtstreeks aan Eneco betaald. Na protest van verzoeker is de inhouding conform diens schriftelijke machtiging van 4 november 2010 met ingang van juni 2011 weer verlaagd naar € 64,00. Vervolgens heeft verweerder in verband met openstaande vorderingen bij Eneco naast het bedrag van de voorschotnota van € 64,00 over september 2011 en oktober 2011 een bedrag van € 200,00 ingehouden op de bijstand en rechtstreeks aan Eneco betaald.
2.3 Bij brief van 15 november 2011 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het diverse malen, laatstelijk over oktober 2011, inhouden van bedragen op de bijstand, welke inhoudingen vervolgens door verweerder rechtstreeks zijn uitbetaald aan Eneco. Door deze inhoudingen krijgt verzoeker geen enkel bedrag uitgekeerd en kan hij niet in zijn levensonderhoud voorzien. Verzoeker heeft geen betalingsregeling met Eneco afgesproken terzake de betwiste aanvullende nota, en heeft een inhoudelijk geschil met Eneco over de gehanteerde meterstanden en het functioneren van de elektriciteitsmeter.
2.4 De voorzieningenrechter deelt de opvatting van verzoeker niet dat deze inhoudingen moeten worden gezien als een nalaten ingevolge artikel 79 WWB, die voor de toepassing van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb als een besluiten moeten worden gezien.
De voorzieningenrechter merkt de uitkeringsspecificaties WWB van eind september 2011 en 25 oktober 2011 aan als de bestreden besluiten, nu met de inhoudingen van € 200,00 over september 2011 en oktober 2011 in afwijking van de schriftelijke machtiging van verzoeker, ten opzichte van de maanden waarover deze inhouding niet heeft plaatsgevonden, nieuwe rechtsgevolgen in het leven zijn geroepen. Voor zover er over mei 2011 bedragen op de bijstand zijn ingehouden in afwijking van de schriftelijke machtiging van verzoeker, dient verweerder zich in de beslissing op bezwaar nog wel te buigen over de vraag of verzoeker tegen de betreffende uitkeringsspecificatie bezwaar heeft gemaakt en zo ja, of hij in zijn bezwaar kan worden ontvangen.
2.5 De voorzieningenrechter stelt voorop dat het spoedeisend belang van verzoeker gegeven is met het feit dat het risico bestaat - zoals door verweerder ter zitting is erkend -, dat er in verband met openstaande vorderingen bij Eneco bij herhaling meer dan € 64,00 zal worden ingehouden op de bijstand.
2.6 Verweerder heeft aangegeven dat de extra inhoudingen op de bijstand betrekking hebben op de jaarafrekening en de verhoogde termijnbedragen. De bestreden besluiten zijn genomen met inachtneming van het geldende beleid ten aanzien van rechtstreekse betalingen aan het energiebedrijf. Dit beleid is vastgelegd in het Handboek SoZaWe, hoofdstuk C-4300 (energiekosten), en luidt - voor zover hier van belang - als volgt.
"2. Rechtstreekse betaling aan het energiebedrijf
Als de klant budgettaire problemen heeft bestaat er de mogelijkheid de energienota vanuit de uitkering rechtstreeks aan het energiebedrijf over te maken. Dit geldt zowel voor eenmalige schulden als voor de maandtermijnen en de jaarafrekening. De rechtstreekse betaling kan op verzoek van de klant geschieden of als verplichting aan de bijstandsverlening worden verbonden.
6. Achterstanden en Eneco-koppeling
Is sprake van een betalingsachterstand, dan kan de klant via de Eneco-koppeling op deze schuld aflossen.
De achterstand wordt gedeeld door het aantal termijnen er nog te gaan zijn tot de volgende jaarafrekening en de uitkomst van deze berekening is het aflosbedrag dat extra aan Eneco overgemaakt moet worden. Voor een dergelijke aflossingsregeling is geen overleg met Eneco noodzakelijk. Alleen als het berekende maandelijkse aflossingsbedrag te hoog is gegeven de financiële positie van de klant, moet de Klantmanager telefonisch met Eneco overleggen of een mildere regeling mogelijk is.
7 c. Jaarrekening met bijbetaling
Als de klant moet bijbetalen wordt het bij te betalen bedrag in 12 termijnen gedeeld. De uitkomst van deze berekening wordt vervolgens automatisch als maandelijkse aflossing ingevoerd en aan Eneco overgemaakt tot het bij te betalen bedrag volledig is afgelost."
2.7 De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
2.7.1 In artikel 57, aanhef en onder a, van de WWB is bepaald dat indien en zolang er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de belanghebbende zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van zijn bestaansmiddelen, het college aan de bijstand de verplichting kan verbinden dat de belanghebbende eraan meewerkt dat het college in naam van de belanghebbende noodzakelijke betalingen uit de toegekende bijstand verricht.
Het meewerken van een belanghebbende aan deze verplichting betekent dat de belanghebbende het college schriftelijk machtigt om de betalingen te verrichten. Zonder machtiging kan het college de bijstand aan belanghebbende niet tot een lager bedrag uitbetalen dan het bedrag waarop het recht is vastgesteld. Dit volgt uit de betalingsplicht zoals neergelegd in artikel 45 van de WWB.
2.7.2 Hoewel bij verzoeker geen sprake is van een opgelegde verplichting maar van een verzoek aan verweerder om, door inhouding op de bijstand, de maandelijkse voorschotnota rechtstreeks aan Eneco te betalen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat ook in dit geval verweerder niet meer op de bijstand mag inhouden dan waartoe verzoeker hem blijkens de schriftelijke machtiging van 4 november 2010 heeft gemachtigd. Dit betekent dat voor de bestreden inhoudingen van € 200,00 op de bijstand geen wettelijke grondslag is.
2.7.3 Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar de bestreden besluiten naar verwachting niet in stand zullen blijven, zodat er aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Om die reden ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en de bestreden besluiten te schorsen voor zover het de inhouding van € 200,00 op de bijstand over september 2011 en oktober 2011 betreft. Dit betekent dat verweerder deze bedragen (in totaal € 400,00) binnen één week na verzending van deze uitspraak moet terugbetalen aan verzoeker.
2.8 De voorzieningenrechter ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek tot aan deze uitspraak redelijkerwijs heeft moeten maken. De voorzieningenrechter bepaalt de proceskosten op € 874,00 aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
3 Beslissing
De voorzieningenrechter,
recht doende:
wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe, in die zin dat de bestreden besluiten worden geschorst voor zover het de inhouding van € 200,00 op de bijstand over september 2011 en oktober 2011 betreft,
bepaalt dat verweerder aan verzoeker het betaalde griffierecht van € 41,00 vergoedt,
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 874,00, te betalen aan verzoeker.
Aldus gedaan door mr. M.C. Woudstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van
mr. J. Nieuwstraten, griffier.
De griffier: De voorzieningenrechter:
Uitgesproken in het openbaar op: 29 december 2011.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op:
Reg.nr. AWB 11/5136 WWB - T22
uitspraak