RECHTBANK ROTTERDAM
Sector kanton
Locatie Brielle
vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. M. Bas, advocaat te Spijkenisse,
tegen
1a. [gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
1b. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
1c. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
gemachtigde: mr. A. van den Os van ARAG Rechtsbijstand te Leusden.
Partijen zullen hiervan worden aangeduid als “[eiser]” respectievelijk “[gedaagden]”.
1. Het verloop van het proces
1.1 De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het exploot van dagvaarding van 20 september 2012;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de akte tot in het geding brengen van stukken zijdens [eiser], ter griffie ingekomen op 25 september 2012;
- de nadere stukken zijdens [gedaagden] ten behoeve van de mondelinge behandeling, in gebracht op 15 oktober, en
- de pleitnotities zijdens [eiser].
1.2 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2012. [eiser] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Bas. Namens [gedaagden] is gedaagde sub 1b verschenen (namens alle gedaagden), bijgestaan door mr. Van den Os. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3 De datum voor de uitspraak van dit vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
2.1 [eiser] is op 2 augustus 2010 in dienst getreden bij de rechtsvoorgangster van [gedaagden] (C1000 [X]) krachtens een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 28 juli 2011 in de functie van afdelingsmanager slagerij. De arbeidsovereenkomst is verlengd tot en met 21 juli 2012 en nadien voortgezet tot en met 21 juli 2013. Het laatstverdiende loon van [eiser] bedraagt € 2.690,08 bruto per vier weken, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten, voor een 43-urige werkweek. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het slagersbedrijf van toepassing.
2.2 [gedaagden] is opgericht in september 2011 en heeft de supermarkt overgenomen van [X]. Vanaf dat moment hebben er tussen [eiser] en [gedaagden] zeer regelmatig overleggen plaatsgevonden over de derving en vleesmarge van de slagerij. Tevens is een andere vestiging van C1000 bezocht.
2.3 [eiser] was in zijn functie verantwoordelijk voor het opmaken van de balans van de voorraad. Voor het balansen wordt gebruik gemaakt van een standaard balanslijst. Bij het balansen van de afdeling Vlees is er sprake van een tweetal producten: bulkstukken en pakjes.
2.4 [eiser] was op vakantie van 27 juli 2012 tot 18 augustus 2012. De eerste werkdag na zijn vakantie was 20 augustus 2012. Op die dag heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en [gedaagden] in het bijzijn van [A] (accountmanager van C1000). Per brief van dezelfde dag is [eiser] geschorst:
‘De reden van de schorsing is dat wij vermoeden dat u zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk opgeven van onjuiste voorraadwaarden met als gevolg dat de brutowinst van uw afdeling onjuist (te hoog) is weergegeven ten opzichte van de werkelijkheid.
De schorsing zal een week duren. Mocht nader onderzoek dit noodzakelijk maken kan deze termijn worden verlengd.
Wij zullen u zo spoedig mogelijk nader informeren over de door ons te nemen maatregelen, waarbij ontslag op staande voet niet is uitgesloten.’
2.5 [eiser] heeft bij brief van 20 augustus 2012 uitdrukkelijk bezwaar gemaakt tegen de schorsing.
2.6 Op 23 augustus 2012 heeft er op initiatief van [gedaagden] opnieuw een gesprek plaatsgevonden tussen partijen nadat door [gedaagden] nader onderzoek was verricht. Het gesprek is bevestigd in een brief van gelijke datum:
‘Wij hebben geconstateerd dat u zich schuldig heeft gemaakt aan frauduleuze handelingen. U heeft de administratie vervalst waardoor de cijfers een veel beter beeld geven dan de werkelijkheid. U wist reeds dat de cijfers van de slagerij niet goed waren. Wij zijn intensief met u bezig geweest om de cijfers omhoog te krijgen en u heeft dit naar nu blijkt gedaan door de cijfers te vervalsen. Als wij dit hadden geweten dan hadden wij uw contract in juli 2012 zeker niet verlengd! Toen wij u hiermee confronteerden, gaf u aan van niets te weten. Wel gaf u aan dat u niet de juiste procedure heeft gehanteerd, maar moedwillig (ondanks de door u gevolgde cursus en expert begeleiding vanuit C1000 hoofdkantoor) een eigen manier heeft gebruikt.
Gelet op de inhoud van uw functie is de vertrouwenspositie dermate geschaad dat van ons niet langer gevergd kan worden de arbeidsverhouding voort te zetten. U bent zeer heimelijk te werk gegaan door de cijfers rooskleuriger voor te doen dan ze in werkelijkheid waren. U heeft de administratie vervalst. Door deze handelswijze heeft u tevens de instructies niet opgevolgd. Hetgeen het door ons in u gestelde vertrouwen heeft beschaamd.
Wij hebben u op 23 augustus 2012 op staande voet ontslagen wegens dringende redenen welke u onverwijld zijn meegedeeld. (…)’
2.7 [eiser] heeft bij brief van 30 augustus 2012 aan [gedaagden] meegedeeld dat hij zich niet kan verenigen met de opzegging c.q. beëindiging van de arbeidsovereenkomst en heeft de opzegging c.q. beëindiging buitengerechtelijk vernietigd, althans een beroep gedaan op de vernietigingsgronden ingevolge de bepalingen van de wet.
3. De vordering
3.1 [eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij wijze van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a) te bevelen dat [gedaagden] [eiser] binnen acht dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis weder te werk stelt om de bedongen werkzaamheden te verrichten en te bepalen dat [gedaagden] een dwangsom verbeurt van € 500,00 per dag dat [gedaagden] niet voldoet aan voornoemd bevel;
b) [gedaagden] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het loon c.a. € 2.690,08 bruto vanaf 23 augustus 2012;
c) te vermeerderen met de wettelijke verhoging ad 50% ex. artikel 7:625 BW over het onder b gevorderde bedrag;
d) alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente ex. artikel 6:119 BW van de onder b en c gevorderde bedragen vanaf 1 september 2012, althans vanaf 7 september 2012, althans vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
e) [gedaagden] te bevelen om aan [eiser] te verstrekken de (gecorrigeerde) salarisspecificaties vanaf augustus 2012 tot en met het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
f) met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van de procedure.
3.2 Aan zijn vordering legt [eiser] ten grondslag dat er geen geldige reden is voor een ontslag op staande voet, alsmede dat het ontslag niet onverwijld aan hem is medegedeeld en hij nimmer voorafgaand aan het ontslag is gewaarschuwd. Hij heeft tijdig de nietigheid van het ontslag ingeroepen, zodat de normaal voor opzegging geldende bepalingen gelden en het dienstverband onveranderd is blijven voort bestaan.
4. Het verweer
[gedaagden] concludeert tot afwijzing van de vordering en legt daaraan ten grondslag dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven.
5. De beoordeling
5.1 De spoedeisendheid is met de aard van de vordering gegeven.
5.2 In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten zonder nader onderzoek naar die feiten, beoordeeld worden of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat, vooruitlopend daarop, gelet op de wederzijdse belangen, toewijzing van de vordering reeds nu gerechtvaardigd is.
5.3 De concreet te beantwoorden vraag is of het aannemelijk is dat het ontslag op staande voet in een bodemprocedure stand zal houden. Een ontslag op staande voet is geldig, indien aan de volgende eisen is voldaan (art. 7:677 lid 1 BW):
- er is sprake van een dringende reden;
- het ontslag op staande voet is onverwijld gegeven, en
- de dringende reden is gelijktijdig met het ontslag op staande voet aan de werknemer meegedeeld.
dringende reden
5.4 Als dringende redenen in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden voor de werkgever beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In artikel 7:678 lid 2 BW is een - niet limitatieve - opsomming van dringende redenen gegeven, waarbij onder j en k staat dat een dringende reden onder andere aanwezig geacht wordt:
j) wanneer hij hardnekkig weigert te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten, hem door of namens de werkgever verstrekt;
k) wanneer hij op andere wijze grovelijk plichten veronachtzaamt, welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt.
De dringende reden op grond waarvan [gedaagden] [eiser] op staande voet heeft ontslagen is te lezen in de brief van 23 augustus 2012 (zie 2.6) en is - kort gezegd - vervalsing van de administratie van de slagerij.
Tijdens de vakantie van [eiser] is de administratie door [gedaagden] zelf gedaan en was er een aanzienlijk verschil in voorraadcijfers met de week ervoor, waarin [eiser] de administratie heeft verricht. Bij terugkomst van vakantie is dit met [eiser] besproken en gevraagd om een verklaring voor dit grote verschil. [eiser] heeft toen pas voor het eerst gezegd dat hij een ander wijze van balansen hanteerde dan is voorgeschreven. Een nadere toelichting bleef uit. [eiser] is daarop door [gedaagden] geschorst in afwachting van de uitkomt van een onderzoek.
Vast staat dat partijen intensief bezig zijn geweest om de (slechte) cijfers van de slagerij te verbeteren. In dat kader hebben er vele gesprekken tussen [eiser] en [gedaagden] plaatsgevonden, waarbij alle aspecten van het voeren van een deugdelijke administratie aan de orde zijn gekomen. [eiser] was op de hoogte van de gewenste wijze van balansen, zowel voor de bulkstukken als voor de pakjes. Desondanks heeft hij in de gesprekken met [gedaagden] nimmer gerept over de door hem - afwijkend van de voorgeschreven wijze - gehanteerde wijze van balansen (voor de pakjes). De kantonrechter overweegt dat nu het voor [eiser] duidelijk was dat er hard werd gewerkt om de cijfers van de slagerij te verbeteren en het voeren van een deugdelijke administratie daarbij van groot belang was, het van [eiser] had mogen worden verwacht dat hij over zijn wijze van balansen op enig moment een mededeling aan [gedaagden] had gedaan. Daaraan doet niet af dat [eiser] in de veronderstelling was dat zijn manier van balansen beter was dan de voorgeschreven wijze. Zijn verantwoordelijke functie brengt de verplichting met zich om een dergelijke handelswijze aan de werkgever te melden. Zeker als er maandenlang specifiek over dit aspect van de functie wordt gesproken en specifiek op dit punt wordt gestreefd naar verbetering. Het kan [gedaagden] niet worden verweten dat de afwijkende wijze van balansen niet eerder is opgemerkt, nu [gedaagden] op velerlei wijzen heeft getracht de administratie van de slagerij te optimaliseren en niet bedacht hoefde te zijn op dergelijk handelen van een werknemer in deze functie.
Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter het aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat er sprake is van een dringende reden (zoals bedoeld onder j en/of k voornoemd).
onverwijldheid
5.5 Een ontslag op staande voet moet onverwijld worden gegeven. Als van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, moet hij vrijwel onmiddellijk nadat hij kennis heeft genomen van de dringende reden actie ondernemen en tot ontslag op staande voet of tenminste tot schorsing/op non-actiefstelling overgaan. Dit wordt ook wel de subjectieve dringendheid van de dringende reden genoemd. De kantonrechter overweegt dat [gedaagden] tijdens de eerste mogelijkheid nadat hij het grote verschil in voorraadaantallen heeft ontdekt dit met [eiser] heeft besproken, te weten de eerste werkdag van [eiser] na zijn vakantie. Daarop is [eiser] direct geschorst en is [gedaagden] overgegaan tot een onderzoek naar de juistheid van het vermoeden dat [eiser] de administratie niet volgens de van hem verlangde wijze heeft gevoerd. Onder de gegeven omstandigheden acht de kantonrechter het redelijk dat [gedaagden] eerst een deugdelijk onderzoek wilde verrichten alvorens nadere stappen (zoals ontslag) te nemen. Drie dagen later is de uitkomst van het onderzoek met [eiser] besproken en is hem ontslag op staande voet gegeven. Gelet op die beperkte periode tussen ontdekking en ontslag kan worden geoordeeld dat [gedaagden] voortvarend te werk is gegaan bij het uitvoeren van het onderzoek en aan de eis van onverwijldheid is voldaan.
mededeling
5.6 De dringende reden moet gelijktijdig met het ontslag op staande voet aan de werknemer worden meegedeeld. Deze eis strekt ertoe te waarborgen dat het voor de werknemer onmiddellijk duidelijk is waarom hij is ontslagen. De werknemer moet zich immers na de mededeling erover kunnen beraden of hij de opgegeven reden als juist erkent en als dringend ervaart. Aan dit vereiste is voldaan in het gesprek van 23 augustus 2012, welk gesprek per brief van gelijke datum aan [eiser] is bevestigd, waarin eveneens de reden van het ontslag is opgenomen.
conclusie
5.7 Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat het ontslag op staande voet stand houdt in een bodemprocedure. De vorderingen van [eiser] worden derhalve afgewezen.
5.8 [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.
6. De beslissing
De kantonrechter:
bij wege van voorlopige voorziening,
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagden] vastgesteld op € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. van Die en uitgesproken ter openbare terechtzitting.