5.2
Gelet op al hetgeen partijen in de processtukken en bij de mondelinge behandeling van de zaak naar voren hebben gebracht, is de kantonrechter van oordeel dat het verzoek moet worden afgewezen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Ter onderbouwing van haar verzoek noemt de BSO enkele incidenten, meer in het bijzonder het fietsincident en de kwestie van het zorgkindje.
Desgevraagd heeft [woonplaats] ter zitting gemotiveerd toegelicht hoe een en ander is gegaan, waarbij zij nadrukkelijk aangeeft dat zij herhaaldelijk bij de BSO heeft aangekaart dat zij ‘de situatie in haar eentje niet meer aan kan’, dat kinderen steeds meer aandacht/zorg nodig hebben, dat zij heeft gevraagd om hulp/bijstand vanuit haar werkgever en dat daarop niet is gereageerd.
Voor wat betreft het fietsincident overweegt de kantonrechter dat aannemelijk is geworden dat dat een éénmalig incident is geweest (in 2012), waarbij een kindje pech had met haar fiets en [woonplaats] daardoor gedwongen werd om te stoppen voor dat kindje. Naar het oordeel van de kantonrechter kan een dergelijke situatie nu eenmaal voorkomen in haar werk als groepsleider en niet duidelijk is geworden hoe zij dan wel had moeten handelen dan wel die situatie had kunnen voorkomen.
Voor wat betreft het zorgkindje wordt overwogen dat het omgaan met drukke en soms agressieve kinderen inherent is aan het werk van groepsleider. Ter zitting heeft de BSO terecht in dit verband aangevoerd dat kinderen tegenwoordig meer tijd en zorg vragen.
Op haar beurt heeft [woonplaats] ter zitting aangegeven moeite te hebben om (adequaat) met de situatie rondom het zorgkindje om te gaan, naast het feit dat de andere kinderen in de groep ook de nodige zorg vragen. Naar eigen zeggen deed ze haar werk zo goed als mogelijk maar “gaat het allemaal niet”. Voorts hebben beide partijen enkele zwakke competenties in het functioneren van [woonplaats] naar voren gebracht, die samengevat betreffen ‘overzicht en gezag binnen de groep’.
De kantonrechter concludeert uit het voorgaande dat vast is komen te staan dat [woonplaats] niet naar behoren functioneert, ook niet nadat zij is overgeplaatst naar een kleinere groep, op een andere locatie. In het bijzonder is gebleken dat [woonplaats] moeite heeft om leiding/gezag in een groep te hebben en voldoende overzicht te houden, daar waar er in die groep een zorgkindje om extra aandacht vraagt, naast de andere kinderen in de groep.
Die conclusie rechtvaardigt niet zonder meer ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Van de BSO mag in de gegeven omstandigheden, in het bijzonder gelet op de relatief hoge leeftijd van [woonplaats], worden verwacht dat zij haar werknemer daarin steun en begeleiding biedt, zo nodig met behulp van een coach.
Ter zitting heeft de BSO aangegeven dat zij coachinggesprekken met [woonplaats] heeft gevoerd. [woonplaats] heeft dat gemotiveerd weersproken. De kantonrechter heeft uit de door de BSO in het geding gebrachte stukken niet kunnen vaststellen dat dergelijke coachinggesprekken zijn gevoerd.
Verder wordt overwogen dat uit niets blijkt dat de BSO anderszins heeft ingegrepen om het tij te keren, bijvoorbeeld door een verbeterplan op te stellen en [woonplaats] te begeleiden daarin, terwijl een dergelijk initiatief van haar, als goed werkgever, toch mocht worden verlangd.
Het ligt op de weg van de werkgever om zich in te spannen teneinde het functioneren van de werknemer in kwestie op het gewenste niveau te brengen, door middel van een transparant en duidelijk stappenplan/verbeterplan, waarin ook wordt vastgelegd welke competenties verbetering behoeven, hoe dat aangepakt gaat worden en binnen welk tijdsbestek. Gesteld noch gebleken is dat een dergelijk, duidelijk traject is gevolgd.
Geconcludeerd moet worden dat de BSO heeft nagelaten om zich extra in te spannen teneinde verbetering in het functioneren van [woonplaats] te bewerkstelligen.
Al het vorenoverwogene tezamen leidt de kantonrechter tot de slotsom dat het verzoek van de BSO tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet worden afgewezen.
De BSO zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.