RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 3115402 / VV EXPL 14-323
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam
Vakvereniging Bewust Verder 2002,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. W.J. van den Bos,
Ondernemingsraad R.E.T. N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. van der Stege.
Partijen worden hierna aangeduid als “Bewust Verder” en “de Ondernemingsraad”.
2 De vaststaande feiten
In het kader van de onderhavige procedure kan van het navolgende worden uitgegaan.
2.1
Bewust Verder is een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging die zich ten doel stelt werkzaam te zijn als vakbond en als zodanig mede actief is bij het openbaarvervoerbedrijf RET respectievelijk RET Bus B.V. (hierna te noemen ‘RET’). Voor RET is een ondernemingsraad ingesteld, gedaagde (hierna te noemen ‘de Ondernemingsraad’).
2.2
Van 20 tot en met 27 maart 2014 heeft de Ondernemingsraad verkiezingen gehouden. Aan deze verkiezing nam Bewust Verder deel als vereniging van werknemers ex artikel 9 lid 2 onder a WOR.
2.3
Op 27 maart 2014 heeft de Ondernemingsraad de uitslag van de verkiezing bekend gemaakt. Bewust Verder behaalde geen zetel, waar zij bij de vorige verkiezingen 3 van de 17 zetels behaalde.
2.4
Bewust Verder constateerde dat zes schendingen van het OR-reglement hadden plaatsgevonden en heeft bij bezwaarschrift van 1 april 2014 tegen de gang van zaken bij de verkiezing respectievelijk de uitslag daarvan bezwaar gemaakt bij de Ondernemingsraad en verzocht c.q. geëist dat de verkiezingen opnieuw worden gehouden.
2.5
Kort na het indienen van het bezwaarschrift werd de (nieuwe) Ondernemingsraad geïnstalleerd. Op 23 april 2014 diende Bewust Verder een aanvullend bezwaarschrift in, dat met name ziet op miskenning van het kiesrecht van bij RET werkzame kiesgerechtigde uitzendmedewerkers.
2.6
Op de bezwaren van Bewust Verder heeft de Ondernemingsraad gereageerd bij brief van 28 april 2014 en op een later tijdstip op het aanvullend bezwaarschrift. Vervolgens heeft Bewust Verder de Ondernemingsraad verzocht om gegevens waaruit blijkt van het aantal kiesgerechtigde inleenmedewerkers bij RET en de duur van hun inlening. Deze informatie heeft de Ondernemingsraad niet aan Bewust Verder verstrekt.
2.7
De Ondernemingsraad is niet ingegaan op het verzoek c.q. de eis om de gehouden verkiezing ongeldig te verklaren en over te gaan tot het opnieuw organiseren van verkiezingen voor de Ondernemingsraad.
3 De vordering
3.1
Bewust Verder heeft gevorderd bij vonnis, bij wege van voorlopige voorziening en uitvoerbaar bij voorraad, om binnen 15 dagen na het te wijzen vonnis de Ondernemingsraad te veroordelen:
- de na 27 maart 2014 afgetreden ondernemingsraad te (doen) herinstalleren met inbegrip van alle bijbehorende commissies, waaronder de (vaste) Onderdeel Commissie Exploitatie, waardoor deze:
o opnieuw de verkiezingen voor de ondernemingsraad moet organiseren, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag wanneer gedaagde met de voldoening aan het vonnis, geheel of ten delen, in gebreke mocht blijven;
- in de kosten van deze procedure.
3.2
Aan de vordering heeft Bewust Verder naast de vaststaande feiten – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat zij heeft geconstateerd dat onregelmatigheden bij de verkiezing van de Ondernemingsraad hebben plaatsgevonden, waartegen zij bezwaar heeft gemaakt. Dit betreffen de volgende bezwaren:
-
Schending artikel 10 lid 2 OR-reglement; niet aan ieder kiesgerechtigd persoon is in de week voorafgaand aan de verkiezingsdata per post en/of per e-mail een oproep met digitale code uitgereikt.
-
Schending artikel 10 lid 2 jo. lid 4 OR-reglement; verzuimd is te vermelden dat bij volmacht kan worden gestemd.
-
Schending artikel 10 lid 5 OR-reglement; de unieke code waarmee gestemd moest worden bleek niet uniek te zijn.
-
Schending artikel 10 lid 7 OR-reglement; verzuimd is de inlogcodes te koppelen aan de naam van de kiesgerechtigde persoon, waardoor de stem niet controleerbaar geregistreerd kan worden.
-
Schending artikel 10 lid 8 OR-reglement; de digitaal uitgebrachte stem is niet bevestigd.
-
Schending artikel 13 lid 1 OR-reglement; het niet kunnen uitbrengen van een blanco stem.
-
De ingeleende medewerkers die kiesgerechtigd zijn in de zin van artikel 1 lid 3 onder a WOR zijn niet (allen) in de gelegenheid gesteld om te kiezen en/of zich verkiesbaar te stellen.
3.3
Bewust Verder meent dat zij één of meer zetels zou behalen bij correcte verkiezingen. Een partij die bij de laatste verkiezingen één stem meer heeft behaald dan Bewust Verder heeft wel een zetel verkregen in de Ondernemingsraad.
3.4
Op de verdere stellingen die Bewust Verder ten grondslag heeft gelegd aan haar vorderingen zal hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling worden ingegaan.
4 Het verweer
4.1
De Ondernemingsraad heeft tegen de vordering - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
4.2
De Ondernemingsraad trekt de spoedeisendheid van de vordering in twijfel nu Bewust Verder reeds in april 2014 een kort geding aanhangig had kunnen maken, dan wel een bodemprocedure had kunnen starten.
4.3
Daarnaast was gedurende de gehele periode van de verkiezingen geen sprake van enig bezwaar. Bewust Verder was ook vertegenwoordigd in de kiescommissie, aangezien een van de leden van de oude ondernemingsraad die een zetel had in de ondernemingsraad namens Bewust Verder ook zitting had in de kiescommissie. Bewust Verder is pas gaan klagen toen bleek dat zij geen zetel in de Ondernemingsraad had behaald. Het aanvoeren van bezwaren is enkel een poging om alsnog een zetel in de Ondernemingsraad te verkrijgen.
4.4
Herinstallatie van een afgetreden ondernemingsraad is niet mogelijk, omdat het mandaat is afgelopen. De Ondernemingsraad zal blijven functioneren nu deze is verkozen en is gemandateerd door 2.700 bij de RET werkzame personen.
4.5
De (oude) ondernemingsraad heeft zich laten bijstaan door een professioneel bedrijf om de verkiezingen zo goed mogelijk te laten verlopen, WiekiesjijOR, een bedrijf dat honderden OR verkiezingen (digitaal) heeft begeleid.
4.6
Op het inhoudelijke verweer dat de Ondernemingsraad heeft gevoerd tegen de door Bewust Verder aangevoerde bezwaren zal hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling worden ingegaan.
5 De beoordeling van de vordering
5.1
Nu Bewust Verder er belang bij heeft dat op korte termijn duidelijkheid komt omtrent de vraag of nieuwe verkiezingen van de Ondernemingsraad moeten worden gehouden, is het aannemelijk dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorlopige voorziening. Bewust Verder is dan ook in zoverre ontvankelijk in haar vordering.
5.2
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de vordering van Bewust Verder in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
5.3
Bewust Verder heeft ten eerste aangevoerd dat de Ondernemingsraad het OR-reglement op meerdere plaatsen is geschonden.
Schending artikel 10 lid 2 OR-reglement
5.4
Partijen zijn het erover eens dat abusievelijk niet iedere kiesgerechtigd persoon in de week voorafgaande op de verkiezingsdata een digitale code uitgereikt heeft gekregen, hetgeen volgens het reglement wel vereist is. De Ondernemingsraad heeft erkend dat een groep van circa 60 kiesgerechtigde werknemers deze code pas heeft ontvangen toen de periode waarin kon worden gestemd al liep, op de zaterdag dan wel de maandag, voorafgaande aan de einddatum van de verkiezing. Het betrof een groep medewerkers die nog geen passief kiesrecht hadden maar wel actief kiesrecht. Gelet op het voorgaande is de digitale code te laat ontvangen door een groep werknemers en is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van schending van artikel 10 lid 2 OR-reglement.
Schending artikel 10 lid 2 jo. lid 4 OR-reglement
5.5
Volgens Bewust Verder moet de mogelijkheid tot het stemmen bij volmacht vermeld zijn in de oproep. De Ondernemingsraad heeft erop gewezen dat de mogelijkheid bij volmacht te stemmen verwoord staat in het reglement dat op intranet te vinden is en voor alle medewerkers toegankelijk is. De kantonrechter is van oordeel dat nu in artikel 10 lid 2 van het OR-reglement is bepaald dat in de oproep dient te zijn beschreven op welke wijze er digitaal kan worden gestemd, er ook dient te worden vermeld hoe er digitaal per volmacht kan worden gestemd (dat er per volmacht kan worden gestemd volgt uit lid 4 van artikel 10). Er is derhalve sprake van schending van artikel 10 lid 2 OR-reglement.
Schending artikel 10 lid 5 OR-reglement
5.6
Ten derde merkt Bewust Verder op dat geen sprake was van een unieke inlogcode, terwijl hiervan wel sprake moet zijn volgens het OR-reglement. Zo kreeg een medewerker die wilde stemmen te horen dat zijn inlogcode al was gebruikt. De Ondernemingsraad voert hiertegen aan dat er wel sprake was van een unieke code. De code kon weliswaar niet worden gekoppeld aan een geadresseerde, maar kon slechts eenmalig worden gebruikt. Klachten van medewerkers zijn op dit punt niet ontvangen. De kantonrechter is van oordeel dat uit de enkele stelling van Bewust Verder dat zij een klacht heeft ontvangen van één medewerker dat hij bij het digitaal stemmen als reactie kreeg dat zijn inlogcode al was gebruikt, niet kan worden geconcludeerd dat van daadwerkelijke schending op dit punt sprake is geweest.
Schending artikel 10 lid 7 OR-reglement
5.7
Voorts moet de stem controleerbaar worden geregistreerd. Volgens Bewust Verder betekent dit dat bekend moet zijn dat een bepaald persoon heeft gestemd, terwijl volgens de Ondernemingsraad voldoende is dat gezien kan worden dat een code is gebruikt. Koppeling van een code aan een persoon doet het anonieme karakter van digitale verkiezingen teniet. De kantonrechter is van oordeel dat de werkwijze die de Ondernemingsraad heeft gehanteerd, te weten dat er een unieke stemcode aan elke medewerker is toegezonden die eenmalig kon worden gebruikt zonder dat kon worden vastgesteld welke stemcode aan welke personen is verzonden, de juiste methode is voor een anonieme digitale verkiezing. Ter zitting heeft de Ondernemingsraad echter erkend dat aan circa 50 personen, die op enig moment te kennen hadden gegeven geen brief met stemcode te hebben ontvangen of die zeiden dat ze per abuis de brief met de stemcode hadden weggegooid of waren kwijtgeraakt, een nieuwe code waarmee zij konden stemmen is toegezonden, terwijl niet gecontroleerd werd (en ook niet gecontroleerd kon worden gelet op de anonieme stemcodes) of zij niet al eerder een stem hadden uitgebracht. De betrokken medewerkers werden door de Ondernemingsraad op hun woord geloofd. De kantonrechter is van oordeel dat deze werkwijze in strijd is met artikel 10 lid 7 van het OR-reglement, waarin is bepaald dat iedere uitgebrachte stem controleerbaar dient te worden geregistreerd. Doordat kennelijk aan circa 50 personen tweemaal een stemcode is toegezonden, waarvan niet kon worden vastgesteld of zij van de eerste stemcode reeds gebruik hadden gemaakt, is gehandeld in strijd met het OR-reglement.
Schending artikel 10 lid 8 OR-reglement
5.8
Een digitaal uitgebrachte stem dient daarnaast bevestigd te worden. Volgens Bewust Verder is enkel een soort bevestigingsteken gegeven na het uitbrengen van de stem, maar is dit niet de bevestiging die bedoeld wordt. De Ondernemingsraad heeft aangevoerd dat een digitaal uitgebrachte stem wel degelijk werd bevestigd. De kantonrechter is van oordeel dat uit hetgeen Bewust Verder in dit kader heeft gesteld niet blijkt van een schending van het OR-reglement.
Schending artikel 13 lid 1 OR-reglement
5.9
Tot slot wordt door Bewust Verder opgemerkt dat niet blanco kon worden gestemd, terwijl dit volgens het reglement wel toegestaan is. Aangezien de Ondernemingsraad dit niet heeft betwist, staat schending op dit punt vast.
Schending artikel 1 lid 3 onder a WOR
5.10
Naast de schendingen van het OR-reglement, zijn de bij RET werkzame uitzendkrachten, personen als bedoeld in artikel 1 lid 3 onder a WOR, ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan de verkiezing, aldus Bewust Verder. Bewust Verder heeft een handtekeningenlijst van – naar eigen zeggen – kiesgerechtigde uitzendkrachten in het geding gebracht. De 83 ondertekenaars van de lijst verklaren ‘tenminste 24 maanden inhuur te zijn bij RET’ en daarnaast verklaren zij niet te hebben kunnen stemmen omdat zij geen brief hebben ontvangen.
5.11
De Ondernemingsraad heeft zich ten eerste op het standpunt gesteld ten aanzien van de handtekeningenlijst dat er geen sprake van ingeleende uitzendkrachten in de zin van artikel 1 lid 3 onder a WOR. De conducteurs en conductrices die de lijst hebben getekend zijn in dienst bij Securitas. Deze personen zijn belast met beveiliging binnen RET en zijn niet werkzaam op basis van een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW. Securitas is geen uitzendorganisatie. De betrokken medewerkers vallen onder de bij Securitas van toepassing zijnde cao’s. De arbeid wordt niet verricht onder leiding en toezicht van RET maar onder leiding en toezicht van Securitas. Bewust Verder stelt dat de betrokken medewerkers wel degelijk op basis van een uitzendovereenkomst werkzaam zijn bij RET en wijst erop dat zij reguliere diensten verrichten, in uniform van RET werkzaam zijn en een interne opleiding bij RET volgen voorafgaand aan de aanvang van hun werkzaamheden. De kantonrechter behoeft op dit punt in de onderhavige kort geding procedure geen oordeel te vellen, aangezien gebleken is dat eveneens enkele tram/metro-bestuurders de handtekeningenlijst hebben ondertekend, waarvan de Ondernemingsraad ter zitting heeft bevestigd dat zij niet werkzaam zijn via Securitas maar via een van de uitzendbureaus waarvan RET bestuurders inhuurt (zoals Randstad, Multiflex en RMC). De Ondernemingsraad heeft niet weersproken dat de bestuurders werkzaam zijn bij RET op basis van een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW.
5.12
Daarnaast heeft de Ondernemingsraad zich op het standpunt gesteld dat niet gebleken is dat de betrokken medewerkers dienen te worden aangemerkt als medewerkers in de zin van artikel 1 lid 3 onder a WOR, omdat op de handtekeninglijst (slechts) is vermeld dat de betrokken medewerkers tenminste 24 maanden ingehuurd worden bij RET, terwijl uit de (wetsgeschiedenis van de) WOR blijkt dat een uitzendkracht pas na 30 maanden het actieve en na 36 maanden het passieve kiesrecht heeft bij de inlener. Bewust Verder heeft onder verwijzing naar literatuur en Tekst & Commentaar betoogd dat uitzendkrachten na 24 maanden al actief en passief kiesrecht behoren te kunnen uitoefenen.
5.13
De kantonrechter is van oordeel dat uit de WOR volgt dat uitzendkrachten pas nadat zij tenminste 24 maanden werkzaam zijn bij een inlener op basis van een uitzendovereenkomst aangemerkt dienen te worden als ‘in de onderneming werkzame persoon’ in de zin van artikel 1 lid 3 onder a WOR en dat daarna pas de termijnen van artikel 6 WOR gaan lopen. Immers, in artikel 1 lid 3 onder a WOR is bepaald onder in de onderneming werkzame personen mede wordt verstaan degene die (…) daarin ten minste 24 maanden werkzaam zijn krachtens een uitzendovereenkomst. Uit artikel 6 lid 1 en 2 volgt dat personen pas kiesgerechtigd dan wel verkiesbaar zijn nadat zij gedurende tenminste 6 maanden dan wel tenminste een jaar in de onderneming werkzaam zijn geweest. Met andere woorden, eerst na 24 maanden worden uitzendkrachten aangemerkt als in de onderneming werkzame personen in de zin van de WOR en daarna gaan de termijnen van artikel 6 lid 1 en 2 WOR pas lopen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat dit ook de bedoeling van de wetgever is geweest, aangezien daar wordt gesteld:
“Dit betekent dat uitzendkrachten niet meetellen als in de onderneming werkzame personen bij de inlener. Maar op het moment dat het wetsvoorstel Flex en zekerheid in werking treedt, dan tellen de uitzendkrachten wel mee, echter nadat deze 24 maanden bij de inlener arbeid
hebben verricht. Dit brengt met zich mee dat de termijnen waarna actief en passief kiesrecht (artikel 6 WOR) ontstaan na die 24 maanden beginnen te lopen”. (Kamerstukken II 1996/97, 24 615, nr. 56).
Dat er in de literatuur de nodige kritiek is geuit op de keuze van de wetgever heeft gemaakt, waarop Bewust Verder heeft gewezen (Wet op de Ondernemingsraden, Rood en Tekst & Commentaar, Sprengers), kan niet leiden tot een ander oordeel.
5.14
Uit hetgeen partijen hebben gesteld en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de Ondernemingsraad door Bewust Verder bij herhaling is verzocht duidelijkheid te verschaffen over de personen werkzaam binnen RET op basis van een uitzendovereenkomst en de duur van hun inlening, maar tot aan de mondelinge behandeling van het kort geding heeft de Ondernemingsraad daaraan geen gevolg gegeven (in de woorden van de gemachtigde van de Ondernemingsraad: dat ultieme inzicht is er niet”). Voor de verkiezingen heeft de Ondernemingsraad gebruik gemaakt van lijsten van kiesgerechtigden die zijn aangeleverd door RET. Ter zitting heeft de Ondernemingsraad desgevraagd verklaard dat zij RET heeft gevraagd om de handtekeningenlijst van Bewust Verder te vergelijken met de lijst van kiesgerechtigden, maar dat RET nog geen ‘ultiem inzicht’ had verstrekt in de uitkomst daarvan. De Ondernemingsraad heeft voorts opgemerkt dat zij voor informatie over de kiesgerechtigde personen afhankelijk is van informatie van RET, die op haar beurt voor wat betreft artikel 3 lid 1 sub a WOR werknemers afhankelijk is van informatie van de uitzendbureaus van wie RET personeel inleent. Op de vraag van de kantonrechter of RET zelf wel weet hoeveel inleenkrachten bij haar werkzaam zijn heeft (de gemachtigde van) de Ondernemingsraad geantwoord: ‘nee, dat denken wij niet’.
5.15
De kantonrechter is gelet op de ontbrekende informatie van oordeel dat het er voor moet worden gehouden dat ten onrechte uitzendkrachten die tenminste 30 maanden werkzaam zijn bij RET niet in de gelegenheid zijn gesteld om te stemmen, omdat het op de weg lag van de Ondernemingsraad – en RET – om desgevraagd duidelijkheid aan Bewust Verder te verschaffen over de ingeleende uitzendkrachten in relatie tot het kiesrecht. Dat dit niet is gebeurd wordt in de gegeven omstandigheden in het nadeel van de Ondernemingsraad uitgelegd.
Conclusie: schending van het OR-reglement en de WOR
5.16.
Voldoende gebleken is dat de Ondernemingsraad een aantal bepalingen uit zijn eigen reglement niet correct heeft nageleefd (artikel 10 lid 2: circa 60 personen hebben te laat – toen de verkiezingen al begonnen waren – pas hun stemcode ontvangen; artikel 10 lid 2 jo. lid 4: niet in oproep vermeld dat bij volmacht kon worden gestemd; artikel 10 lid 7: circa 50 personen hebben op eigen verzoek een nieuwe stemcode ontvangen, terwijl niet vastgesteld kon worden of hun eerdere stemcode ook is gebruikt; artikel 13 lid 1: er kon niet blanco gestemd worden). Daarnaast is sprake van schending van artikel 3 lid 1 sub a WOR (zie r.o. 5.15). Bij het houden van OR-verkiezingen spelen formele voorschriften en het niet in acht nemen daarvan een grotere rol dan bij het grootste deel van het overige maatschappelijk leven. Naar het oordeel van de kantonrechter is er sprake van substantiële schendingen van het OR-reglement en de WOR, die gevolgen kunnen hebben voor een legitieme vertegenwoordiging van het personeel in de ondernemingsraad. Bewust Verder heeft ook belang bij haar vorderingen, omdat een kleine verschuiving in de verkiezingsuitslag al gevolgen kan hebben voor de zetelverdeling. Bewust Verder heeft bij de laatste verkiezingen nul zetels heeft behaald in de ondernemingsraad terwijl zij daarvoor drie zetels had en een andere vakbond behaalde met slechts 1 stem meer bij de laatste verkiezingen wel een zetel in de Ondernemingsraad. Vanwege de schending van het OR-reglement en de WOR dienen de verkiezingen te worden overgedaan.
5.17
Bewust Verder heeft gevorderd om de na 27 maart 2014 afgetreden ondernemingsraad te herinstalleren, met inbegrip van alle bijbehorende commissies. Door de Ondernemingsraad is naar voren gebracht dat een gebod tot het herinstalleren van een inmiddels afgetreden ondernemingsraad, van wie het mandaat reeds is afgelopen, niet mogelijk is. Zou worden geoordeeld dat de (nieuwe) Ondernemingsraad niet meer bestaat, dan kan deze evenmin nieuwe verkiezingen organiseren. De kantonrechter deelt deze bezwaren van de Ondernemingsraad en is van oordeel dat Bewust Verder geen belang heeft bij toewijzing van de vordering tot het herinstalleren van de oude ondernemingsraad en dat volstaan kan worden met veroordeling van de (nieuwe) Ondernemingsraad tot het organiseren van nieuwe verkiezingen.
5.18
De Ondernemingsraad heeft ten aanzien van de dwangsom aangevoerd dat een dwangsom niet nodig is aangezien hij zich aan het oordeel van de kantonrechter zal conformeren. De kantonrechter is desondanks van oordeel dat Bewust Verder belang heeft bij een dwangsom als prikkel tot tijdige nakoming van een veroordeling tot het organiseren van nieuwe verkiezingen, waarbij een dwangsom van € 500,00 per dag redelijk wordt geacht.
5.19
De Ondernemingsraad wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die worden vastgesteld op € 93,80 aan dagvaardingskosten, € 115,00 griffierecht en € 400,00 aan salaris gemachtigde (2 punten van € 200,00).
5.20
Hetgeen partijen overigens nog naar voren hebben gebracht kan niet tot een andere beslissing leiden en behoeft derhalve geen afzonderlijke bespreking.
6 De beslissing
rechtdoende in kort geding:
veroordeelt de Ondernemingsraad om binnen 15 dagen na heden nieuwe verkiezingen te organiseren voor de ondernemingsraad RET, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag wanneer de Ondernemingsraad daarmee in gebreke mocht blijven;
veroordeelt de Ondernemingsraad in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Bewust Verder vastgesteld op € 208,80 aan verschotten en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. Frikkee en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
428