3.1.
De vordering luidt dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
-
voor recht verklaart dat de koopprijs van de vennootschap is verminderd met
€ 50.000,--;
-
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, des dat de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt tot betaling van:
(a) € 50.000,--, te vermeerderen met de contractuele rente van 4% per jaar, althans de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, vanaf 1 decmber 2010;
(b) de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en, voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten legt [eiseres] hieraan de volgende stellingen ten grondslag:
- Op het moment waarop uiterlijk het ‘tweede spoor’ had moeten worden opgestart, 27 april 2010, was [eiseres] nog geen eigenaar van de aandelen van [bedrijf 1] en waren [gedaagden] derhalve nog verantwoordelijk voor het opzetten van dit ‘tweede spoor’; de loonsanctie die het UWV aan Niecom Installatie heeft opgelegd in de beslissing van 22 juni 2011 betekent dus dat de zich in artikel 5 lid 4 van de Koopovereenkomst genoemde situatie heeft voorgedaan waarin [bedrijf 1] na de aandelenoverdracht wordt aangesproken voor verplichtingen die hun oorzaak vinden in de periode vóór de datum van de overdracht van de aandelen als bedoeld in artikel 5 lid 4 van de Koopovereenkomst;
- Aangezien [eiseres] als gevolg van de loonsanctie van het UWV in totaal een bedrag van € 50.591,26 heeft moeten betalen, dient de koopprijs van de aandelen in [bedrijf 1] dan ook ingevolge artikel 5 lid 4 van de Koopovereenkomst met een bedrag van
€ 50.000,-- te worden verlaagd, welk bedrag aan [eiseres] moet worden betaald;
- [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn tijdig gesommeerd tot betaling van dit bedrag, maar hebben hieraan geen gevolg gegeven.
3.4.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten voeren [gedaagden] tot hun verweer de volgende argumenten aan - samengevat:
- Het bepaalde in artikel 5 lid 4 van de Koopovereenkomst waar [eiseres] een beroep op doet strekt zich niet uit over de onderhavige loonsanctie van het UWV; immers, deze loonsanctie is opgelegd aan [bedrijf 2], niet aan [bedrijf 1], de moedermaatschappij van [bedrijf 2];
- Er is geen sprake van een verplichting die haar oorzaak vindt in de periode voorafgaand aan de aandelenoverdracht als bedoeld in artikel 5 lid 4 van de Koopovereenkomst; vanaf 1 december 2010 waren de verkopers immers niet meer verantwoordelijk voor Niecom Installatie en [persoon 1] is pas nadien, in februari 2011, weer uitgevallen nadat hij op 23 november 2010, derhalve voorafgaande aan de aandelenoverdracht, weer aan het werk is gegaan bij Niecom Installatie; dat [persoon 1] in februari 2011 arbeidsongeschikt is geraakt komt derhalve niet voor rekening van [gedaagden];
- [eiseres] heeft afgezien van het maken van een voorbehoud in de Koopovereenkomst met betrekking tot [persoon 1];
- Voorafgaande aan de Koopovereenkomst en de aandelenoverdracht was [eiseres] al op de hoogte van de situatie omtrent [persoon 1], althans had hij dat behoren te zijn;
- Het oordeel van het UWV dat er op 27 april 2010 een ‘tweede spoor’ had moeten zijn opgestart is onjuist;
- [eiseres] heeft, hoewel dat mogelijk was, haar schade niet beperkt; ten onrechte heeft zij namelijk niets ondernomen tegen de loonsanctie, zoals bezwaar en/of beroep en overleg met [gedaagden], dit terwijl de loonsanctie ten onrechte is opgelegd; de prognose was namelijk dat [persoon 1] weer aan het werk kon, reden waarom er geen ‘tweede spoor’ hoefde te worden opgestart;
- Daarnaast heeft [eiseres], althans Niecom Installatie, onnodig laat de WIA-uitkering aangevraagd; er lag immers de brief van de bedrijfsarts van 19 november 2010, waardoor het einde van de wachttijd vooruit is geschoven en de feitelijke loondoorbetaling is verlengd;
-
[eiseres] heeft nagelaten de door haar gestelde schade van € 50.591,26 inzichtelijk te maken; uit niets blijkt dat zij daadwerkelijk deze kosten heeft moeten maken.