1.
Op grond van artikel 132, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) is behoudens de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde uitzonderingen diegene verplicht zijn medewerking te verlenen aan de opgelegde maatregel, die zich krachtens artikel 118, derde lid, of ingevolge de artikelen 131, eerste lid, aanhef en onderdeel b, of 134, zevende lid, onderdeel a, dient te onderwerpen aan een alcoholslotprogramma.
Op grond van artikel 132, tweede lid, van de WVW 1994 besluit het CBR, bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde medewerking onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de houder. Het CBR bepaalt daarbij op welke categorie of categorieën van motorrijtuigen waarvoor het rijbewijs is afgegeven, de ongeldigverklaring betrekking heeft. Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld in welke gevallen sprake is van het niet verlenen van medewerking. Als het niet verlenen van de vereiste medewerking wordt mede aangemerkt het niet voldoen van de kosten verbonden aan het huren of kopen, het inbouwen, het uitlezen, het testen, het kalibreren, het onderhouden en het verwijderen van het alcoholslot op de in het huur- dan wel koopcontract van het alcoholslot aangegeven wijze of binnen de in dat huur- dan wel koopcontract aangegeven termijn of termijnen, alsmede het niet voldoen van de kosten binnen de termijn of termijnen die is of zijn aangegeven bij het besluit waarbij de verplichting tot een van de hierna genoemde maatregelen is opgelegd, of het niet voldoen van de kosten op de in dat besluit aangegeven wijze, van voor zover hier van toepassing het alcoholslotprogramma.
Op grond van artikel 1, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (hierna: de Regeling) wordt in deze regeling onder hertest verstaan: in het kader van het alcoholslotprogramma tijdens de rit afgeven van een ademmonster in het in het motorrijtuig ingebouwde alcoholslot.
Op grond van artikel 20, aanhef en onder l, van de Regeling verleent betrokkene onder meer niet de vereiste medewerking, bedoeld in artikel 132, eerste lid, van de wet aan het alcoholslotprogramma indien tijdens het alcoholslotprogramma vier of meer foutieve hertesten zijn geregistreerd.
3.
In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Eiser heeft niet voldoende meegewerkt aan het ASP, omdat er bij eiser tijdens het ASP vier foutieve hertesten zijn geconstateerd. Volgens verweerder gaat het om de volgende foutieve hertesten:
maart 2012 om 08:26 uur: 145 ug/l en om 08:27 uur: 115 ug/l. De twee foutieve hertesten zijn door verweerder als één foutieve hertest geteld.
- op 16 april 2012 om 19:56 uur: 112 ug/l
- op 3 januari 2013 om 11:29 uur: 109 ug/l
- op 27 april 2013 om 15:23 uur: 98 ug/l.
Vervolgens is het rijbewijs van eiser met de code 103 (rijden met een alcoholslot) ongeldig verklaard. Over de verklaring van eiser voor de verhoogde alcoholconcentraties stelt verweerder, kort gezegd, dat het onmogelijk is te beoordelen wat de oorzaak is voor de verhoogde alcoholconcentraties. De uitkomst van de hertesten is feitelijk bepalend ongeacht de oorzaak.
4.1.
Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiser is van mening dat de afgekeurde hertesten niet meegeteld mogen worden. Eiser heeft gemotiveerd aangevoerd dat er bij geen van de vier foutieve hertesten sprake was van alcoholgebruik. Verweerder heeft met die informatie niets gedaan, zodat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen.
4.2.
Zo heeft eiser naar aanleiding van de eerste foutieve hertest van 30 maart 2012 om 08:26 uur en 08:27 uur met verweerder gebeld en doorgegeven dat de hertest niet kon kloppen, omdat hij geen alcohol had gedronken. Wel had eiser direct voorafgaande aan de hertest een energydrankje genuttigd. Volgens de betrokken medewerker van verweerder zou hiervan een aantekening worden gemaakt en zouden deze foutieve hertesten niet tot problemen leiden. Dat eiser geen alcohol heeft gedronken en/of dat het alcoholslot niet naar behoren werkt blijkt ook uit de hertest zelf, die in dit geval bestond uit twee testen binnen één minuut. Het verschil tussen de uitslag van 08:26 uur en die van 08:27 uur komt neer op een promillage van 0,07. Met de afbraak van een dit promillage is bij mannen ongeveer een half uur gemoeid. In het geval van eiser is dat binnen 1 minuut gedaald, zodat de foutieve hertest niet het gevolg kan zijn geweest van een te hoog alcoholgehalte in het bloed/de adem van eiser. In dit verband wijst eiser naar de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
5 september 2013 (ECLI:NL:RBNHO:2013:10222), waaruit blijkt dat Dräger Nederland B.V. heeft bevestigd dat een zodanig snelle opbouw en/of afbraak van het gemeten alcoholgehalte duidt op de mogelijke aanwezigheid van alcohol in de omgeving en dat een dergelijke snelle afbraak van bloedalcohol niet realistisch is. Eiser wijst er verder op dat hij om 8:30 uur wel een succesvolle hertest heeft afgelegd en dat uit het Deelnemer Handboek ASP van Dräger blijkt dat het consumeren van eten of drinken binnen 10 minuten voor een test een foutieve test kan veroorzaken. Gelet hierop is het aannemelijk is dat de foutieve test is veroorzaakt door het drinken van de energydrank.
4.3.
Naar aanleiding van de tweede foutieve hertest op 16 april 2012 om 19:56 uur heeft eiser eveneens contact met verweerder opgenomen, omdat hij voor deze hertest geen alcohol had gedronken, zoals ook blijkt uit de verklaring van zijn zus en zijn vriendin. Eiser heeft telefonisch contact met verweerder gezocht en doorgegeven dat hij direct voorafgaand aan de hertest ruitensproeiervloeistof heeft gebruikt om de voorruit schoon te maken. Dat de dampen van de ruitensproeiervloeistof tot een foutmelding kunnen leiden is bekend uit het Deelnemer Handboek ASP van Dräger. Dat geen sprake is geweest van alcoholgebruik door eiser blijkt ook uit de verdere brongegevens van het alcoholslot op 16 april 2012.
4.4.
Na de foutieve hertest op 3 januari 2013 om 11:29 uur is eiser naar het dichtstbijzijnde politiebureau gereden en heeft om een ademanalyse verzocht. Die ademanalyse is om 12:55 uur afgenomen en had een uitslag van 0 µg/l. Voorts wijst eiser op de overige brongegevens van het alcoholslot van die dag. Eiser heeft na ongeveer 2 minuten na de foutieve hertest, om 11:31 uur opnieuw een hertest moeten doen, die een goede uitslag gaf en om 11:54 uur nogmaals, waarbij geregistreerd is dat er helemaal geen alcohol meer in de adem van eiser aanwezig was. Ook hier geldt dat de afbraak van de alcohol niet overeenstemt met wat algemeen bekend is over de afbraak van alcohol.
4.5.
Ook na de foutieve hertest op 27 april 2013 is eiser naar het dichtstbijzijnde politiebureau aan [adres I]te[Plaats I] gereden en heeft daar verzocht om een ademanalyse, die hem werd geweigerd. Vervolgens is eiser doorgereden naar het politiebureau aan [adres II] te[Plaats I]. Aldaar is een ademanalyse afgenomen om 16:48 uur met een uitslag 0 µg/l. Eiser is niet in het bezit van de data van het alcoholslot op 27 april 2013, zodat hij deze gegevens niet kan analyseren.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder gelet op het bepaalde van artikel 132, tweede lid, van de WVW 1994 gehouden is tot ongeldigverklaring van het rijbewijs in geval niet wordt meegewerkt aan het APS, daaronder begrepen dat tijdens het alcoholslotprogramma vier of meer foutieve hertesten zijn geregistreerd. Dit laat onverlet dat de besluitvorming moet voldoen aan de eisen van met name zorgvuldigheid en kenbaarheid van de motivering die het recht daaraan stelt. Het bestreden besluit voldoet hier niet aan. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
5.2.
In het procesdossier bevinden zich de gegevens van het alcoholslot van eiser op de dagen dat de vier foutieve hertesten zijn geconstateerd. Er is sprake is van een foutieve hertest bij een µg/l van 88 of hoger. Uit die gegevens blijkt (onder meer) het volgende.