3.1
[eiseres] heeft, overeenkomstig de dagvaarding, onder overlegging van stukken gevorderd, bij wijze van voorlopige voorziening, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- het Consulaat te veroordelen om [eiseres] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis op te laten roepen door de bedrijfsarts voor een vervolgspreekuur in het kader van de re-integratie en de mate van arbeids(on)geschiktheid te laten beoordelen op straffe van een dwangsom van € 250,-- (zegge: tweehonderdvijftig euro) per dag gedurende welke het Consulaat in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;
- het Consulaat te veroordelen om [eiseres] , nadat zij door de bedrijfsarts (al of niet gedeeltelijk) geschikt is bevonden om haar werkzaamheden te hervatten, toe te laten tot haar werk en haar daar, voor de uren ten aanzien waarvan zij arbeidsgeschikt wordt geacht én voor zover zij daartoe medisch gezien in staat is, in de gelegenheid te stellen de werkzaamheden te verrichten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van eveneens
€ 250,-- (zegge: tweehonderdvijftig euro) voor iedere dag of gedeelte van een dag dat het Consulaat in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
- het Consulaat te veroordelen om aan [eiseres] te betalen:
1) het ongekorte salaris vanaf 1 januari 2015 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd ad € 2.000,-- bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en de premie zorgverzekering ad € 171,30 bruto per maand = € 2.331,30 bruto per maand;
2) de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over:
- € 2.331,30 bruto vanaf 11 februari 2015 = € PM;
- € 307,39 bruto vanaf 5 december 2014 (toen de inhouding volgens de loonspecificatie heeft plaatsgevonden) = € 153,70 bruto (50%).
3) één en ander te vermeerderen met de wettelijke rente over de hiervoor onder de punten 1) tot en met 2) genoemde bedragen, vanaf respectievelijk 5 december 2014, dan wel 11 februari 2015 dan wel voor wat betreft de bedragen die opeisbaar zijn op het tijdstip van dagvaarden en voor wat betreft de bedragen die nadien opeisbaar zijn geworden vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen, tot aan de dag der algehele voldoening;
- het Consulaat te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ad € 2.559,15 (incl.
kantoorkosten en btw) alsmede de kosten van deze procedure, de nakosten daarbij inbegrepen.
3.2
Aan haar vordering heeft [eiseres] , naast de onder 2. genoemde vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat de arbeidsovereenkomst en de daaruit voortvloeiende verplichtingen vanaf 1 januari 2015 is blijven voortbestaan, aangezien het Consulaat de arbeidsovereenkomst in strijd met het opzegverbod tijdens ziekte ex artikel 7:670 lid 1 BW heeft opgezegd. [eiseres] was op
12 november 2014 nog steeds (voortdurend) arbeidsongeschikt. Een (tussentijdse) hersteldmelding is er niet. Bovendien heeft de bedrijfsarts [eiseres] met ingang van
12 november 2014 volledig ziek geacht. Ook heeft [eiseres] gedurende haar reïntegratie vanaf 29 september 2014 niet die werkzaamheden verricht, die zij voorafgaand aan haar uitval -vanaf 14 januari tot 7 juli 2014- heeft verricht op de accounting afdeling, terwijl de Consul haar heeft toegezegd dat [eiseres] permanent op deze afdeling werkzaam mocht blijven. Het Consulaat dient haar ongekorte loon en alle overige emolumenten vanaf
1 januari 2015 door te betalen en de verplichtingen uit hoofde van de Wet Verbetering Poortwachter na te komen. [eiseres] wil haar reïntegratie zo spoedig mogelijk hervatten om in de toekomst haar functie weer volledig uit te kunnen oefenen.
[eiseres] vordert daarnaast vergoeding van 3,33 vakantiedagen ad € 307,39 die ten onrechte door het Consulaat op haar loon in mindering zijn gebracht. Tot slot maakt [eiseres] aanspraak op de buitengerechtelijke incassokosten, welke kosten redelijk zijn. Zij heeft zich immers door de opstelling van het Consulaat genoodzaakt gezien om zich in een vroeg stadium en voorafgaand aan de procedure tot haar gemachtigde te wenden. De buitengerechtelijke kosten van [eiseres] bedragen € 2.559,15, zoals blijkt uit de declaraties van haar gemachtigde die zij als producties heeft overgelegd. De werkzaamheden bestonden uit besprekingen, het bestuderen van stukken, het voeren van correspondentie met het Consulaat etc.
3.3
Het verweer van [gedaagde] strekt primair tot niet ontvankelijk verklaring van het Consulaat in haar vordering, dan wel tot afwijzing of ontzegging daarvan en subsidiair tot matiging daarvan, met veroordeling van het Consulaat in de proceskosten.
[gedaagde] stelt daartoe dat voor een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding terughoudendheid op zijn plaats is en dat het Consulaat niet heeft gesteld danwel heeft doen blijken dat zij een spoedeisend belang heeft bij deze vordering. Bovendien heeft [gedaagde] de betreffende zaken op 29 augustus 2014, en daarmee binnen de door het Consulaat gestelde termijn, ingeleverd.