Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2015:4831

Rechtbank Rotterdam
17-07-2015
20-07-2015
3901331
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

7:668a lid 1 sub b BW; in casu geen feitelijke onderbreking van langer dan drie maanden; tijdens tussenpoos is salaris doorbetaald; tussenpoos moet beschouwd worden als periode van betaald verlof

Rechtspraak.nl
AR 2015/1391
Prg. 2015/208
AR-Updates.nl 2015-0667
VAAN-AR-Updates.nl 2015-0667

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 3901331 \ CV EXPL 15-9517

uitspraak: 17 juli 2015

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te Rotterdam,

eiseres,

gemachtigde: mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

EuroCollege Management School B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

gedaagde,

gemachtigde: mr. Y. Lagendijk te Rotterdam.

Partijen worden hierna aangeduid als “[eiseres]” respectievelijk “EuroCollege”.

1 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:

  • -

    het exploot van dagvaarding van 16 februari 2015, met producties;

  • -

    de conclusie van antwoord, met producties;

  • -

    het tussenvonnis d.d. 22 april 2015, waarin de kantonrechter een comparitie van partijen heeft bepaald;

  • -

    het proces-verbaal van de op 15 juni 2015 gehouden comparitie van partijen.

De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2 De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.

2.1

[eiseres] is op 10 februari 2011 in dienst getreden bij EuroCollege in de functie van senior medewerker examenbureau/scriptiebegeleider op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, durende tot en met 30 april 2011.

2.2

Deze arbeidsovereenkomst is vervolgens tweemaal verlengd voor de duur van een jaar.

2.3

In de maand april 2013 hebben partijen de volgende e-mails naar elkaar verstuurd:

Op 4 april 2013 om 11:13 uur van [eiseres] aan de directeur van EuroCollege dhr. [W.] (hierna: [W.]):

“(…) Er zijn wel nog vragen. Wat houdt jouw voorstel concreet in? Hoe had je het gedacht: Krijg ik dan nu een contract van 1 augustus 2013 tot 1 augustus 2014 volgend jaar? Werk ik in de drie maanden waarvoor ik geen contract heb? Of wil je me alleen nog maar contracten geven van 9 maanden? Of heb je een ander idee en zo ja welk? (…)”

Op 4 april 2013 om 11:18 uur van [W.] aan [eiseres]:

“(…) Kijk. Je contract loopt 1/5 af. Als je nu 3 maanden geen contract hebt. Kun je per 1/8 weer een 12 maand contract krijgen. Dat mogen we dan weer 3x doen.

Het idee is niet dat je de komende maanden gratis werkt. Je hebt recht op vakantiedagen. Daarnaast zal je ongetwijfeld werk verzetten. Ik stel voor dat we die 3 maanden tot 1/8, deels per 30/4 aan je overmaken en deels per 1/8.

Je gaat er dus niet op achteruit. wat vind je?(…)”

Op 9 april 2013 om 17:10 uur van [eiseres] aan [W.]:

“(…) Uiteraard had ik het liever anders gezien, maar als het niet anders kan, dan moet het maar zo.

Een paar praktische punten:

Timing betaling:

Ik zou liever niet 3 maanden zonder inkomen zitten, dus ik zou ‘het gat mei, juni, juli’ graag met het salaris van april overbrugd zien. Dan loopt het vanaf het salaris vanaf 1 augustus weer normaal.

Timing vakantie: I.v.m. de planning van de vakantie van mijn echtgenoot zou ik liever de maanden juli-september wegblijven, dan de maanden mei-juli; dat komt ook wat betreft werkbelasting op school ook veel beter uit. Ik stel dus voor dat ik de maand mei en juni doorwerk zonder arbeidsovereenkomst, en dan tot 1 oktober wegblijf.”

Op 10 april 2013 om 08:39 uur van [W.] aan [eiseres]:

“Peter heeft mij geadviseerd het toch anders te regelen. De constructie die ik voorstelde schijnt juridisch niet te kunnen.

Om het sluitend te krijgen zou je 3 maanden en 1 dag niet voor EC mogen werken. Immers een contract vrije periode waarin een staflid toch werkverzet kan in geval van ziekte of anderszins gevolgen hebben voor een bedrijf. (…)”

Op 18 april 2013 om 08:54 uur van [eiseres] aan de adjunct directeur van EuroCollege dhr. [P.]

“(…) Met [W.] sprak ik dinsdag over de constructie die jullie hadden bedacht, waarbij mijn huidige, tot 1 mei 2013 lopende, arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht zou worden vervangen. In verband met de drukte van mijn werk gedurende de schoolperiode en omdat ik [M.] moet ‘waarnemen’ gedurende de maand juni zou het het beste zijn om het vervangende arbeidscontract te laten lopen tot 1 juli a.s.

Daarna zou ik formeel de maanden juli, augustus, september en de eerste week van drie oktober ‘de wei in’ worden gestuurd. Vanaf de tweede week van oktober zou ik dan weer in dienst treden, en een nieuwe arbeidsovereenkomst krijgen, voor een jaar neem ik aan; waarna weer twee nieuwe overeenkomsten voor een jaar ieder mogelijk zijn. Die drie maanden en een week ‘afwezigheid’ zouden financieel worden gecompenseerd in de zin, dat ik over 2013 een salaris zou hebben ontvangen alsof ik het gehele jaar in dienst was geweest.

Ik heb [W.] toen hij dat vroeg, gezegd dat ik niet echt blij ben met dit soort constructies, maar als er geen alternatief is, dan zo. [W.] heeft me duidelijk gemaakt dat het om een maatregel gaat ten behoeve van de financiële flexibiliteit van de school. Hoe dan ook, ik blijf het werken voor EuroCollege erg leuk vinden.

Over de uitwerking van dit idee praten wij straks. Omdat dit alles voor mij erg onbekend terrein is, een paar vragen ter voorbereiding op ons gesprek.

1. Ik heb nog vakantiedagen open staan, en zal de maand juni meer uren werken om [M.] te vervangen. [W.] heeft me gezegd dat dat kan worden uitbetaald, maar zou ik ze ook kunnen meenemen naar de nieuwe arbeidsovereenkomst als ik dat zou willen?

2. Ik wil de maanden ‘in de wei’ niet zelf financieren. Hoe zou je dat willen doen: een extra ‘super-salaris’ over juni 2013 betalen, of een betaling per maand over de maanden juli, augustus en september 2013, en dan een vol maandsalaris over oktober?

3. Als EuroCollege zou besluiten de arbeidsovereenkomst van oktober 2013, of een volgende niet te verlengen, word ik werkloos. Welk effect zou jullie constructie hebben op mijn recht op een werkloosheidsuitkering?

2.4

De derde arbeidsovereenkomst die aanvankelijk tussen partijen liep vanaf 1 mei 2012 tot en met 30 april 2013 is gewijzigd in een arbeidsovereenkomst vanaf 1 mei 2012 tot en met 30 juni 2013.

2.5

Partijen hebben daarnaast een arbeidsovereenkomst gesloten voor de periode vanaf

7 oktober 2013 tot en met 30 september 2014

2.6

In de maand juni 2013 heeft [eiseres] naast haar maandsalaris een betaling ter hoogte van drie maandsalarissen van EuroCollege ontvangen.

2.7

Op 8 juli 2014 heeft [eiseres] zich ziek gemeld.

2.8

Het laatstelijk door [eiseres] genoten salaris bedroeg € 2.520,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8,33% vakantietoeslag.

3 De vordering

3.1

[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

  1. voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst van [eiseres] niet van rechtswege is geëindigd per 1 oktober 2014;

  2. EuroCollege te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van:

- het loon ten bedrage van € 2.520,- bruto per maand over het tijdvak van 1 oktober 2014 tot 1 februari 2015, zijnde een bedrag van € 10.080,- bruto;

- het maandelijks bruto loon vanaf 1 februari 2015 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;

- de vakantiebijslag over de periode van 1 oktober 2014 tot 1 februari 2015 ten bedrage van 8,33% over het brutoloon, zijnde een bedrag van € 839,66 bruto, alsmede de vakantiebijslag over de periode vanaf 1 februari 2015 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;

- de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over alle gevorderde loonbedragen;

- de wettelijke rente over de som van voornoemde bedragen, voor wat betreft de bedragen die opeisbaar zijn op het tijdstip van dagvaarden vanaf het moment van dagvaarden, en voor wat betreft de bedragen die nadien opeisbaar zijn geworden vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen, tot aan de dag van betaling;

- de buitengerechtelijke kosten van € 884,20, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het tijdstip van dagvaarden tot de dag van betaling;

EuroCollege te veroordelen in de kosten van het geding, inclusief de nakosten voor het geval EuroCollege niet op eerste vordering betaalt overeenkomstig het dictum van het te wijzen vonnis.

3.2

Aan haar vordering heeft [eiseres] naast de vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd:

3.2.1

De vierde arbeidsovereenkomst, die liep vanaf 1 mei 2012 tot en met 30 juni 2013, betrof feitelijk een verlenging van twee maanden van de derde arbeidsovereenkomst, die liep tot en met 30 april 2013. EuroCollege zag zich voor een probleem gesteld doordat zij had toegestaan dat een collega van [eiseres] gedurende de hele maand juni 2013 afwezig was in verband met een verblijf en studie in het buitenland. EuroCollege heeft [eiseres] om die reden verzocht na 30 april 2013 te blijven doorwerken. EuroCollege heeft [eiseres] ter ondertekening een arbeidsovereenkomst doen toekomen waarop als begindatum dezelfde datum als het derde contract stond vermeld, maar als einddatum 30 juni 2013 in plaats van 30 april 2013. Met de vierde arbeidsovereenkomst is op grond van artikel 7:668a BW van rechtswege een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan.

3.2.2

Mocht de kantonrechter van oordeel zijn dat met het sluiten van de vierde arbeidsovereenkomst geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan, dan is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan bij het aangaan van de vijfde arbeidsovereenkomst. Weliswaar is tussen de vierde en vijfde arbeidsovereenkomst formeel gezien een onderbreking van drie maanden en een week ingebouwd, maar in feite is helemaal geen sprake geweest van een onderbreking. De vijfde arbeidsovereenkomst is door [eiseres] op aandringen van EuroCollege ondertekend voordat de vierde arbeidsovereenkomst was afgelopen. EuroCollege heeft [eiseres] bij het aangaan van de vijfde arbeidsovereenkomst te verstaan gegeven dat zij in de “pauzeperiode” niet elders mocht solliciteren en ook geen WW-uitkering mocht aanvragen. Bovendien heeft EuroCollege het loon over de “pauzeperiode” voorafgaande aan die periode in zijn geheel aan [eiseres] betaald. Uit de gegevens die EuroCollege aan overheidsinstanties heeft verstrekt, blijkt bovendien dat EuroCollege de pauzeperiode bij die instanties heeft aangeduid als “onbetaald verlof”. Van een onderbreking van het dienstverband en van een daadwerkelijke uitdiensttreding per 1 juli 2013 is derhalve geen sprake, zodat ook geen sprake is van doorbreking van de keten van arbeidsovereenkomsten als bedoeld in artikel 7:668a BW. Er is sprake geweest van een schijnconstructie. EuroCollege heeft getracht de wettelijke bescherming van artikel 7:668a BW te omzeilen en maakte daardoor misbruik van artikel 7:668a BW. Daarmee is in ieder geval met het aangaan van de vijfde arbeidsovereenkomst een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan, indien geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan door het aangaan van de vierde arbeidsovereenkomst. Het dienstverband is dan ook niet van rechtswege geëindigd per

1 oktober 2014.

4 Het verweer

4.1

Het verweer van EuroCollege strekt tot niet ontvankelijk verklaring van [eiseres] in haar vorderingen, althans tot afwijzing van de vorderingen, althans voor zover nodig, tot matiging van deze vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.

4.2

Hiertoe heeft EuroCollege - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd:

4.2.1

Onjuist is de stelling van [eiseres] dat de vierde arbeidsovereenkomst, die van 1 mei 2012 tot en met 30 juni 2013 liep een feitelijke verlenging van twee maanden van de derde arbeidsovereenkomst betrof. Het betreft een vervangende arbeidsovereenkomst. Een vervangende arbeidsovereenkomst impliceert dat het contract dat is aangegaan voor de periode van 1 mei 2012 tot en met 30 april 2013 is vervangen door een contract van 1 mei 2012 tot en met 30 juni 2013. Dit is in goed overleg gebeurd. [eiseres] heeft haar oude arbeidsovereenkomst ingeleverd en daarvoor in de plaats de arbeidsovereenkomst voor de periode van 1 mei 2012 tot en met 30 juni 2013 getekend. Juist op verzoek van [eiseres] is de periode van 1 mei 2012 naar 30 juni 2013 gerekt. Op die wijze was zij nog in staat om haar werkzaamheden voor EuroCollege goed af te ronden. 1 juli 2013 was de zogenaamde ‘scriptie deadline’. Daarnaast wilde [eiseres] in de maanden augustus en september 2013 met vakantie. Een arbeidsovereenkomst tot 30 juni 2013 zou haar daarom in vele opzichten beter uitkomen. Het was voor beide partijen volstrekt duidelijk dat [eiseres] niet op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou worden aangesteld bij EuroCollege, doch dat na afloop van het derde contract een periode van drie maanden en minimaal 1 dag in acht zou worden genomen alvorens [eiseres] een nieuwe arbeidsovereenkomst zou krijgen, indien zij daar aanspraak op wenste te maken.

Onjuist is dan ook de stelling van [eiseres] dat met de ‘vierde’ arbeidsovereenkomst op grond van de ketenregeling uit artikel 7:668a BW van rechtswege een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan.

4.2.2

De stelling van [eiseres] dat de arbeidsovereenkomst die door haar is aangeduid als ‘vijfde’ arbeidsovereenkomst een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou zijn is onjuist. De arbeidsovereenkomst die is aangegaan per 7 oktober 2013 betreft een vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Tussen deze arbeidsovereenkomst en de derde arbeidsovereenkomst die liep tot en met 30 juni 2013 heeft een periode van 3 maanden en 7 dagen gelegen. Ingevolge artikel 7:668a BW wordt de keten, zoals aldaar bedoeld, doorbroken indien er een periode van drie maanden of meer is gelegen tussen het einde van het derde contract in de reeks en het aangaan van een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst die liep vanaf 7 oktober 2013 tot 30 september 2014 is niet op aandringen of onder dwang getekend door [eiseres]. Dat [eiseres] geen

WW-uitkering zou mogen aanvragen is EuroCollege onbekend. Dat [eiseres] dit niet heeft gedaan, is iets waarop EuroCollege geen invloed heeft. Het stuk waaruit volgens [eiseres] zou blijken dat EuroCollege bij instanties de pauzeperiode als onbetaald verlof heeft aangeduid, dat als productie 12 bij dagvaarding is overgelegd, betreft, voor zover EuroCollege kan zien, een uitdraai van een automatisch gegenereerd computerprogramma dat van de zijde Van [eiseres] wordt geladen. Dat betekent dat, indien er zou zijn opgenomen dat de pauzeperiode moest worden gezien als onbetaald verlof, dit aldus door [eiseres] is vermeld en niet door EuroCollege. Aan het UWV, de fiscus en de tussenpersoon waar de pensioenverzekering is ondergebracht is doorgegeven dat [eiseres] op 30 juni 2013 uit dienst is getreden.

Een ongelukkige samenloop van omstandigheden betreft het feit dat [eiseres] op 30 juni 2013 een extra betaling van drie maandsalarissen heeft ontvangen. Dat is gebeurd, omdat [eiseres] een langere periode geen verhoging van salaris heeft genoten en zij wel een aanzienlijke mate van overuren heeft gemaakt. Hoewel EuroCollege extra gewerkte uren in principe niet uitbetaalt, was het aantal overuren zo hoog dat een nabetaling op zijn plaats zou zijn, indachtig het feit dat de arbeidsduur 24 uur per week was.

Er is dus wel degelijk sprake geweest van een onderbreking van het dienstverband van meer dan drie maanden. Er is ook geen sprake van een schijnhandeling die zich er naar haar aard toe leent om te ontkomen aan de werking van de dwingendrechtelijke wetsbepalingen, die beogen een werknemer te beschermen tegen (voortijdig) ontslag. [eiseres] heeft er zelf voor gekozen om in de maanden juli, augustus en september 2013 haar langdurige vakantie te plannen en vanaf oktober 2013 weer werkzaamheden voor EuroCollege te gaan verrichten.

4.2.3

De gestelde buitengerechtelijke kosten worden betwist, nu de werkzaamheden van de gemachtigde van [eiseres] dienen te worden gezien als voorbereiding op de gedingstukken en per instructie van de zaak.

5 De beoordeling

5.1

Ingevolge artikel 7:668a BW lid 1 sub b BW geldt dat, vanaf de dag dat tussen dezelfde partijen meer dan 3 voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, de laatste arbeidsovereenkomst als aangegaan voor onbepaalde tijd wordt beschouwd. In casu hebben tussen partijen in ieder geval drie opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd bestaan in de periode vanaf 10 februari 2011 tot en met 30 april 2013. Hiervan is de laatste arbeidsovereenkomst in april 2013 gewijzigd in een arbeidsovereenkomst tot en met 30 juni 2013. Ten aanzien van het primaire standpunt van [eiseres] dat hiermee sprake is van een verlenging van de derde arbeidsovereenkomst voor de duur van twee maanden en dat daarmee een (vierde) arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan, overweegt de kantonrechter als volgt.

Partijen mogen bij een arbeidsovereenkomst nadere afspraken maken en wijzigingen in de bepalingen van die overeenkomst aanbrengen. Dat geldt ook voor de wijziging van de duur waarvoor de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan. In casu hebben partijen de duur van de derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in onderling overleg gewijzigd, omdat dat beide partijen beter uitkwam in verband met de scriptieperiode die tot 1 juli 2013 duurde en in verband met de vakantieplannen van [eiseres]. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan de afspraak tot wijziging van de duur van de derde arbeidsovereenkomst in het onderhavige geval tot gevolg zou moeten hebben dat per 1 mei 2013 tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan.

5.2

Tussen partijen staat vast dat [eiseres] in de periode vanaf 1 juli 2013 tot 7 oktober 2013 geen werkzaamheden voor EuroCollege heeft verricht. De te beantwoorden vraag is of hiermee ook feitelijk sprake is geweest van een onderbreking van het dienstverband. In dat kader acht de kantonrechter van belang de betekenis die dient te worden toegekend aan de betaling ter hoogte van drie maandsalarissen die EuroCollege aan [eiseres] in juni 2013 heeft gedaan. [eiseres] heeft gesteld dat het de bedoeling van partijen was dat zij salaris zou ontvangen voor de periode van juli tot en met september 2013. EuroCollege heeft zich daarentegen op het standpunt gesteld dat de betaling een compensatie voor de door [eiseres] gemaakte overuren betrof. Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt duidelijk uit de e-mail van [eiseres] aan Van de Polder d.d. 18 april 2013 dat zij er in ieder geval van uitging dat zij het salaris voor de maanden juli, augustus en september 2013 zou krijgen, hoewel zij in die maanden geen werkzaamheden zou verrichten. Dit uitgangspunt sluit ook aan bij het aanvankelijke voorstel van [W.] aan [eiseres] bij e-mail van 4 april 2013 om 11:18 uur. Naar het oordeel van de kantonrechter had het voor de hand gelegen dat EuroCollege, indien zij daadwerkelijk van mening was dat [eiseres] niet goed had begrepen waar de betreffende betaling voor bedoeld was, op deze e-mail schriftelijk zou hebben gereageerd teneinde eventuele misverstanden uit de wereld te helpen of anderszins schriftelijk kenbaar zou hebben gemaakt wat de bedoeling zou zijn/was van de betaling ter hoogte van drie maandsalarissen in juni 2013. Dit heeft EuroCollege niet gedaan. Het standpunt van EuroCollege dat de betaling bedoeld was ter compensatie van overuren heeft zij bovendien op geen enkele wijze onderbouwd, terwijl dit wel op haar weg lag, mede omdat het volgens EuroCollege zelf binnen haar organisatie helemaal niet gebruikelijk is om een vergoeding te betalen voor gemaakte overuren. Gelet ook op de hoogte van de betreffende betaling, te weten gelijk aan drie maandsalarissen, had op zijn minst van EuroCollege verwacht mogen worden dat zij ter onderbouwing van haar standpunt een overzicht zou overleggen van het aantal door [eiseres] gemaakte overuren en de volgens EuroCollege daaraan gekoppelde vergoeding. Ook dit heeft EuroCollege niet gedaan.

Gelet op een en ander acht de kantonrechter de stelling van [eiseres] dat de betaling in juni 2013 ter hoogte van drie maandsalarissen daadwerkelijk het salaris voor drie maanden, te weten de maanden juli, augustus en september 2013, betrof onvoldoende gemotiveerd betwist door EuroCollege, zodat van de juistheid van die stelling zal worden uitgegaan.

Daar komt bij dat reeds in april 2013 tussen partijen is afgesproken dat [eiseres] in oktober 2013 weer aanvang zou maken met haar werkzaamheden voor EuroCollege. Hieruit en uit het feit dat [eiseres] voor de maanden juli, augustus en september 2013 salaris ontving van EuroCollege leidt de kantonrechter af dat EuroCollege na het einde van de derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd [eiseres] aan zich wilde binden. De tussenpoos waarin [eiseres] geen werkzaamheden verrichtte, maar wel salaris ontving moet in casu dan ook rechtens worden gekwalificeerd als een periode van betaald verlof, gedurende welke de arbeidsovereenkomst doorliep. Daarmee is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan. Deze is niet van rechtswege geëindigd, zodat de gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.

5.3

Het gevorderde (achterstallige) salaris zal eveneens, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, worden toegewezen.

5.4

Gelet op de omstandigheden van het geval zal de gevorderde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW worden gematigd tot 10%. De wettelijke verhoging en de gevorderde wettelijke rente, die niet is weersproken, zullen slechts worden toegewezen over het achterstallige salaris ten tijde van de dagvaarding.

5.5

[eiseres] heeft niet gesteld op grond waarvan haar een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten zou toekomen, zodat de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen.

5.6

EuroCollege wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De door [eiseres] voorwaardelijk gevorderde afwikkelingskosten (nakosten) worden afgewezen, nu voldoende gegevens ontbreken om die kosten reeds thans te kunnen begroten. Mocht tussen partijen een geschil ontstaan omtrent de omvang van die kosten, staat het [eiseres] vrij de kantonrechter te verzoeken deze te begroten op de voet van artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

6 De beslissing

De kantonrechter:

verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst van [eiseres] niet van rechtswege is geëindigd per 1 oktober 2014;

veroordeelt EuroCollege om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 10.919,66 aan achterstallig loon en vakantietoeslag berekend tot 1 februari 2015, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 10% en vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het aldus verhoogde bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;

veroordeelt EuroCollege om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen het maandelijks bruto loon en de vakantietoeslag vanaf 1 februari 2015 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 10% en de wettelijke rente in de zin van artikel

6:119 BW over het achterstallige salaris van de maanden februari 2015 tot en met juli 2015 vanaf de data van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;

veroordeelt EuroCollege in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 323,66 aan verschotten en € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. van Boven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

757

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.