Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2016 als bedoeld in artikel 8:54a van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] , eiseres,
gemachtigde: mr. J.M.M. van de Hel,
Autoriteit Consument & Markt (ACM), verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 december 2015 (het bestreden besluit) heeft ACM aan eisers een boete opgelegd.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt bij ACM. Eiseres heeft ACM daarbij verzocht in te stemmen met het instellen van rechtstreeks beroep bij de rechtbank.
Bij brief van 21 mei 2016 heeft ACM ingestemd met het verzoek om rechtstreeks beroep. Tevens heeft ACM de rechtbank verzocht het bezwaarschrift van eiseres als beroepschrift in behandeling te willen nemen.
Overwegingen
1. Op grond van 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan de indiener in het bezwaarschrift het bestuursorgaan verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter, zulks in afwijking van artikel 7:1. Op grond van het derde lid van dit artikel kan het bestuursorgaan instemmen met het verzoek indien de zaak daarvoor geschikt is.
Op grond van artikel 8:54a, eerste lid, van de Awb, kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de rechtbank te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het bestuursorgaan kennelijk ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep bij de rechtbank. Op grond van het tweede lid van dit artikel strekt in dat geval de uitspraak ertoe dat het bestuursorgaan het beroepschrift als bezwaarschrift behandelt.
2. ACM heeft bij brief van 20 juni 2016 meegedeeld dat de aan eiseres opgelegde boete onderdeel is van een reeks sanctiebesluiten in de koel- en vrieshuissector en dat in twee samenhangende besluiten een bezwaarschriftprocedure loopt. Dit gegeven, in samenhang met de omvang van het aan eiseres gerichte besluit van 77 pagina’s en de omvang van het beroepschrift van 59 pagina’s, brengt met zich dat de zaak niet geschikt is voor rechtstreeks beroep en dat ACM aldus kennelijk ten onrechte heeft ingestemd met rechtstreeks beroep.
3. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:54a, eerste lid, van de Awb, het onderzoek te sluiten.
4. Met toepassing van artikel 8:54a, tweede lid, van de Awb, zal de rechtbank bepalen dat ACM het beroepschrift - alsnog - als bezwaarschrift dient te behandelen. De rechtbank zal het bezwaarschrift daartoe naar ACM doorzenden.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank bepaalt dat ACM het beroepschrift als bezwaarschrift behandelt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, rechter, in aanwezigheid van
L.A. Geraedts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op: