Op 25 maart 2015 heeft [verweerder] aan de heer [W.] een e-mail gestuurd, waarvan de inhoud – voor zover relevant – als volgt luidt:
“ [voornaam W.] ,
Hierbij een signaal dat je me misschien niet in dank zult afnemen, maar dat ik in het belang van heel RTV Rijnmond toch kwijt wil.
Een signaal over – inderdaad – het salaris dat je ontvangt en over de pogingen om aandacht daarvoor in de kiem te smoren.
(…)
Wat zijn zoal de gevolgen van de publiciteit over je salaris en de pogingen om ons monddood te maken?
+ Verlies aan moreel gezag van de directeur.
(…)
+ Verlies aan geloofwaardigheid van de redactie.
(…)
+ Ondermijning van de positie van RTV Rijnmond bij zowel beleidsmakers als kijkers/luisteraars.
(…)
+ Scheve ogen binnen het bedrijf.
(…)
+ Bijdragen aan angstcultuur en aantasting zelfrespect van het persoon.
(…)
Ik weet wel: je bent alleen verantwoording verschuldigd aan de Raad van Commissarissen.
Maar de OR zal het onderwerp nogmaals agenderen.
(…)
Je hoeft niet te reageren op deze mail.
Het is geen uitnodiging tot een persoonlijk gesprek.
Het is ook niet bedoeld als persoonlijke aanval.
Ik wil vooral laten weten dat ik over de hele kwestie geen goed gevoel heb.
Hopelijk is met betere communicatie nog iets te redden.”