3.1.
De vrouw vordert, samengevat, veroordeling van de man:
- om medewerking te verlenen aan het bewerkstelligen van een echtscheiding naar islamitisch recht, doordat de man zijn recht op Talak aan de vrouw geeft zodat de vrouw zelf de echtscheiding kan bewerkstelligen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- tot afgifte aan de vrouw van 12 goudstaven van ieder één kilo;
- tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 7.000,- betreffende de bruidsschat bestaande uit de pelgrimsreizen naar Mekka en naar Kerbela;
En voor wat betreft de inboedel:
- primair tot afgifte van een aantal in de dagvaarding omschreven (inboedel)goederen, waaronder goederen van de kinderkamer, kinderkleding, kleding van de vrouw, goederen uit de slaapkamer, een babywagen en overige inboedelgoederen;
- subsidiair, voor het geval de man stelt dat hij niet in het bezit is van voornoemde goederen, veroordeling van de man om aan de vrouw een bedrag van € 10.000,- te betalen.
De vrouw stelt daartoe het volgende.
3.2.
De vrouw is volgens islamitisch recht nog steeds gehuwd en de man weigert zijn medewerking te verlenen aan een echtscheiding naar islamitisch recht. Hierdoor wordt de vrouw ernstig beperkt in haar persoonlijke vrijheid. Zij kan niet met een andere man in het huwelijk treden en niet alleen naar een islamitisch land reizen, omdat zij dan als overspelige echtgenote zal worden aangemerkt, ook al heeft zij voor geen van beide concrete plannen. De vrouw beroept zich op het arrest van de Hoge Raad van 22 januari 1982, NJ 1982/489.
De vrouw vordert daarnaast afgifte van de bruidsschat zoals overeengekomen in de huwelijksakte. Deze bestaat uit 12 goudstaven van 1 kilogram per stuk en pelgrimstochten naar Mekka en Kerbala. Hoewel de procedure omtrent de verdeling van de gemeenschap nog aanhangig is bij de familiekamer wil de vrouw de inboedel vast verdelen. Zij heeft inmiddels een eigen woning toegewezen gekregen, maar geen financiële middelen om nieuwe inboedelgoederen aan te schaffen. De man heeft alle inboedel en daarnaast alle spullen van het kind, waar hij niet voor zorgt, onder zich. Dit is niet redelijk. Als de man stelt dat hij de door de vrouw verlangde goederen niet heeft, maakt de vrouw aanspraak op een bedrag van € 10.000,-. De vrouw stelt dat de aanschafwaarde van deze goederen
€ 30.000,- is.