Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1.
Bij de beoordeling van verzoeken op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) is proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid van groot belang. Bij de beoordeling door de rechter wordt, naast de nodige formele aspecten, de stoornis van een betrokkene beoordeeld. Vervolgens dient de rechter te beoordelen of deze stoornis een gevaar veroorzaakt. Tot slot dient te worden bezien of het gevaar niet anders kan worden afgewend dan door middel van een machtiging.
2.1.2.
Bij de beoordeling of in het geval van verzoeker een voorlopige machtiging moet worden afgegeven kan met name het gevaarscriterium doorslaggevend zijn. Zulks houdt immers direct verband met de noodzaak tot al dan niet een opname. Verzoeker meent dat hij geen gevaar vormt voor anderen en hij wil niet in aanwezigheid van begeleiders gehoord worden door de rechter. Nu de rechter heeft beslist dat verzoeker toch in aanwezigheid van begeleiders moet worden gehoord, is de rechter partijdig. Zij beslist ten gunste van de psychiater, omdat zij het advies van de psychiater, inhoudende dat verzoeker alleen in aanwezigheid van twee begeleiders moet worden gehoord, heeft opgevolgd. De rechter liet haar oren volledig hangen naar de opmerkingen van de behandelaar, die de verzoeken voor de voorlopige machtiging heeft gedaan. De behandelaar had er derhalve belang bij het gevaar dat verzoeker doet veroorzaken “aan te dikken”. Immers, de kans van slagen van haar verzoek zal alsdan groter worden. Door de behandelaar werd met betrekking tot verzoeker gesproken over ‘agressief en dreigend gedrag”.
2.1.3.
De rechter heeft zich niet gehouden aan het veiligheidsprotocol, waarnaar zij zelf verwijst. Toen verzoeker met zijn advocaat de ruimte betrad, waarin hij zou worden gehoord, bleken aldaar reeds aanwezig de rechter en de behandelend psychiater. Dat is tegen het protocol, dat bepaalt dat de rechter en de griffier in beginsel pas naar binnen gaan als iedereen aanwezig is. Dit wekt de indruk en schept de mogelijkheid dat de rechter voorafgaand aan het horen van verzoeker heeft overlegd met de behandelaar, de aanvrager van de machtiging, die de voorlopige machtiging wilde.
2.1.4.
Dit alles vormt de redenen waarom verzoeker meent dat sprake is van een “legitimate doubt”, althans dat de gang van zaken zwaarwegende redenen oplevert voor (objectiveerbare) twijfel aan de onpartijdigheid van de rechter, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter heeft te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
2.2.1.
Er geldt een protocol van de rechtbank Rotterdam ten behoeve van de BOPZ-zittingen op locatie. Dit protocol is vastgesteld bij bestuursbesluit van 28 oktober 2014.
Uitgangspunt is dat de rechter de regie heeft tijdens de zitting en dat de rechter samen met de instelling beslist over het veiligheidsniveau op de zitting aan de hand van de verzamelde informatie van de instelling en de politie.
Vindt de zitting in de instelling plaats dan informeert de instelling de rechter vlak voor aanvang van de zitting over bij de instelling bekende feiten en signalen die duiden op een risico voor de veiligheid. Indien nodig zijn er een of meerdere personen aanwezig die in staat zijn om direct alarm te slaan c.q. in te grijpen bij escalaties.
2.2.2.
In deze zaak heeft de psychiater de rechter direct voorafgaand aan de zitting voorgehouden dat, gezien de ervaringen die de instelling tijdens het verblijf van verzoeker in de instelling met verzoeker heeft opgedaan, twee begeleiders aan weerszijden van verzoeker dienden plaats te nemen tijdens de zitting, zulks met het oog op de veiligheid van alle aanwezigen tijdens de zitting. Ondanks het feit dat verzoeker bezwaar had tegen de aanwezigheid van begeleiders ter zitting heeft de rechter uiteindelijk het standpunt van de psychiater ten aanzien van de noodzaak tot extra beveiliging gevolgd en bepaald dat de begeleiders aanwezig zouden zijn. Daarop heeft verzoeker de rechter toegevoegd dat van onpartijdigheid en een onbevooroordeelde beslissing nu geen sprake meer kon zijn, waarop de wraking volgde.
2.2.3.
Naar de mening van de rechter kan naleving van het veiligheidsprotocol, op aandringen van de betrokken psychiater, niet leiden tot het oordeel dat van een onpartijdige behandeling ter zitting en een onbevooroordeelde beslissing op bovengenoemd verzoek van de officier van justitie niet langer sprake kan zijn.