3.1.
[eisers] vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
i [gedaagden] veroordeelt om binnen 72 uur na betekening van het vonnis in dit kort geding aan de advocaat van [eisers] , althans aan de gerechtsdeurwaarder die het in dit kort geding te wijzen vonnis aan [gedaagden] betekent, een gedetailleerd overzicht, gestaafd met schriftelijke bewijsstukken, te verstrekken van:
(a) zijn binnen- en buitenlandse bronnen van inkomen;
(b) zijn binnen- en buitenlandse vermogen;
(c) iedere wijziging van EUR 2.500 of meer in de hoogte of de samenstelling van zijn vermogen in de periode tussen 30 april 2014 en de datum waarop het vonnis in dit kort geding wordt gewezen;
(d) alle transacties (waaronder maar niet beperkt tot schenkingen) met rechtstreekse bloed- of aanverwanten in de periode tussen 30 april 2014 en de datum waarop het
vonnis in dit kort geding wordt gewezen;
(e) de huidige staat van enig door [gedaagden] gehouden (aanmerkelijk) belang en daaraan verbonden inkomsten in de vorm van rendement of een ontvangen koopsom;
(f) alle wijzingen van enig (aanmerkelijk) belang dat [gedaagden] houdt of heeft gehouden, voor zover deze wijzigingen hebben plaatsgevonden in de periode tussen 30 april 2014 en de datum waarop het vonnis in dit kort geding wordt
gewezen; en van
(g) al hetgeen de voorzieningenrechter in goede justitie meent te bepalen;
ieder van voornoemde veroordelingen onder i. (a) tot en met (g) op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000 per dag of gedeelte daarvan dat niet of niet geheel aan deze
veroordelingen is voldaan;
ii
[gedaagden] veroordeelt om binnen 72 uur na betekening van het vonnis in dit kort geding aan een door de voorzieningenrechter te benoemen registeraccountant (de “Registeraccountant”) het onder i. gevorderde gedetailleerde overzicht, gestaafd met
schriftelijke bewijsstukken, te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 5.000 per dag of gedeelte daarvan dat niet of niet geheel aan deze veroordelingen is voldaan, en met bepaling dat de Registeraccountant binnen 4 weken na verkrijging
van de door [gedaagden] te verstrekken informatie aan [eisers] inzicht dient te verschaffen over de mogelijkheden van [eisers] het Vonnis van 23 april 2016 ten uitvoer te leggen;
iii. [gedaagden] veroordeelt in de kosten van de Registeraccountant;
iv. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van het geding, alsmede in de gebruikelijke nakosten (zowel zonder als met betekening), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van de uitspraak.
[eisers] stellen daartoe het volgende.
3.2.
Tot op heden hebben de door [eisers] ten laste van [gedaagden] getroffen executiemaatregelen nauwelijks iets opgebracht (€ 491,41). [gedaagden] geven geen deugdelijk inzicht in hun financiële positie. Hierdoor wordt verhaal op het vermogen van [gedaagden] gefrustreerd. Dit is onrechtmatig. [gedaagde1] heeft verklaard dat hij riant heeft geleefd waardoor het geld op is. Dit is ongeloofwaardig. [gedaagden] hebben een winst van circa € 400.000,- gemaakt op verkoop van de woning aan [eisers] in 2010. Uit de aangifte inkomstenbelasting 2014 van [gedaagde1] blijkt dat hij in dat jaar nog over een box 3 vermogen beschikte van € 99.327,-. Sinds 2010 hebben [gedaagden] geen onroerend goed gekocht. Op 30 april 2014 bevonden zich geen waardevolle goederen in de woning van [gedaagden] Ook genoot [gedaagde1] in 2014 een inkomen uit aanmerkelijk belang van € 22.000,-. [gedaagde1] stelt dat hij dit inkomen thans niet meer geniet, maar bewijs daarvan ontbreekt. In september 2016 hebben [gedaagden] drie bedragen van tezamen € 1.800,- gestort op een Rabo betaalrekening, dit terwijl [gedaagden] aan de deurwaarder verklaard hebben niet over vermogen te beschikken. Ook is het merkwaardig dat [gedaagden] wel een auto hebben laten repareren, maar nooit giraal voor benzine lijken te hebben betaald. [eisers] vermoeden daarom dat [gedaagden] (in ieder geval) een gedeelte van het vermogen in contant geld hebben omgezet. Vanaf de aansprakelijkstelling hadden [gedaagden] bij hun financiële handelingen rekening moeten houden met het belang van [eisers] als schuldeisers. [eisers] hebben een spoedeisend belang. Het gezin van [eisers] is financieel niet in staat om te verhuizen en woont daarom noodgedwongen al zes jaar in een woning waarin het gezien de gezondheidsrisico’s eigenlijk niet zou moeten wonen. [eisers] hebben geen geld om de woning te laten saneren.