RECHTBANK ROTTERDAM
Zaaknummers: 5407106 \ CV EXPL 16-40238 en 5762644 \ CV EXPL 17-6967
uitspraak: 22 december 2017
vonnissen van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
de stichting
STICHTING VOOR INCONFESSIONEEL BEROEPS- EN ALGEMEEN VORMEND ONDERWIJS EN VOLWASSENEN-EDUCATIE VOOR ROTTERDAM EN OMSTREKEN,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 27 september 2016,
verweerster in het incident,
gemachtigde: mr. L. van Luipen,
[gedaagde]
,
wonende te [plaatsnaam] ,
gedaagde,
eiser in het incident,
gemachtigde: mr. L. Hennink,
en in de vrijwaringszaak van
[gedaagde]
,
wonende te [plaatsnaam] ,
eiser,
gemachtigde: mr. L. Hennink,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING,
gevestigd te Ridderkerk,
gedaagde,
gemachtigde: mr. L. Hennink.
Partijen worden hierna aangeduid als “Albeda College”, “ [gedaagde] ” respectievelijk “FNV”.
1 Het verloop van de procedures
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak volgt uit de volgende processtukken:
- -
het exploot van dagvaarding, met producties;
- -
de incidentele conclusie houdende oproeping in vrijwaring;
- -
de conclusie van antwoord in het incident;
- -
het vonnis in het incident van 3 februari 2017;
- -
de conclusie van antwoord met producties;
- -
de conclusie van repliek met producties;
- -
de conclusie van dupliek met producties;
- -
de akte uitlating producties van Albeda College;
Het verloop van de vrijwaringsprocedure volgt uit de volgende processtukken:
- -
het exploot van dagvaarding met producties;
- -
de conclusie van antwoord met producties;
- -
de conclusie van repliek;
- -
de conclusie van dupliek.
De uitspraken van de vonnissen zijn nader bepaald op heden.
2 De vaststaande feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
Uitgegaan wordt van de volgende feiten, nu deze door de ene partij zijn gesteld dan wel uit de overgelegde stukken blijken en door de andere partij niet zijn bestreden.
-
[gedaagde] is in de periode van 1 augustus 2000 tot 31 juli 2015 op basis van een arbeidsovereenkomst fulltime bij Albeda College in dienst geweest in de functie van docent.
-
Albeda College heeft [gedaagde] medio 2014 geconfronteerd met de beschuldiging van het begaan van examenfraude.
-
Bij brief van 14 november 2014 heeft Albeda College [gedaagde] het volgende bericht:
“Zoals ik u inmiddels diverse keren mondeling en schriftelijk heb meegedeeld acht ik […] geen
gronden aanwezig […] om het dienstverband nog langer voort te zetten. Ik dat licht heb ik
aangegeven dat er kortweg twee mogelijkheden zijn: een vaststellingsovereenkomst gericht op
vervroegd pensioen of het Albeda College start een ontbindingsprocedure vanwege een
dringende reden.
Voordat de hiervoor geschetste procedure zal worden gestart zou ik u eerst een aanbod doen die
bij akkoord zou kunnen worden vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst. Hierbij het
aanbod namens Albeda College:
- -
De beëindiging van het dienstverband zal worden gesteld op 01 april 2015. Tot die datum zal [gedaagde] worden vrijgesteld van werkzaamheden, onder betaling van loon;
- -
[gedaagde] wordt in de gelegenheid gesteld gebruik te maken van zijn maximale fiscale ruimte 2014. Het Albeda College zal hiertoe een storting verrichten van EUR 10.270,= in zijn ABP pensioenfonds;
- -
Het Albeda College zal na beëindiging van het dienstverband drie jaar lang het pensioen van [gedaagde] aanvullen ad EUR 4.000,= (per jaar), tot aan diens Aow-gerechtigde leeftijd (17 oktober 2017);
- -
[gedaagde] zal na de beëindiging van het dienstverband d.d. 01 april 2015 geen aanspraak maken op WW/BWW/WIA-rechten.”
4. Op 6 maart 2015 heeft Albeda College een verzoek ingediend tot ontbinding van voornoemde arbeidsovereenkomst.
5. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 7 april 2015, is onder meer het volgende opgenomen:
“Na de schorsing hebben partijen medegedeeld dat zij overeenstemming hebben bereikt. Partijen
hebben een regeling getroffen, voor de inhoud verwezen zij naar het aanbod, zoals dat is gedaan
bij brief van 14 november 2014, met uitzondering van:
- de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt 31 juli 2015;
- En het bedrag van storting wordt € 30.000,-;
- AOW leeftijd moet AOW datum zijn;
Alle overige voorwaarden blijven hetzelfde.
Verder moet als voorwaarde voor betaling een RVU verklaring komen.
De kantonrechter heeft de zaak aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen om
de gemaakte afspraken nader uit te werken en hen verzocht om binnen 14 dagen de
kantonrechter te berichten over de uitwerking daarvan, zodat deze in een beschikking kunnen
worden opgenomen.”
6. Op 26 mei 2015 heeft de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam, in de procedure met zaaknummer 3941355 \ VZ 15-4867 een beschikking gegeven waarin de arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 augustus 2015 en aan [gedaagde] ten laste van Albeda College een vergoeding ex artikel 7:685 lid 8 BW (oud) is toegekend van € 42.0000,-.
7. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst bij beschikking van 27 mei 2015 pro forma ontbonden per 1 augustus 2015.
8. Op 14 juli 2015 heeft Albeda College [gedaagde] verzocht de door haar toegezonden vaststellingsovereenkomst te ondertekenen.
9. Bij beslissing van 23 oktober 2015 heeft het UWV [gedaagde] een WW-uitkering toegekend. Albeda College heeft als belanghebbende bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar is door het UWV bij beslissing van 14 april 2016 ongegrond verklaard.
3 De stellingen van partijen
De stellingen in de hoofdzaak
3.1
Albeda College heeft gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
-
binnen 5 werkdagen na de datum van dit vonnis, het UWV schriftelijk te berichten dat de uitkering krachtens de werkloosheidswet per de eerst mogelijk datum dient te worden beëindigd en Albeda College hiervan direct een kopie te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 200,00, althans een in goede justitie te bepalen ander bedrag, per dag dat [gedaagde] hieraan niet voldoet;
-
voor nu en in de toekomst af te zien van een hernieuwde aanvraag voor een uitkering krachtens de sociale verzekeringswetten voor zover het Albeda College daarvan nadelige financiële consequenties kan ondervinden;
-
binnen 5 werkdagen na de datum van dit vonnis aan Albeda College een kopie van de uitkeringsspecificaties te verstrekken met betrekking tot de betalingen die [gedaagde] van het UWV heeft ontvangen over de periode vanaf 2 augustus 2015 tot aan de dag van dit vonnis,
en zolang de uitkering krachtens de Werkloosheidswet nog niet is geëindigd, iedere maand voor 1 eerste dag van de maand de specificatie over de voorgaande maand;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 200,00, althans een in goede justitie te bepalen ander bedrag, per dag dat [gedaagde] hieraan niet voldoet;
-
tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding aan Albeda College ter grootte van het bedrag dat [gedaagde] op enig moment heeft ontvangen van het UWV uit hoofde van een uitkering krachtens de sociale zekerheidswetten en welke (deels) ten laste van het Albeda College is gekomen of komt;
Dit te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum dat [gedaagde] dit van het UWV had ontvangen, en
-
tot betaling van de buitengerechtelijke kosten die het Albeda College heeft moeten maken, conform de toepasselijke staffel;
-
in de kosten van dit geding.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Albeda College aan haar eis ten grondslag gelegd dat [gedaagde] tekort geschoten is in de nakoming van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] na de beëindiging geen aanspraak meer zal maken op een uitkering krachtens de WW, BWW of WIA. Na verloop van tijd is gebleken dat [gedaagde] toch een uitkering krachtens de WW en BWW heeft aangevraagd en toegekend heeft gekregen. Nu Albeda College eigenrisicodrager is, en derhalve de uitkeringen ten laste van haar komen, heeft zij als gevolg van deze toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] schade geleden, welke [gedaagde] dient te vergoeden.
3.3
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Hierop zal – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.
De stellingen in de vrijwaringszaak
3.4
[gedaagde] heeft gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
-
voor recht te verklaren dat sprake is van een beroepsfout van FNV
-
FNV te veroordelen om de door [gedaagde] geleden en te lijden schade van € 78.056,39 te vergoeden;
met veroordeling van FNV in de kosten van dit geding.
3.5
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [gedaagde] aan zijn eis het volgende ten grondslag gelegd. Voor zover in de hoofdzaak zal worden geoordeeld dat [gedaagde] met Albeda College is overeengekomen dat hij geen aanspraak zal maken op een WW/BWW-uitkering (en de reeds ontvangen gelden zal moeten vergoeden aan Albeda College), is aan de zijde van FNV sprake van een beroepsfout. De afspraak is in dat geval gemaakt zonder [gedaagde] daarin te kennen. Voor zover hij daarin wel zou zijn gekend, heeft FNV hem niet deugdelijk geïnformeerd over alle voorts en tegens van een dergelijke regeling.
3.6
FNV heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering waarop – voor zover van belang – bij de beoordeling van het geschil zal worden ingegaan.
4 De beoordeling van het geschil
De beoordeling in de hoofdzaak
4.1
Uit de onbetwiste inhoud van het proces-verbaal blijkt dat [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling heeft ingestemd met de door Albeda College aangeboden regeling zoals opgenomen in de brief van 14 november 2014, met uitzondering van een drietal aanpassingen/wijzigingen maar met bekrachtiging van de overige voorwaarden. In de brief van 14 november 2014 is expliciet vermeld dat [gedaagde] na de beëindiging van het dienstverband geen aanspraak zal maken op WW/BWW/WIA-rechten. De in het proces-verbaal benoemde aanpassingen/wijzigingen zien expliciet niet op deze afspraak. Weliswaar is in het proces-verbaal opgenomen dat de zaak is aangehouden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen om de (daarboven genoemde) “gemaakte afspraken” nader uit te werken. Gesteld noch gebleken is dat partijen vervolgens op de afspraak omtrent de uitkeringen zijn teruggekomen. De afspraak dat [gedaagde] afstand zal doen van zijn (eventuele) WW/BWW/WIA-rechten maakt dan ook deel uit van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. Nu [gedaagde] op 20 oktober 2015 bij het UWV een WW-uitkering heeft aangevraagd en deze over de periode van 3 augustus 2015 tot en met 2 oktober 2018 toegekend heeft gekregen, is hij tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. Deze tekortkoming kan aan [gedaagde] worden toegerekend, nu voldoende gebleken is dat hij ten tijde van het aanvragen van de uitkering op de hoogte was van het feit dat Albeda College hem zou houden aan de inhoud van de tijdens de mondelinge behandeling gesloten vaststellingsovereenkomst.
4.2
De door Albeda College gevorderde veroordeling van [gedaagde] om binnen 5 werkdagen na de datum van dit vonnis, het UWV schriftelijk te berichten dat de WW-uitkering per de eerst mogelijk datum dient te worden beëindigd en de vordering Albeda College hiervan direct een kopie te verstrekken zal gelet op het bovenstaande worden toegewezen. De gevorderde dwangsom van € 200,- voor iedere dag dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, zal worden toegewezen tot een maximumbedrag van € 8.000,-.
4.3
De vordering [gedaagde] te verbieden voor nu en in de toekomst af te zien van een hernieuwde aanvraag voor een uitkering krachtens de sociale verzekeringswetten voor zover het Albeda College daarvan nadelige financiële consequenties kan ondervinden zal gelet op het vorenoverwogene eveneens worden toegewezen.
4.4
Nu [gedaagde] niet heeft betwist dat hij van het UWV in het kader van WW-rechten uitkeringen heeft ontvangen en niet weersproken is dat deze bedragen (deels) ten laste van Albeda College komen, zal de door Albedag College gevorderde betaling van deze bedragen ter zake schadevergoeding aan Albeda College worden toegewezen. Nu de schade thans nog niet is vast te stellen en nog niet vaststaat over welke periode [gedaagde] de WW-uitkering definitief toegekend zal krijgen, zal de kantonrechter de vordering voor wat betreft de schade verwijzen naar de schadestaatprocedure.
4.5
De onweersproken gebleven rente zal worden toegewezen, zij het vanaf de respectievelijke data dat Albeda College door het UWV is aangesproken op betaling nu van vermogensschade vanaf een eerdere niet gesteld of gebleken is.
4.6
Albeda College maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende is gebleken dat de aan dit geding voorafgaande verrichtingen meer hebben omvat dan de verrichtingen waarvoor de in artikel 237 tot en met 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. Nu sprake is van een vordering van onbepaalde waarde wordt het bedrag – conform het advies van de werkgroep Rapport Voorwerk II – vastgesteld op de helft van het gemiddelde van tariefgroep II van het liquidatietarief. Dit bedrag van € 462,50 zal worden toegewezen.
4.7
[gedaagde] wordt, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij respectievelijk de belanghebbende partij, veroordeeld in de kosten van de procedure en de kosten van het vrijwaringsincident.
De beoordeling in de vrijwaringszaak
4.8
Beoordeeld dient te worden of van de zijde van FNV sprake is geweest van een beroepsfout die een verplichting tot vrijwaring met zich brengt.
4.9
FNV is van mening dat tussen [gedaagde] en Albeda College is overeengekomen dat hij geen aanspraak zou maken op een WW-uitkering, hetgeen ook reeds in conventie is komen vast te staan. Beoordeeld dient te worden of, zoals [gedaagde] stelt, deze afspraak zonder zijn medeweten is gemaakt althans dat hij onvoldoende over de (financiële) gevolgen en consequenties van de regeling is geïnformeerd.
4.10
FNV heeft aangevoerd dat dat de onderhandelingen tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling in aanwezigheid van [gedaagde] en zijn echtgenote hebben plaatsgevonden en dat Albeda College steeds expliciet heeft aangegeven dat een regeling zonder de voorwaarde dat [gedaagde] geen WW zou aanvragen niet mogelijk was. Voorts heeft FNV aangevoerd dat dit aspect ook expliciet tussen [gedaagde] en de gemachtigde van FNV, mr. Vis (hierna: Vis), is besproken. Hoewel zonder nader bewijs niet beoordeeld kan worden wat exact tussen [gedaagde] en Vis is besproken, blijkt uit het door [gedaagde] ondertekende proces-verbaal in elk geval dat hij van de afspraak op de hoogte is geweest.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dan ook voldoende komen vast te staan dat [gedaagde] is gekend in de beslissing akkoord te gaan met de regeling.
4.11
Voorts dient beoordeeld te worden of FNV [gedaagde] onvoldoende heeft geïnformeerd over de gevolgen en risico’s van de regeling en hem daarmee ernstig heeft benadeeld door hem te adviseren akkoord te gaan met het afzien van zijn aanspraken op WW-rechten. Daargelaten het feit dat het treffen van een vaststellingsovereenkomst dient ter beslechting van een geschil waarvan de uitkomst in meer of mindere mate onzeker is, is niet gebleken dat FNV [gedaagde] heeft benadeeld. De stelling van [gedaagde] dat de afspraak af te zien van het aanvragen van een WW-uitkering voor hem (zonder meer) zeer nadelig zou uitpakken volgt de kantonrechter niet. In de ontbindingsprocedure is uitspraak gedaan op basis van oud arbeidsrecht, waarbij de kantonrechter naast afwijzen kon ontbinden op grond van een dringende reden (zonder vergoeding) dan wel op grond van een verandering van omstandigheden (met een eventuele vergoeding). [gedaagde] heeft weliswaar gesteld dat hij met de getroffen regeling een aanzienlijk lager bedrag heeft ontvangen dan het geval zou zijn geweest bij een ontbinding wegens een verandering van omstandigheden en de toekenning van een vergoeding op basis van de kantonrechtersformule, maar door hem is onvoldoende betwist dat de kantonrechter tijdens de mondelinge behandeling op 7 april 2015 te kennen heeft gegeven dat [gedaagde] een “ernstig en verwijtbaar vergrijp” heeft begaan door zonder examinering examenresultaten op te stellen. Op basis hiervan is dan ook aannemelijk dat de kantonrechter in de ontbindingsprocedure, ingeval van een inhoudelijke beoordeling, een beschikking zou hebben gewezen waarin de gevorderde ontbinding op grond van een dringende reden zou zijn [toegewezen]. In deze situatie zou [gedaagde] geen vergoeding hebben ontvangen en had hij evenmin aanspraak kunnen maken op een WW-uitkering vanwege het feit dat hij verwijtbaar werkloos zou zijn geweest. FNV heeft aangevoerd dat de regeling in dat licht, mede gelet op de gevolgen van de beëindiging gezien de leeftijd van [gedaagde] van destijds 63 jaar, alsnog tot stand is gekomen. Zij stelt dan ook terecht dat [gedaagde] een zwakke onderhandelingspositie had. Nu FNV voorts onbetwist heeft bewerkstelligd dat de ontbindingsdatum vier maanden laten (op 31 juli 2015) is vastgelegd dan in eerdere schikkingsvoorstellen van Albeda College, zodat [gedaagde] vier maanden langer zijn loon doorbetaald heeft gekregen en dat bovendien het bedrag dat in het Pensioenfonds van ABP is gestort met € 20.000,- is verhoogd, is gebleken dat FNV zich voldoende voor [gedaagde] heeft ingespannen en is van een verkeerde of onvolledige advisering niet gebleken.
4.12
Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan dat van de zijde van FNV sprake is geweest van een beroepsfout. Op haar rust dan ook geen verplichting tot vrijwaring van [gedaagde] , zodat zijn vordering en de daarop gebaseerde nevenvorderingen zullen worden afgewezen.
4.13
[gedaagde] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van de procedure.
5 De beslissing
De kantonrechter,
in de hoofdzaak:
veroordeelt [gedaagde] om binnen 5 werkdagen na de datum van dit vonnis, het UWV schriftelijk te berichten dat de uitkering krachtens de werkloosheidswet per de eerst mogelijk datum dient te worden beëindigd en veroordeelt hem om Albeda College hiervan direct een kopie te verstrekken, zulks op straffe van een dwangsom van € 200,00 per dag dat [gedaagde] hieraan niet voldoet, tot een maximum van € 8.000,-;
veroordeelt [gedaagde] om voor nu en in de toekomst af te zien van een hernieuwde aanvraag voor een uitkering krachtens de sociale verzekeringswetten, voor zover het Albeda College daarvan nadelige financiële consequenties kan ondervinden;
veroordeelt [gedaagde] om binnen 5 werkdagen na de datum van dit vonnis aan Albeda College een kopie van de uitkeringsspecificaties te verstrekken met betrekking tot de betalingen die [gedaagde] van het UWV heeft ontvangen over de periode vanaf 2 augustus 2015 tot aan de dag van dit vonnis en, zolang de uitkering krachtens de Werkloosheidswet nog niet is geëindigd, van iedere maand voor 1 eerste dag van de maand de specificatie over de voorgaande maand, zulks op straffe van een dwangsom van € 200,00 per dag dat [gedaagde] hieraan niet voldoet, tot een maximum van € 8.000,-;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag – nader op te maken bij staat – aan schadevergoeding aan Albeda College ter grootte van het bedrag dat [gedaagde] op enig moment heeft ontvangen van het UWV uit hoofde van een uitkering krachtens de sociale zekerheidswetten en die ten laste van het Albeda College is gekomen of komt, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum dat [gedaagde] dit van het UWV had ontvangen;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 462,50 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, inclusief de kosten van het vrijwaringsincident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Albeda College vastgesteld op € 211,08 aan verschotten en € 350,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde;
in de vrijwaringszaak:
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van FNV vastgesteld op € 600,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. van de Ven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590