3.1
[verzoeker] heeft bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv verzocht Swemmer bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor de duur van de procedure, te veroordelen aan hem te voldoen het verschuldigde loon ad € 3.186,20 bruto c.a. betreffende het loon van 1 juli 2016 tot en met 20 augustus 2016, dan wel in ieder geval voor de duur van de onderhavige procedure, zulks op de gebruikelijke wijze en tijdstippen, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 50% daarover, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat de betrokken bedragen zijn verschuldigd, met veroordeling van Swemmer in de proceskosten alsook in de nakosten, deze kosten ook te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2
Verder heeft [verzoeker] verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
-
de arbeidsovereenkomst ingevolge artikel 7:671c lid 1 BW tegen een door de kantonrechter te bepalen datum te ontbinden,
-
Swemmer te veroordelen om aan [verzoeker] conform artikel 7:671c lid 2 sub b BW een billijke vergoeding te betalen van € 50.000,- bruto dan wel een bedrag dat de kantonrechter rechtens billijk voorkomt, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie,
subsidiair, namelijk voor het geval de kantonrechter de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:671c lid 1 BW niet toewijst:
c) de arbeidsovereenkomst ingevolge artikel 7:686 BW tegen een door de kantonrechter te bepalen datum te ontbinden,
d) Swemmer te veroordelen om aan [verzoeker] conform artikel 7:671c lid 2 sub b BW een billijke vergoeding te betalen van € 50.000,- bruto dan wel een bedrag dat de kantonrechter rechtens billijk voorkomt, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie,
zowel primair als subsidiair:
e) Swemmer te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de transitievergoeding op grond van artikel 7:673 BW, te weten € 16.971,02 bruto, binnen uiterlijk vijf dagen na dagtekening van de te wijzen beschikking, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie,
f) Swemmer te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van het achterstallige loon vanaf 1 juli 2016 tot en met 20 augustus 2016, te weten € 3.186,26 bruto, binnen uiterlijk vijf dagen na dagtekening van de te wijzen beschikking, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie,
g) Swemmer te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van het vakantiegeld van 2015/ 2016, te weten € 2.057,10 bruto, binnen uiterlijk vijf dagen na dagtekening van de te wijzen beschikking, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie,
h) Swemmer te veroordelen tot verstrekking van een eindafrekening binnen één maand na de ontbindingsdatum, waarin in ieder geval de uitbetaling van de openstaande vakantiedagen en pro rata vakantiegeld 2016/2017 worden meegenomen, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor elke dag of deel daarvan dat Swemmer daarmee na betekening van de te wijzen beschikking in gebreke blijft,
i. i) Swemmer te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 50% over de onder f genoemde post,
j) Swemmer te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de buitengerechtelijke kosten over de onder f genoemde post, te weten € 443,60 (exclusief BTW),
k) Swemmer te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke rente over de onder e, f, g, en i gevorderde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd, en
l) Swemmer te veroordelen in de proceskosten, nakosten, het salaris van de gemachtigde van [verzoeker] en het griffierecht daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van de te wijzen beschikking.
3.3
Aan het door hem verzochte heeft [verzoeker] -naast voormelde feiten en samengevat en voor zover nu van belang- ten grondslag gelegd dat Swemmer niet alleen, en bovendien zonder opgaaf van reden, het loon van [verzoeker] over de periode vanaf 1 januari 2016 tot en met 20 augustus 2016 onbetaald heeft gelaten, maar ook niet, ondanks de adviezen van de bedrijfsarts en het deskundigenoordeel van het UWV, heeft voldaan aan de op haar rustende re-integratieverplichtingen. Swemmer heeft, in strijd met artikel 7:658a BW, geen enkele re-integratie-inspanning verricht. Zo is het geadviseerde gesprek om het arbeidsconflict op te lossen er niet gekomen en heeft Swemmer nagelaten in het tweede arbeidsongeschiktheidsjaar een ‘tweede spoor-traject’ te starten. Het achterwege laten van de salarisbetaling vanaf januari 2016 alleen al, maar zeker bezien in combinatie met het verzuim van Swemmer aan haar re-integratieverplichtingen te voldoen, maakt dat er sprake is van omstandigheden van dien aard dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen, als bedoeld in artikel 7:671c lid 1 BW. [verzoeker] verzoekt daarom dan ook (primair) de arbeidsovereenkomst op die grond te ontbinden. Daarbij verzoekt [verzoeker] hem een billijke vergoeding van € 50.000,- bruto toe te kennen, nu er, gelet op het voorgaande, sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van Swemmer.
Gegeven dat ernstig verwijtbaar handelen van Swemmer maakt [verzoeker] daarnaast op de voet van artikel 7:673 lid 1 sub b BW jegens Swemmer aanspraak op de transitievergoeding, door hem berekend op € 16.971,02 bruto, uitgaande van 1 mei 2017 als datum waartegen de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Ook verzoekt [verzoeker] om toewijzing van de door hem genoemde bedragen aan achterstallig loon over de periode vanaf 1 juli 2016 tot en met 20 augustus 2016, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, en aan vakantiegeld over het tijdvak 2015/2016, één en ander vermeerderd met wettelijke rente. Tot slot verzoekt [verzoeker] Swemmer te veroordelen hem een deugdelijk eindafrekening te verstrekken, waarin in ieder geval de uitbetaling van de openstaande vakantiedagen en het pro rata vakantiegeld 2016/2017 zijn meegenomen, op straffe van een dwangsom.