11 Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van honderdtwintig (120) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek honderdzestien (116) uren te verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 58 dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. van Dijken, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en G.P. van de Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 september 2015 te Rotterdam
aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak, heeft toegebracht door (meermalen) (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd van voornoemde [naam slachtoffer] te slaan en/of te stompen;
(Artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 september 2015 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door (meermalen) (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd van voornoemde [naam slachtoffer] te slaan en/of te stompen;
(Artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 23 april 2015 te
Zuidland, gemeente Nissewaard, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
- een koolstoffilter en/of
- één of meerdere ventilator(en) en/of
- een "root crusher" en/of
- een slakkenhuis en/of
- één of meerdere jerrycan(s) en/of fles(sen) groeimiddel(en) en/of
- één of meerdere transformator(en) en/of
- een schakelbord en/of
- één of meerdere armatu(u)r(en) en/of
- een droogrek en/of
- één of meerdere bamboestok(ken) en/of
- een aggregaat en/of
- een kachel en/of
- een assimilatielamp,
bestemd tot het plegen van een of meer feit(ten) strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of
bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of
verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of
afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of
vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet,
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of te koop aangeboden en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens bestemd was/waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
(Artikel 11a Opiumwet) (parketnummer 10/721083-16)
(Artikel 11 lid 3 Opiumwet)
(Artikel 11 lid 5 Opiumwet)