4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De in de container aangetroffen kogellagers kunnen niet worden aangemerkt als afvalstof, omdat op basis van het dossier niet vast te stellen is wie de oorspronkelijke houders van de kogellagers waren en of er sprake is van een zich ontdoen. Daarnaast is van belang dat er een markt is voor gebruikte kogellagers op de plaats van bestemming, de Verenigde Arabische Emiraten. Het gaat om handel in normale producten die door de Verenigde Arabische Emiraten, niet zonder meer als afvalstof worden aangemerkt maar aldaar waardevol zijn.
De enkele constatering van de verbalisant dat er een aantal kogellagers beschadigd is, kan daarom niet leiden tot de conclusie dat de gehele voorraad kan worden aangemerkt als afvalstof. Waarbij het overigens nog de vraag is de partij kogellagers te brengen is onder code B 1010.
In ieder geval kan niet worden bewezen dat de verdachte opzet heeft gehad op het
tenlastegelegde. De verdachte was zich bij het versturen van de kogellagers niet bewust van het feit dat hij te maken had met afvalstoffen en dat hij met het versturen daarvan handelde in strijd met de Verordening (EG) Nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (hierna: EVOA).
Er is dus geen sprake van (al dan niet kleurloos) opzet, en evenmin van voorwaardelijk opzet.
De verdachte dient dan ook in ieder geval te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde opzet.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de partij kogellagers in de zeecontainer kan worden aangemerkt als een afvalstof in de zin van de EVOA.
Bij de beantwoording van die vraag wordt acht geslagen op artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer (Wmb) en de Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen, in het bijzonder artikel 3 aanhef en onder 1, waarnaar wordt verwezen in artikel 2, lid 1 van de EVOA. Op grond van genoemde regelgeving, dient als afvalstof te worden aangemerkt elke stof of voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.
In dat kader wordt belang toegekend aan de navolgende feiten en omstandigheden zoals die zijn komen vast te staan op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting.
De verdachte is exporteur van onder meer gebruikte auto-onderdelen binnen de automotive industrie. De onderhavige partij betrof gebruikte kogellagers, voornamelijk afkomstig uit gedemonteerde startmotoren en dynamo’ s. Daaronder bevonden zich ook beschadigde kogellagers.
De gebruikte kogellagers zijn volgens de verklaring van de verdachte, zo nodig na herstel, bestemd voor hergebruik, terwijl kogellagers die niet meer gebruikt kunnen worden, als schroot worden geselecteerd voor herverwerking. De partij kogellagers van diverse afmetingen werd tegen een bulkprijs verkocht. De kogellagers waren tijdens het transport los gestort in vaten en palletboxen.
Onder deze omstandigheden is de conclusie gerechtvaardigd dat sprake is van een zich ontdoen van de kogellagers door de oorspronkelijke gebruikers daarvan, terwijl die lagers deze status, gelet op de verklaring van de verdachte en de aard en de verschijningsvorm van de lading van de container, niet hebben verloren. De partij kogellagers dient dan ook te worden aangemerkt als een afvalstof zoals omschreven in artikel 3, lid 1 van Richtlijn 2008/98/EG (voorheen artikel 1, lid 1 onder a van de Richtlijn 2006/12/EG), waarnaar wordt verwezen in artikel 2, lid 1 van de EVOA. Deze afvalstof kan worden geclassificeerd als B1010, genoemd in Bijlage III van de EVOA. Dat er geen onderzoek is gedaan naar de oorspronkelijke houders van deze kogellagers doet aan deze conclusie niets af, evenmin als het feit dat door de afnemer in de Verenigde Arabische Emiraten voor de lagers werd betaald en dat deze (dus) een bepaalde economische waarde vertegenwoordigen
Vast staat dan ook dat sprake is van uitvoer uit Nederland van een afvalstof in de zin van de EVOA naar een land waarop het OESO-besluit niet van toepassing is (hierna: een niet-OESO land), te weten de Verenigde Arabische Emiraten, met als doel een nuttige toepassing. Op deze uitvoer zijn de artikelen 36 en 37 van de EVOA van toepassing.
Artikel 36, eerste lid, van deze verordening bepaalt dat de uitvoer van afvalstoffen voor nuttige toepassing verboden is voor onder andere: “f) afvalstoffen waarvan het land van bestemming de invoer heeft verboden”. Niet-OESO landen kunnen op grond van artikel 37 verklaren welke restricties en/of procedures van toepassing zijn op de uitvoer van afvalstoffen. Bij Verordening (EG) 1418/2007 is vastgesteld dat de Verenigde Arabische Emiraten als niet-OESO land de invoer van afval met code B1010 hebben verboden.
Artikel 2, aanhef en onder 35, van de EVOA merkt overbrenging van afvalstoffen in strijd met artikel 36 aan als illegale overbrenging. Artikel 10.60, lid 2, van de Wet Milieubeheer (Wm) verbiedt handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 2, onder 35, van de EVOA. Overtreding van dit verbod is vervolgens strafbaar gesteld in artikel 1a, sub 1°, van de Wet op de economische delicten (WED). Indien opzettelijk gepleegd is dit economische delict op grond van artikel 2 van de WED een misdrijf. De rechtbank merkt daarbij nog op dat het niet van belang is of de te verschepen goederen in het land van bestemming als een afvalstof worden aangemerkt. Het betreft Europese regelgeving waarbij te gelden heeft dat Europa geen goederen die in Europa worden aangemerkt als afval wil exporteren naar landen die dit hebben verboden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte de goederen opzettelijk in strijd met de EVOA naar de Verenigde Arabische Emiraten heeft verstuurd.
Vast staat dat de verdachte de kogellagers welbewust, en in die zin opzettelijk, heeft verscheept. Daarmee is voldaan aan het vereiste van ‘kleurloos’ opzet waarbij slechts de gedraging als zodanig, dus in dit geval het verschepen van de goederen, opzettelijk dient te zijn verricht. De omstandigheid dat de verdachte naar eigen zeggen niet bekend was met de EVOA en het feit dat de onderhavige kogellagers op grond van de EVOA als afvalstoffen moeten worden aangemerkt, doet hieraan niet af.
Alles afwegende acht de rechtbank bewezen dat de verdachte doende is geweest met het via de haven van Rotterdam overbrengen van een container met afvalstoffen naar de Verenigde Arabische Emiraten, terwijl de Verenigde Arabische Emiraten een dergelijke overbrenging uitdrukkelijk heeft verboden.