Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/680701-16
Datum uitspraak: 6 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
Raadsman mr. M.C. Jonge Vos, advocaat te Amsterdam.
1 Inleiding
In november 2016 heeft een medewerker van het pastoraat in de gemeente [naam gemeente] aangifte gedaan tegen de verdachte vanwege ontucht met [naam slachtoffer] , een jongvolwassen vrouw die als patiënt aan de hulp en zorg van de verdachte was toevertrouwd.
De verdachte is stichter van Christelijk Zorgcentrum [naam zorginstelling 1] , en later van het Christelijk Centrum [naam zorginstelling 2] , plaatsen waar kwetsbare personen terecht konden voor hulp, zorg en therapie voor psychische problemen.
[naam slachtoffer] had last van psychische problemen zoals een eetstoornis en diverse fobieën en was voor de behandeling hiervan in [naam zorginstelling 1] opgenomen. Later is zij overgeplaatst naar [naam zorginstelling 2] te [plaats] . Na een automutilatie is [naam slachtoffer] opgenomen in een ziekenhuis waar zij korte tijd later is overleden.
Ten tijde van het overlijden van [naam slachtoffer] was de verdachte preventief gedetineerd op verdenking van ontucht met andere patiënten.
4 Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. N.Y. Rose heeft gevorderd:
- -
bewezenverklaring van de ten laste gelegde ontucht gepleegd met iemand die zich als patiënt aan zijn hulp en zorg heeft toevertrouwd;
- -
veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
5 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, hetgeen mede kan inhouden: (a) een meldplicht, (b) meewerken aan diagnostisch onderzoek, (c) zich onthouden van zorgverlening en (d) een ambulante behandelverplichting.
6 Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op:
werkzaam in de gezondheidszorg en/of de maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt en/of cliënt aan zijn hulp en/of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van
de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
8 Motivering straf
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
[naam slachtoffer] was een jonge, kwetsbare vrouw met psychische problemen. Op zoek naar hulp op christelijke grondslag is zij in contact gekomen met de verdachte. De verdachte die veel ervaring had met het begeleiden van mensen met psychische problemen, heeft [naam slachtoffer] onder zijn hoede genomen en is haar omstreeks eind 2011 gaan begeleiden. Van de verdachte mocht verlangd worden dat hij daarbij de noodzakelijke professionele grenzen zou bewaken. Dat heeft hij niet gedaan.
De verdachte heeft [naam slachtoffer] bewogen om met hem een seksuele relatie aan te gaan, ingegeven door de wens om zijn eigen seksuele behoeften te bevredigen. Die seksuele relatie heeft jaren geduurd, totdat de verdachte in een andere zedenzaak in voorarrest werd genomen. [naam slachtoffer] is door de seksuele relatie alleen nog maar meer beschadigd geraakt. Dat wordt de verdachte zwaar aangerekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
15 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder (niet onherroepelijk) is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Een deel van de voorgenomen straf zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen. Gelet op de hoge leeftijd van de verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding voor verplicht reclasseringscontact.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
11 Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 3 jaar, na te melden algemene voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. Snitker, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en C.A. van Beuningen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 maart 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
01 december 2011 tot en met 28 juli 2015 te Meerkerk, gemeente Zederik, en/of
Hoogblokland, gemeente Giessenlanden, en/of Ridderkerk en/of Uitgeest en/of
Barendrecht, in elk geval in Nederland,
(meermalen) (telkens) terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg
en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer] , die zich als
patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd,
immers heeft hij als therapeut en/of hulpverlener in zijn relatie met haar
(telkens) ontuchtig
- haar (over) haar borst(en) betast en/of gewreven en/of gestreeld en/of
- haar op haar buik gekust en/of
- zijn geslachtsdeel tegen haar lichaam aangedrukt en/of
- zijn penis in haar vagina en/of anus en/of mond gebracht/gehouden;
(art 249 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht)