De rechten van huurster worden door het afwijkende beding dat ziet op de huurperiode bovendien wezenlijk aangetast nu de overeenkomst, anders dan de wet, bepaalt dat de overeenkomst na tien jaar van rechtswege en zonder rechterlijke toets eindigt.
Daar staat evenwel ook iets tegenover.
Partijen hebben aangevoerd dat de gezamenlijk verantwoordelijkheid voor het markthalconcept moet inhouden dat er na tien jaar de mogelijkheid moet bestaan om in volle vrijheid, niet beperkt door wettelijke procedures die lange tijd kunnen vergen, te bezien of de bedrijfsvoering van huurster nog past in de branchering en uitstraling van de markthal. Verhuurster wil in alle vrijheid met huurster kunnen onderhandelen over een voortzetting van de huurrelatie, zo nodig aangepast aan de ontwikkelingen in de markt. Het belang van beide partijen is dan dat de aantrekkelijkheid en de concurrentiepositie van de Markthal up to date blijven. Zo nodig moet een herpositionering van het winkelcentrum mogelijk zijn.
Deze wens is van belang voor verhuurster, maar ook in het belang van huurster. Ook huurster heeft er immers belang bij te huren in een winkelcentrum dat goed loopt en in trek is bij de consument.
Tegenover deze flexibiliteit, die voor de huurster ook nadelen kent, staat voor de huurster ook een zekerheid, omdat de huurovereenkomst in elk geval tien jaar zal duren. Door verhuurster kan de huurovereenkomst niet eerder worden opgezegd, terwijl (alleen) huurster wel de vrijheid heeft om de huurovereenkomst na vijf jaar te beëindigen. De huurster kan op die wijze haar investeringen afstemmen op een relatief lange huurperiode.
Op deze wijze wordt de aantasting van het recht van huurster op een voldoende wijze gecompenseerd. De wijze van contracteren doet recht aan de wederzijdse belangen van partijen en om die reden is geen sprake meer van een wezenlijke aantasting van de rechten van huurster. Het betreffende beding wordt daarom goedgekeurd.