Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBROT:2018:5116

Rechtbank Rotterdam
27-06-2018
21-12-2018
C/10/551990 / KG ZA 18-611
Civiel recht
Kort geding

KG. Non-concurrentiebeding in arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is nietig, nu een schriftelijke motivering bij het beding ex artikel 7:653 lid 2 BW ontbreekt. Een nietig beding kan niet worden geschorst, zodat gevorderde schorsing wordt afgewezen.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2018-1426
RAR 2019/48
VAAN-AR-Updates.nl 2018-1426

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/551990 / KG ZA 18-611

Vonnis in kort geding van 27 juni 2018

in de zaak van

[naam eiser 1] ,

wonende te Brielle,

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

advocaat mr. M.C.V. Dornstedt te Hellevoetsluis,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[naam gedaagde 1] ,

gevestigd te Dordrecht,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. D.C.A. van Wessel te Barendrecht.

Partijen zullen hierna [naam 1] en [naam 2] genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 7 juni 2018;

  • -

    de producties van [naam 1] , doorgenummerd tot en met 5a;

  • -

    de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;

  • -

    de 3 producties van [naam 2] ;

  • -

    de mondelinge behandeling op 19 juni 2018;

  • -

    de pleitnota tevens conclusie van antwoord in reconventie van [naam 1] .

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. [naam 2] is een bedrijf dat zich sinds 2009 richt op algemene metaalbewerking, met name op de warmtebehandeling van metaal en beton alsmede het op locatie bewerken van metaal en het gecontroleerd aanzetten van flensverbindingen.

2.2. [naam 1] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 januari 2015 voor de bepaalde tijd van één jaar in dienst getreden bij [naam 2] in de functie van Flange Management Manager.

2.3. De daartoe gesloten arbeidsovereenkomst bevat het volgende non-concurrentie-, geheimhoudings- en boetebeding:

“(…)

11 Non-concurrentie

Zonder schriftelijke toestemming van werkgever is het medewerker niet toegestaan gedurende 9 maanden na beëindiging van deze overeenkomst, een onderneming, gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die welke door werkgever wordt gedreven op het ogenblik van het einde van het dienstverband en/ of welke genoemde vennootschap alsdan voornemens zijn te gaan drijven, vestigen en/ of in een dergelijke onderneming deel te nemen, hetzij direct of indirect en/ of bij een dergelijke onderneming al dan niet in dienstbetrekking werkzaam te zijn, adviezen te verstrekken en/ of op een andere wijze rechtstreeks of zijdeling berokken te zijn, alles ongeacht of deze activiteiten al dan niet tegen vergoeding plaatsvinden.

Indien medewerker genoemde verplichtingen of verboden niet volledig nakomt of geheel dan wel gedeeltelijk overtreedt, is medewerker door het enkele feit van niet-nakoming of overtreding en zonder dat daartoe van de zijde van werkgever enige nadere sommatie of ingebrekestelling zal zijn vereist, een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd aan werkgever van 50.000 Euro per overtreding, te vermeerderen met 1000 Euro voor elke dag of gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt.

12 Geheimhouding

Medewerker verbindt zich om op geen enkele wijze aan wie dan ook in het algemeen enige kennis of gegevens - en in het bijzonder beursgevoelige informatie - direct dan wel indirect te openbaren die betrekking heeft op belangen, zaken of technieken - en alles wat daarmee in de ruimste zin van het woord verband houdt – van werkgever of haar (zakelijke) relaties.

Medewerker stemt ermee in dat deze geheimhoudingsplicht niet geldt alleen gedurende het dienstverband, maar ook tot 5 jaar na het beëindigen daarvan. Verder gaat medewerker ermee akkoord dat deze geheimhoudingsplicht niet alleen geldt voor die belangen of zaken waaromtrent geheimhouding uitdrukkelijk is opgelegd, maar tevens waarvan hij het geheime of vertrouwelijke karakter kent of behoort te kennen.

Indien medewerker genoemde verplichtingen niet volledig nakomt, is medewerker door het enkele feit van niet-nakoming, zonder dat daartoe van de zijde van werkgever enige ingebrekestelling zal zijn vereist, een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd aan werkgever van 25.000 Euro per overtreding, te vermeerderen met 500 Euro voor elke dag of gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt.

(…)

14 Boetebeding

In voorkomende gevallen heeft werkgever het recht om in plaats van de boete vergoeding van de door de overtreding ontstane schade te vorderen.

(…)”

2.4.

Vanaf 1 januari 2016 heeft [naam 1] zijn werkzaamheden bij [naam 2] voor onbepaalde tijd voortgezet. Het loon van [naam 1] bedroeg laatstelijk € 5.757,50 per maand exclusief emolumenten.

2.5.

[naam 1] heeft de arbeidsovereenkomst tussen partijen opgezegd tegen 1 april 2018.

2.6.

Op 13 april 2018 heeft [naam 1] met [naam 3] , middellijk bestuurder van [naam 2] , gesproken over het concurrentiebeding.

2.7.

Bij brieven van 24 april en 14 mei 2018 aan [naam 2] heeft de advocaat van [naam 1] de nietigheid dan wel vernietiging van het concurrentiebeding aangezegd. [naam 2] heeft niet gereageerd op die brieven.

3. Het geschil in conventie

3.1.

Bij dagvaarding vordert [naam eiser 1] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

  • -

    het non-concurrentiebeding per 1 april 2018 dan wel die datum als de voorzieningenrechter passend en redelijk acht te schorsen;

  • -

    [naam gedaagde 1] te veroordelen om gedurende de tijd dat zij [naam eiser 1] heeft gehouden én houdt aan het non-concurrentiebeding, [naam eiser 1] bij wege van voorschot vanaf 1 april 2018 een vergoeding te betalen van een bedrag ad € 5.750,00 per maand, te vermeerderen met emolumenten, waaronder de vakantietoeslag, althans een vergoeding die de rechter passend en redelijk acht, dit in samenhang met de gevorderde schorsing;

  • -

    [naam gedaagde 1] te veroordelen in de reële kosten van het geding alsook in de nakosten.

3.2.

[naam gedaagde 1] voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. Het geschil in reconventie

4.1.

[naam eiser 2] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

  • -

    [naam gedaagde 2] te verbieden om op enigerlei wijze gebruik te maken van het overzicht van de prijs- en tariefstellingen van [naam eiser 2] , alsmede vertrouwelijke informatie welke [naam gedaagde 2] ter beschikking heeft uit hoofde van zijn voormalige functie bij [naam eiser 2] ;

  • -

    [naam gedaagde 2] te veroordelen tot een betaling van een bedrag van € 25.000,- als voorschot op de verbeurde contractuele boete wegens overtreding van het geheimhoudingsbeding;

  • -

    [naam gedaagde 2] te veroordelen in de kosten van het geding.

4.2.

[naam gedaagde 2] voert verweer.

4.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. De beoordeling in conventie

5.1.

Het spoedeisend belang van [naam eiser 1] bij schorsing van het concurrentiebeding vloeit voort uit de aard van de vordering en is overigens niet wezenlijk betwist door [naam gedaagde 1] .

5.2.

Vaststaat dat partijen een arbeidsovereenkomst hebben gesloten voor de bepaalde tijd van 1 januari 2015 tot 1 januari 2016. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst valt onder de werking van de op 1 januari 2015 als gevolg van de Wet Werk en Zekerheid gewijzigde leden 1 t/m 3 van artikel 7:653 BW. Lid 2 van dit artikel houdt kort gezegd in dat een non-concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd alleen geldig is, indien de werkgever bij dat beding een schriftelijke motivering heeft opgenomen waaruit blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Zonder motivering is het beding nietig (Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 17).

Nu een dergelijke motivering in de arbeidsovereenkomst ontbreekt, is voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het concurrentiebeding nietig is. Dat betekent dat het concurrentiebeding wordt geacht nimmer werking te hebben gehad en derhalve niet kan worden geschorst. De gevorderde schorsing van het beding wordt daarom afgewezen.

5.3.

Aan de gevorderde vergoeding van € 5.750,50 per maand heeft [naam eiser 1] aanvankelijk artikel 7:653 lid 5 BW ten grondslag gelegd. Nu er geen sprake is van een rechtsgeldig overeengekomen concurrentiebeding, mist deze bepaling echter toepassing.

5.4.

[naam gedaagde 1] heeft eerst in haar conclusie van antwoord – die op 18 juni 2018, een dag vóór de zitting, door de griffie van de rechtbank is ontvangen – erkend dat het concurrentiebeding nimmer geldig is geweest. In verband met de (tussen partijen niet meer in geschilde zijnde) nietigheid van het beding heeft [naam eiser 1] ter zitting de gevorderde vergoeding verminderd, in die zin dat hij thans de maandelijkse vergoeding vordert over de periode van 1 april 2018 tot aan het kort geding. Daarbij heeft hij aangevoerd dat [naam gedaagde 1] jegens [naam eiser 1] onrechtmatig ex artikel 6:162 BW heeft gehandeld door zich tot kort vóór de zitting op het standpunt te blijven stellen dat zij [naam eiser 1] wel aan het concurrentiebeding mocht houden en daardoor [naam eiser 1] dwong om een kort geding procedure aanhangig te maken. Als gevolg daarvan dient [naam gedaagde 1] de geleden schade van [naam eiser 1] , bestaande uit gederfde inkomsten, te vergoeden, aldus [naam eiser 1] .

5.5.

Nog daargelaten dat met de voorliggende stukken in kort geding niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre [naam eiser 1] schade heeft geleden door het handelen van [naam gedaagde 1] , heeft het volgende te gelden. De voorzieningenrechter begrijpt dat [naam eiser 1] met deze eisvermindering een vergoeding vraagt voor de schade die hij als gevolg van de handelwijze van [naam gedaagde 1] heeft geleden in de periode vanaf het einde van zijn dienstverband tot heden.

De gestelde schade ziet op een beperkte periode in het verleden en [naam eiser 1] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij in die periode heeft geleefd van zijn spaargeld. Gelet daarop en het feit dat [naam eiser 1] geen (apart) spoedeisend belang heeft gesteld, ligt dit gedeelte van de vordering reeds bij gebrek aan een spoedeisend belang voor afwijzing gereed.

5.6.

Onder de gegeven omstandigheden ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van de partijen de eigen kosten draagt. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen. Partijen twisten over wat zij op 13 april 2018 hebben besproken aangaande het concurrentiebeding. Volgens [naam eiser 1] weigerde [naam gedaagde 1] om hem uit het beding te ontslaan. Volgens [naam gedaagde 1] had zij enkel aan [naam eiser 1] medegedeeld dat zij hem niet aan het beding zou houden, mits hij openheid van zaken zou geven over zijn vervolgstappen en niet de grote klanten van [naam gedaagde 1] zou benaderen. Wat daar ook van zij, duidelijk is dat [naam gedaagde 1] toen nog van mening was dat er sprake was van een geldig tot stand gekomen concurrentiebeding en dat zij niet expliciet aan [naam eiser 1] te kennen had gegeven dat zij hem niet aan het beding zou houden (want [naam eiser 1] gaf volgens [naam gedaagde 1] geen openheid van zaken). Doordat [naam gedaagde 1] aan dat standpunt vast bleef houden en niet reageerde op de sommaties van de advocaat van [naam eiser 1] , is het niet onbegrijpelijk dat [naam eiser 1] het onderhavige geding aanhangig heeft gemaakt. Pas een dag vóór de zitting gaf [naam gedaagde 1] in haar conclusie van antwoord aan dat ook zij uitgaat van een nietig beding. Die handelwijze is dermate laat dat het [naam eiser 1] niet kan worden verweten dat hij het kort geding heeft doorgezet.

6. De beoordeling in reconventie

6.1.

Het spoedeisend belang van [naam eiser 2] bij een verbod aan de kant van [naam gedaagde 2] op het gebruik van vertrouwelijke informatie over haar bedrijf vloeit voort uit de aard van de vordering.

6.2.

[naam eiser 2] heeft aan haar vordering in de eerste plaats ten grondslag gelegd dat [naam gedaagde 2] het overeengekomen geheimhoudingsbeding heeft geschonden. Op 15 september 2017, toen hij nog in dienst was bij [naam eiser 2] , heeft [naam gedaagde 2] bedrijfsgevoelige informatie, waaronder de prijs- en tariefstellingen van [naam eiser 2] , doorgezonden aan [naam 4] . [naam 4] is de eigenaar van [naam bedrijf] , het bedrijf waar [naam gedaagde 2] op dit moment werkzaam lijkt te zijn. Als gevolg van het doorspelen van die informatie heeft [naam eiser 2] schade geleden, doordat een project dat eerst door [naam eiser 2] zou worden uitgevoerd ineens werd uitbesteed aan [naam bedrijf] .

6.3.

De gestelde schending van het geheimhoudingsbeding is uitdrukkelijk door [naam gedaagde 2] betwist en met de door [naam eiser 2] overgelegde stukken ook niet aannemelijk gemaakt.

Uit de e-mail van 15 september 2017 valt af te leiden dat [naam gedaagde 2] “price list & rates + minimum equipment needed & a break down for each column” toezendt aan ene [naam 5] , met een cc aan [naam 4] . De bij de mail gevoegde bijlagen betreffen drie Excel-bestanden met de namen: “ [naam excel-bestand 1] ”, “ [naam excel-bestand 2] ” en “ [naam excel-bestand 3] ”. Verder blijkt uit de andere door [naam eiser 2] overgelegde e-mailberichten dat [naam gedaagde 2] op 25 juli 2017 een prijsopgave voor “bolting works” aan [naam 5] zendt (met een cc aan twee collega’s van [naam eiser 2] ), dat [naam 5] op 26 juli 2017 [naam gedaagde 2] verzoekt om een formulier in te vullen zodat [naam eiser 2] in het systeem kan worden geregistreerd als leverancier, dat [naam gedaagde 2] dat formulier heeft doorgestuurd binnen [naam eiser 2] om het in te laten vullen en het (door zijn collega’s) deels ingevulde formulier op 11 augustus 2017 zendt aan [naam 4] . Gelet op de onderlinge samenhang van de mailberichten, het feit dat [naam 5] gebruik maakt van de mailextensie “ [mailextensie] ” en dat de op 15 september 2017 verzonden bijlagen betrekking hebben op [naam 6] , rechtvaardigt de conclusie dat [naam gedaagde 2] vanuit zijn commerciële functie bij [naam eiser 2] en in alle openheid contact heeft gehad met [naam 6] . Van een link tussen [naam gedaagde 2] enerzijds en [naam 4] en [naam bedrijf] anderzijds is in het geheel niet gebleken. Niet valt dan ook in te zien waarom de mail van 15 september 2017 moet worden gezien als het versturen van bedrijfsgevoelige informatie. Aan de stelling van [naam eiser 2] dat het niet gebruikelijk is om volledige prijslijsten door te sturen aan klanten wordt, bij gebrek aan enige onderbouwing, voorbij gegaan.

6.4.

Daarnaast heeft [naam eiser 2] aangevoerd dat [naam gedaagde 2] zich schuldig maakt aan onrechtmatige concurrentie jegens [naam eiser 2] , doordat hij na zijn dienstverband bij [naam eiser 2] verschillende grote klanten van [naam eiser 2] heeft benaderd, waarschijnlijk vanuit [naam bedrijf] . Hij is nog immer bezig met het stelselmatig benaderen van het klantenbestand van [naam eiser 2] , met de bedoeling om deze klanten te laten overstappen naar de concurrent, aldus [naam eiser 2] .

6.5.

[naam gedaagde 2] heeft uitdrukkelijk betwist dat hij na zijn dienstverband grote klanten van [naam eiser 2] zou hebben benaderd en dat hij bij [naam bedrijf] zou werken. [naam eiser 2] heeft verder geen enkele concrete feiten of omstandigheden aangedragen waaruit de onrechtmatige concurrentie door [naam gedaagde 2] jegens haar blijkt, laat staan enige onderbouwing overgelegd. Zo blijft onduidelijk hoeveel en welke klanten van [naam eiser 2] [naam gedaagde 2] zou hebben benaderd, wanneer dat zou zijn gebeurd en op welke wijze, en welke concrete gevolgen dat voor [naam eiser 2] zou hebben gehad. Ook deze stelling van [naam eiser 2] kan daarom niet standhouden.

6.6.

Het voorgaande brengt met zich dat het gevorderde verbod op het gebruik van vertrouwelijke informatie door [naam gedaagde 2] , bij gebrek aan een belang, voor afwijzing gereed ligt.

6.7.

Het gevorderde voorschot op verbeurde contractuele boete wordt afgewezen bij gebrek aan een grondslag en spoedeisend belang.

6.8.

[naam eiser 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam gedaagde 2] worden begroot op € 490,00 (factor 0,5 × tarief € 980,00) aan salaris advocaat.

7. De beslissing

De voorzieningenrechter:

in conventie

7.1.

wijst de vorderingen af;

7.2.

compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van de partijen de eigen kosten draagt;

in reconventie

7.3.

wijst de vorderingen af;

7.4.

veroordeelt [naam eiser 2] in de proceskosten, aan de zijde van [naam gedaagde 2] tot op heden begroot op € 490,00;

7.5.

verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2018.

2091 / 2009

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.