7 Motivering straf
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in anderhalf jaar tijd meerdere malen ingebroken in de systemen van verschillende havenbedrijven. Hij heeft verklaard in januari 2014 door meerdere personen benaderd te zijn die op zoek waren naar containerlijsten van [naam bedrijf 2] . Het is een feit van algemene bekendheid dat de haven van Rotterdam gebruikt wordt voor de doorvoer van verdovende middelen en het is aannemelijk dat de personen door wie verdachte is benaderd informatie wilden hebben over bepaalde containers omdat daarin verdovende middelen zaten, zoals door de officier is betoogd. Door vervolgens binnen te dringen in het systeem van [naam bedrijf 2] en bestanden te downloaden en te verstrekken aan voornoemde personen, is de verdachte daarom behulpzaam geweest bij de verdovende middelenhandel via de haven van Rotterdam. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij de voorwaarden zoals noodzakelijk geacht door het Leger des Heils, afdeling reclassering, in haar rapport van 29 november 2017. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte rechtspersoon in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 6 april 2016 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 6 april 2016 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim twee jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een lichte overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf met 5%.
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een taakstraf hebben opgelegd voor de duur van 190 uren. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een taakstraf van 180 uren opleggen, een en ander conform de eis van de officier van justitie. Ook voor wat betreft het voorwaardelijk deel zal de rechtbank de eis van de officier van justitie volgen. Dat de officier van justitie ook kwam tot een bewezenverklaring van feit 2, brengt de rechtbank niet tot een lagere strafoplegging, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
11 Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
- -
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- -
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- -
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
-
de veroordeelde zal zich melden bij een door Reclassering Nederland aan te wijzen instantie, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
-
de veroordeelde zal zich laten onderzoeken op en, indien geïndiceerd, laten behandelen voor autisme en praktische ondersteuning ontvangen bij/door Antes Bouman of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
-
de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid of beschermd wonen of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zal zich houden aan het programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dat nodig acht;
-
de veroordeelde zal deelnemen aan bewindvoering en schuldhulpverlening, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek 176 (honderdzesenzeventig) uren te verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 88 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. van Lottum, voorzitter,
en mrs . L. Daum en P.M. van Russen Groen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Koek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 mei 2018.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 december 2013 tot en met 21 januari 2014 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer geautomatiseerde werken, te weten
- -
een server en/of netwerk van [naam bedrijf 2] en/of
- -
een draadloos netwerk (" [naam draadloos netwerk] ") van [naam bedrijf 3] , althans in gebruik bij [naam bedrijf 3]
is binnengedrongen, althans in een deel daarvan, doordat verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
heeft/hebben ingelogd met behulp van software en (vervolgens) (aldus) het netwerkverkeer van het draadloze toegangspunt in gebruik bij [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] , met SSID genaamd " [naam draadloos netwerk] " heeft/hebben opgevangen en/of (aldus) het beveiligingswachtwoord heeft/hebben achterhaald,
waarna verdachte en/of zijn mededader(s) vervolgens gegevens, die waren opgeslagen, werden verwerkt of werden overgedragen door middel van dat/die geautomatiseerd(e) werk(en) waarin verdachte en/of zijn mededader(s) zich wederrechtelijk bevond(en), voor zichzelf of een ander heeft/hebben overgenomen, afgetapt of opgenomen;
(Artikel 138ab lid 2 juncto artikel 47 Wetboek van Strafrecht) (oud)
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 december 2013 tot en met 21 januari 2014 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139c Wetboek van strafrecht,
heeft vervaardigd, verkocht, verworven, ingevoerd, verspreid of anderszins ter beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad,
met het oogmerk dat daarmee één of meer van die misdrijven werd(en) gepleegd, namelijk één of meer software programma(’s) (genaamd Metasploit (msf4)) en/of Zenmap), althans malware,
waarmee hij, verdachte en/of diens mededader(s) (vervolgens) heeft/hebben ingelogd op een (beveiligd(e)) server en/of netwerk van [naam bedrijf 2] en/of een (beveiligd) (draadloos) toegangspunt/netwerk van [naam bedrijf 3] , althans in gebruik bij [naam bedrijf 3] en (vervolgens) (aldus)
het netwerkverkeer van het draadloze toegangspunt/netwerk in gebruik bij [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] heeft/hebben afgeluisterd, waardoor een beveiligingswachtwoord kon worden achterhaald (van voornoemd(e) (beveiligd (e)) server en/of netwerk);
(Artikel 139d lid 2 juncto 47 Wetboek van Strafrecht) (oud)
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 februari 2015 tot en met 6 juni 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in één of meer geautomatiseerde werk(en) voor opslag en/of verwerking van gegevens, te weten de (web)(mail)server en/of website en/of een netwerk van het bedrijf [naam groep] en/of [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 3] (" [naam draadloos netwerk] "), althans in een deel daarvan,
- -
binnen te dringen en/of (vervolgens)
- -
gegevens, die waren opgeslagen, werden verwerkt of werden overgedragen door middel van dat/die geautomatiseerde(e) werk(en), voor zichzelf of een ander over te nemen, af te tappen of op te nemen
jegens die/dat geautomatiseerde werk(en) één of meer aanval(len) heeft/hebben uitgevoerd met gebruikmaking van één of meerdere software programma('s)(te weten Medusa en/of Hydra en/of Harvester en/of Zenmap), welk(e) programma('s) gebruikt wordt/worden om kwetsbaarheden in website(s) en/of server(s) en/of netwerk(en) op te sporen en/of (vervolgens) gebruikersnamen en/of wachtwoorden te achterhalen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 138ab lid 1 en/of 2 juncto artikel 45 en 47 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 februari 2015 tot en met 6 juni 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in (een) geautomatiseerd(e) werk(en) voor opslag of verwerking van gegevens, te weten de (web)(mail)server (te weten [naam webmailserver] ) en/of een netwerk (te weten een router [naam router] met MAC adres [adres] ) van het bedrijf [naam bedrijf 2] , althans een deel daarvan is binnengedrongen,
door jegens die/dat geautomatiseerde werk(en) één of meer aanval(len) uit te voeren met gebruikmaking van één of meer software programma('s) (te weten Harvester en/of RWW_Attack, danwel een ander software programma), welk(e) programma('s) gebruikt wordt/worden om kwetsbaarheden in server(s) en/of netwerk(en) op te sporen;
(Artikel 138ab lid 1 juncto 47 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op één of meer tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 24 februari 2015 tot en met 6 juni 2016 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt en/of ontworpen is tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139c Wetboek van strafrecht,
heeft vervaardigd, verkocht, verworven, ingevoerd, verspreid of anderszins ter beschikking heeft gesteld of voorhanden heeft gehad,
met het oogmerk dat daarmee één of meer van die misdrijven werd(en) gepleegd, namelijk een software programma (genaamd Aircrack_ng en/of Pyrit en/of Wireshark en/of Medusa en/of Hydra en/of Evilghost.txt en/of ExploitPack en/of RWW_Attack), althans malware,
waarmee hij, verdachte en/of diens mededader(s) (vervolgens) heeft/hebben ingelogd op een (beveiligd(e)) server en/of netwerk van [naam bedrijf 2] en/of (vervolgens) (aldus)
het netwerkverkeer (van het draadloze toegangspunt/netwerk) in gebruik bij [naam bedrijf 2] heeft/hebben afgeluisterd en/of opgenomen, waardoor een beveiligingswachtwoord kon worden achterhaald (van voornoemd(e) (beveiligd(e)) server en/of netwerk);
(Artikel 139d lid 2 juncto 47 Wetboek van Strafrecht)