RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 6933417 VV EXPL 18-227
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
[eiser]
,
wonende te [plaatsnaam],
eiser,
gemachtigde: mr. R.C.M. Klatten, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand,
de vereniging Federatie Nederlandse Vakbeweging,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. W.M. Engelsman.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘FNV’.
1 Het verloop van de procedure
1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 6 juni 2018, met producties;
- de brief van 14 juni 2018 met de producties 1 tot en met 23 van de gemachtigde van FNV.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juni 2018.
[eiser] is in persoon verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde.
Namens FNV is verschenen mevrouw [H.], hiërarchisch leidinggevende, en mevrouw [P.] functioneel leidinggevende, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.
De gemachtigden hebben de standpunten van partijen nader toegelicht, de gemachtigde van FNV onder overlegging van een pleitnota. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2 De vaststaande feiten
In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1.
[eiser] is met ingang van 3 december 2012 via Randstad Uitzendbureau bij FNV Bouw gaan werken in de functie van procesjurist. Per 1 juli 2013 is [eiser] bij FNV Bouw in dienst getreden als procesjurist.
2.2.
Per 1 januari 2015 zijn een aantal FNV bonden, waaronder FNV Bouw met elkaar gefuseerd tot FNV. Sindsdien is [eiser] werkzaam bij FNV.
2.3.
Om te voorzien in de gevolgen van de fusie is FNV met FNV Personeel een sociaal plan overeengekomen. De looptijd van het sociaal plan is tot 1 oktober 2018.
2.4.
In het sociaal plan is onder meer het volgende opgenomen:
2.3.
Mobiliteitsbureau
(…) Het Mobiliteitsbureau is verantwoordelijk voor het bij elkaar brengen van vraag en aanbod op het gebied van arbeidsplaatsen binnen en indien aan de orde buiten de organisatie. Hiertoe zal het mobiliteitscentrum met boventallige medewerkers een individueel plan van aanpak opstellen om te komen tot interne of indien gewenst externe herplaatsing (…)
2.6
Uitgangspunten bij plaatsing
2.6.1
Uitgangspunt is dat alle boventallige werknemers geplaatst worden op openstaande passende functies dan wel tijdelijke passende werkzaamheden verrichten.
2.6.2
Werknemers die als gevolg van reductie binnen een functiegroep boventallig zijn worden zoveel mogelijk belast met (tijdelijke) werkzaamheden zoals beschreven in de “oude” functie, of andere als passend te beschouwen werkzaamheden.
(…)”
2.5.
Als gevolg van de reorganisatie is [eiser] in september 2015 boventallig verklaard.
2.6.
[eiser] is vanaf september 2015 tijdelijk geplaatst als procesjurist op het regiokantoor te Rotterdam.
2.7.
Deze tijdelijke plaatsing is telkens verlengd. De laatste verlenging is per e-mailbericht van 18 december 2017 aan [eiser] bevestigd. In dit bericht is voor zover van belang het volgende opgenomen:
“(…) De tijd vliegt… in overleg met [P.] bevestig ik je daarom dat we jouw inzet als procesjurist te Rotterdam verlengen tot 1 mei 2018.
Overigens is het uitzicht op een vaste formatieplaats onveranderd gebleven. Ik blijf dan ook adviseren om je, met ondersteuning van [voornaam], extern te oriënteren.
Stuur je zo een agenda-uitnodiging voor een gesprek (…). Doel van het gesprek is te verkennen welke wensen en mogelijkheden er zijn gedurende de periode die nog rest tot einde Sociaal Plan per 1 oktober 2018 (…)”
2.8.
Maandag 12 maart 2018 heeft [eiser] zich bij [P.] (hierna: [P.]), zijn functioneel leidinggevende, ziek gemeld omdat hij op vakantie zijn achillespees en kuitbeenspier had gescheurd.
2.9.
Op donderdag 15 maart 2018 heeft [P.] met [eiser] gebeld met het verzoek om vanuit huis in een dossier een conclusie van repliek te schrijven die uiterlijk op 10 april 2018 moest worden ingediend.
2.10.
[eiser] heeft tijdens dit telefoongesprek te kennen gegeven dat hij niet weet of en voor hoeveel uur hij in staat zou zijn om werkzaamheden te verrichten.
2.11.
Op maandag 19 maart 2018 heeft de bedrijfsarts telefonisch contact opgenomen met [eiser]. In het daarop volgende advies heeft de bedrijfsarts voor zover van belang opgenomen:
“(…)
Ik heb er echter geen bezwaar tegen als hij thuis werkzaamheden oppakt gedurende maximaal 4 uur per dag.
(…)”
2.12.
Op dinsdag 20 maart 2018 hebben [eiser] en [P.] telefonisch overleg gehad. Vervolgens heeft een collega op vrijdag 23 maart 2018 het betreffende dossier en een nieuwe netwerkkabel bij [eiser] thuis afgeleverd.
2.13.
Per e-mailbericht van 20 maart 2018 heeft [H.] (functioneel leidinggevende) aan [eiser] voor zover van belang het volgende bericht:
“(…)
Bij terugkeer van mijn vakantie gisteren hoorde ik van [P.] dat jullie een onaangenaam gesprek hebben gehad.
(…)
[P.] heeft jou gevraagd thuis een processtuk te schrijven waarvan de termijn binnenkort verloopt. Jij hebt dit geweigerd op grond van het feit dat je je hebt ziekgemeld. Ondanks het feit dat [P.] aangaf dat je fysieke klachten thuis werken niet in de weg staat bleef je bij je weigering.
Daarop heeft [P.] de bedrijfsarts ingeschakeld (…) je wordt in staat geacht 4 uur per dag productie te leveren vanuit huis.
(…)
Ik zal je per omgaande voor 4 uur per dag hersteld melden.
(…)”
2.14.
Per uitgebreid e-mailbericht van 23 maart 2018 heeft [eiser] op voorgaande e-mail gereageerd.
2.15.
Per e-mailbericht van 28 maart 2018 heeft [H.] aan [eiser] voor zover van belang het volgende bericht:
“(…)
In reactie op jouw mail d.d. 23 maart bericht ik je als volgt.
Het is mijn verantwoordelijkheid om jou als hiërarchisch leidinggevende te wijzen op je rechten en plichten (…)
Het advies / de rapportage van de bedrijfsarts d.d. 19 maart jl. is duidelijk: je bent in staat om gedurende 4 uur per dag, vanuit huis, werkzaamheden te verrichten. (…)
[P.] en ik ervaren jouw gedrag en houding in alle gesprekken die we hebben met jou als niet coöperatief en niet constructief. (…) al aantal maal tegen je uitgesproken met het verzoek daar verandering in aan te brengen. Helaas gebeurt dat niet.
Dat is mede de reden waarom we je inzet vanuit de Interimpool te Rotterdam uiterlijk per 1 mei a.s. beëindigen. Ik stel voor dat je de resterende tijd tot 1 oktober 2018 volledig benut om extern een nieuwe baan te vinden.
(…)”
2.16.
Bij brief van 16 april 2018 heeft de gemachtigde van [eiser] bezwaar aangetekend tegen het beëindigen van de tijdelijke plaatsing en FNV verzocht [eiser] per 1 mei 2018 zijn werkzaamheden te laten voortzetten.
3 De stellingen van partijen
3.1.
[eiser] heeft gevorderd, bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, FNV te veroordelen:
a. a) tot wedertewerkstelling van [eiser] in de functie van procesjurist dan wel passend juridisch werk op het regiokantoor te Rotterdam binnen 24 uur na betekening van het vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of deel van een dag dat FNV weigert te voldoen aan het vonnis;
b) het salaris van [eiser] ad € 4.763,21 bruto per maand, te vermeerderen met emolumenten, te betalen tot de datum waarop het dienstverband rechtsgeldig beëindigd is;
c) tot betaling van de kosten van deze procedure en de buitengerechtelijke kosten.
3.2.
Aan de vordering heeft [eiser] naast de genoemde vaststaande feiten - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - de volgende stellingen ten grondslag gelegd.
[eiser] voelde zich overvallen door het verzoek van [P.] om in een dossier een conclusie van repliek te schrijven en wilde alvorens een toezegging te doen eerst van de bedrijfsarts weten of en zo ja voor hoeveel uur per dag hij werkzaamheden zou kunnen oppakken. [eiser] kon zich vinden in het advies van de bedrijfsarts en heeft na overleg met [P.] op vrijdag via een collega het dossier ontvangen. [eiser] was door de inhoud van het e-mailbericht van [H.] erg ontdaan en heeft met zijn e-mailbericht van 23 maart 2018 aan [H.] uitleg willen gegeven op welke wijze hij heeft gereageerd en dat hij niet de intentie had werk te weigeren of niet mee te werken aan zijn re-integratie.
Het voorval van de ziekmelding wordt door FNV opgeblazen en gebruikt om een verstoorde arbeidsverhouding te creëren. Er is echter geen sprake van een verstoorde arbeidsverhouding. FNV heeft [eiser] nimmer gewezen op een verstoorde arbeidsrelatie en evenmin pogingen ondernomen om de arbeidsrelatie te normaliseren. Het beëindigen van de tijdelijke plaatsing in Rotterdam is in strijd met paragraaf 2.6.2 van het sociaal plan. In het sociaal plan wordt niet gesproken over ‘tijdelijke plaatsing’ en ‘verlenging van tijdelijke plaatsing’. Er is sprake van wel of geen plaatsing van een boventallige in een binnen de formatie vrijgevallen fte. [eiser] heeft sinds hij boventallig is vanuit Rotterdam zijn werkzaamheden als procesjurist verricht. Voor zover een tijdelijke plaatsing mogelijk is, is er geen redelijke en voldoende zware grond om de tijdelijke plaatsing te beëindigen per 1 mei 2018 en hem op non-actief te stellen. [eiser] heeft op grond van het sociaal plan een werkgelegenheidsgarantie tot 1 oktober 2018. Voorts lag het in de lijn der verwachting dat de plaatsing in Rotterdam zou worden verlengd omdat er nog voldoende werk voorhanden is. Voorts is [eiser] van mening dat er sprake is van een onterechte sanctiemaatregel. FNV heeft zich niet als goedwerkgever gedragen door de tijdelijke plaatsing te beëindigen. Er is geen redelijke en voldoende zwaarwegende grond voor de beëindiging.
3.3.
FNV heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen. FNV heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
FNV heeft de betalingen van het salaris niet stopgezet, zodat [eiser] bij deze vordering geen belang heeft. De vordering tot wedertewerkstelling in de functie van procesjurist kan niet worden toegewezen, althans niet in zoverre de eis neerkomt op plaatsing in de functie van procesjurist. Dit is in een andere procedure tussen partijen al in geschil. [eiser] verricht tijdelijke werkzaamheden als procesjurist, wedertewerkstelling in die functie is daarom niet mogelijk. De tijdelijke werkzaamheden liepen af en zijn niet verlengd. FNV is van mening dat zij niet verplicht is de tijdelijke werkzaamheden die [eiser] verrichtte en die per 1 mei 2018 zijn geëindigd voor een nieuwe periode te verlengen. Uitgangspunt is dat boventallige medewerkers gedurende de looptijd van het sociaal plan intern of extern worden geplaatst. Boventallige medewerkers zijn opgenomen in de interim pool en worden begeleid door het mobiliteitscentrum. De boventallige medewerkers worden geacht tijdelijke werkzaamheden te verrichten die zoveel mogelijk aansluiten bij de ‘oude’ werkzaamheden. De tijdelijke werkzaamheden betreffen geen plaatsing. Het is [eiser] steeds duidelijk gemaakt dat de werkzaamheden een tijdelijk karakter hadden en er onvoldoende formatie voor procesjuristen is. Het is aan FNV om te beslissen hoe zij haar organisatie inricht en of zij werkzaamheden uitbesteed. [eiser] dient zich langzamerhand te richten op zijn toekomst nu het sociaal plan op 1 oktober 2018 eindigt. [eiser] blijft echter vasthouden aan plaatsing in Rotterdam. Nergens is een verplichting opgenomen om tijdelijk werk op te dragen, niet in het sociaal plan en ook niet als het werk er niet is. De bedrijfseconomische omstandigheden zijn mede reden waarom de voorziening moet worden afgewezen en een verlenging niet opportuun is. Daarnaast was het voorval met de ziekmelding voor FNV de druppel. [eiser] heeft al verschillende procedures tegen FNV gevoerd en ook diverse klaagschriften voorgelegd aan geschillencommissies binnen de FNV. De laatste daarvan was tegen [H.] naar aanleiding van de e-mailberichten van 20 en 28 maart 2018. Deze procedures zijn verstorend voor de onderlinge relatie. FNV is van mening dat inmiddels sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. Al vanaf het begin is de relatie tussen [H.] en [eiser] moeizaam. In communicatie stelt [eiser] zich arrogant op. Uit de reactie van [eiser] blijkt ook dat hij geen vertrouwen meer heeft in [H.], nu hij niet wil dat zij bij het gesprek aanwezig zal zijn. Gelet op deze omstandigheden dienen partijen van elkaar afscheid te nemen. Nu de werkzaamheden er niet zijn, is het niet zinvol om [eiser] opnieuw tijdelijke werkzaamheden te laten verrichten. Bovendien is de relatie inmiddels verstoord en loopt het sociaal plan ten einde.
4 De beoordeling van de vordering
4.1.
Voldoende is gebleken dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorziening, zodat hij in zoverre ontvankelijk is in zijn vordering.
4.2.
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.3.
De kantonrechter begrijpt de vordering van [eiser] tot wedertewerkstelling in de functie van procesjurist dan wel passend juridisch werk op het regiokantoor te Rotterdam aldus dat [eiser] heeft bedoeld te vorderen dat hij weer wordt toegelaten tot het verrichten van de hem sinds hij boventallig is verklaard opgedragen tijdelijke werkzaamheden als procesjurist dan wel passend juridisch werk op het regiokantoor te Rotterdam.
4.4.
Ter beantwoording van de vraag of [eiser] weer moet worden toegelaten tot het verrichten van de tijdelijke werkzaamheden als procesjurist dan wel passend juridisch werk dient beoordeeld te worden of FNV op goede gronden heeft beslist de tijdelijke inzet van [eiser] per 1 mei 2018 te beëindigen.
4.5.
Als boventallige werknemer valt [eiser] onder het sociaal plan.
Doel van het sociaal plan is om boventallige werknemers intern dan wel extern te herplaatsen. Uitgangspunt van het sociaal plan is gelet op het bepaalde in artikel 2.6.1 en 2.6.2. dat alle boventallige werknemers worden geplaatst op openstaande passende functies dan wel tijdelijk passende werkzaamheden verrichten en voorts dat boventallige werknemers zoveel mogelijk worden belast met (tijdelijke) werkzaamheden zoals beschreven in de “oude” functie, of andere als passend te beschouwen werkzaamheden. Gelet op dit uitgangspunt rust op FNV de verplichting om boventallige werknemers die nog niet zijn geplaatst in een openstaande passende functie zoveel mogelijk tijdelijke passende werkzaamheden te laten verrichten. Dat het sociaal plan voorziet in een bepaling die aan FNV zonder meer de mogelijkheid biedt de tijdelijke plaatsing van een boventallige werknemer te stoppen of niet te verlengen is niet gebleken.
4.6.
FNV heeft er allereerst op gewezen dat gelet op de bedrijfseconomische omstandigheden het niet opportuun is [eiser] weer toe te laten tot de tijdelijke werkzaamheden en dat het tijdelijke werk er niet meer is. De kantonrechter stelt voorop dat het huidige sociaal plan is opgesteld wegens de fusie van de verschillende FNV bonden en dat [eiser] als gevolg van die fusie boventallig is verklaard. Dat er thans sprake is van andere bedrijfseconomische omstandigheden dan waarvoor het sociaal plan destijds is opgesteld is niet gebleken. [eiser] valt als gevolg van het feit dat hij boventallig is verklaard onder het sociaal plan. Nu de looptijd van het sociaal plan tot 1 oktober 2018 is, kan FNV niet worden gevolgd in haar stelling dat gelet op de bedrijfseconomische omstandigheden het niet opportuun is [eiser] weer toe te laten. Zolang de looptijd van het sociaal plan niet is verstreken kan [eiser] zich op toepassing van het sociaal plan beroepen. Gelet op de in artikel 2.6.1 en 2.6.2. geformuleerde uitgangspunten kan FNV de inzet van [eiser] daarom niet zonder meer beëindigen.
Afgezien van het feit dat [eiser] heeft betwist dat het tijdelijk werk er niet meer is, kan FNV evenmin worden gevolgd in haar stelling dat het tijdelijke werk er niet meer is. Indien het tijdelijk werk dat door [eiser] als procesjurist werd uitgevoerd er per 1 mei 2018 niet meer zou zijn, had FNV kunnen volstaan dit als reden voor de beëindiging van zijn inzet per 1 mei 2018 op te geven. FNV heeft echter in haar e-mailbericht van 28 maart 2018 (zie 2.15) juist aangegeven dat mede gelet op het gedrag van [eiser] de inzet per 1 mei 2018 wordt beëindigd. De stelling van FNV dat het werk er niet meer is, kan daarom evenmin tot beëindiging van de inzet van [eiser] leiden.
4.7.
FNV heeft subsidiair aangevoerd dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. Uit de stellingen van partijen kan worden afgeleid dat [eiser] zich formeel opstelt en dat de communicatie moeizaam verloopt, echter FNV heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan voorshands moet worden geoordeeld dat sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsrelatie dat [eiser] niet meer tot de tijdelijke werkzaamheden zou moeten worden toegelaten. De stelling dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie kan daarom niet tot beëindiging van de inzet van [eiser] leiden.
4.8.
Nu voorshands niet gebleken is dat FNV een goede grond voor beëindiging van de tijdelijke inzet per 1 mei 2018 had, zal de vordering tot wedertewerkstelling worden toegewezen, met dien verstande dat FNV zal worden veroordeeld [eiser] weer toe te laten tot het verrichten van de hem sinds hij boventallig is verklaard opgedragen tijdelijke werkzaamheden als procesjurist dan wel passend juridisch werk op het regiokantoor te Rotterdam, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 40.000,00.
4.9.
De vordering tot doorbetaling van het loon komt niet voor toewijzing in aanmerking. FNV heeft onweersproken gesteld dat het salaris van [eiser] op de gebruikelijke wijze wordt betaald. Gesteld noch gebleken is dat FNV niet aan haar betalingsverplichting zal voldoen.
4.10.
[eiser] heeft de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten op geen enkele wijze onderbouwd, deze vordering wordt dan ook als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
4.11.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd, nu [eiser] en FNV over en weer in het gelijk en het ongelijk zijn gesteld.
5 De beslissing
De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
veroordeelt FNV om [eiser] weder te werk te stellen in de tijdelijke sinds hij boventallig is verklaard opgedragen werkzaamheden als procesjurist dan wel passend juridisch werk op het regiokantoor te Rotterdam, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag met een maximum van € 40.000,00;
compenseert de proceskosten zodanig dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
754