7 Motivering straf
Algemene overweging
De straf die aan [naam verdachte 1] wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van [naam verdachte 1] . Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
[naam verdachte 1] , de aangewezen man binnen Vestia die zich bezig hield met het treasury-beleid van deze woningcorporatie, bekleedde jarenlang een positie waarin hij alle vrijheid kreeg om naar eigen inzicht en goeddunken, binnen de kaders van het treasury-beleid van Vestia, derivaatcontracten af te sluiten met banken. Vanuit die positie, met de daarbij behorende invloed, introduceerde hij [naam verdachte 2] bij een groot aantal banken als introducing broker en maakte hij van hem in die positie gebruik bij het aangaan van derivaatcontracten met de banken. [naam verdachte 1] profiteerde hiervan ruimschoots: hij kreeg de helft van de fees die [naam verdachte 2] van de banken ontving. Het ging aanvankelijk om (relatief) kleine geldbedragen, in contanten of door middel van het gebruik van de pinpas van [naam verdachte 2] . Vanaf september 2004 liet [naam verdachte 1] de bedragen overmaken naar een speciaal daarvoor geopende bankrekening, de [naam bankrekening] -rekening en de bedragen werden in de loop der jaren steeds hoger. Waar [naam verdachte 1] in het jaar 2004 op de [naam bankrekening] -rekening van [naam verdachte 2] een bedrag van € 170.000,- ontving, groeide dat in 2010 uit tot een bedrag van ruim € 3 miljoen. Al met al heeft hij in de periode van 2004 tot en met 2010 een bedrag van ruim € 10 miljoen van [naam verdachte 2] ontvangen. Hij heeft in die jaren buitengewoon riant geleefd van dit geld. Het is uitgegeven aan onder meer zijn huis, de inrichting van zijn tuin en interieur, exclusieve wijnen en andere luxe artikelen.
De zeer verantwoordelijke functie van [naam verdachte 1] en de daarbij behorende (vergaande) bevoegdheden van [naam verdachte 1] binnen Vestia gingen gepaard met een groot vertrouwen dat Vestia in hem had gesteld. Binnen Vestia ging men ervan uit dat [naam verdachte 1] alleen handelde in het belang van Vestia. Vestia wist ook niet beter: [naam verdachte 1] verzweeg voor Vestia niet alleen de geldbedragen die hij van [naam verdachte 2] ontving, maar hield ook de positie van [naam verdachte 2] als introducing broker bewust bij Vestia buiten beeld. Onder andere door iedere verwijzing naar [naam verdachte 2] uit pre-confirmation e-mails te verwijderen om vervolgens die vervalste e-mails door te sturen naar de back-office van Vestia.
Zo is jarenlang - gelet op de sleutelpositie die [naam verdachte 1] bij Vestia bekleedde, zijn vergaande bevoegdheden en de enorme bedragen die hij gedurende die periode aan steekpenningen ontving - sprake geweest van belangenverstrengeling in de meest ernstige vorm. [naam verdachte 1] heeft daarmee op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat Vestia in hem had gesteld en gehandeld in strijd met de integriteit en openheid die de wetgever heeft beoogd te beschermen in de relatie tussen werkgever en werknemer.
[naam verdachte 1] heeft niet alleen het vertrouwen dat Vestia in hem had op ernstige wijze geschonden. Hij heeft met zijn handelwijze ook het vertrouwen dat het publiek heeft in (de leiding van) semipublieke instellingen op het spel gezet. Ook dit wordt hem zeer kwalijk genomen.
Bij de behandeling van zijn zaak ter zitting heeft [naam verdachte 1] nauwelijks ervan blijk gegeven dat hij beseft dat zijn handelwijze - op zijn zachtst gezegd - laakbaar was. Hij heeft volhard in zijn standpunt dat hij de betalingen van [naam verdachte 2] niet aan Vestia diende te melden en heeft lang volgehouden dat hij geen enkel eigen financieel belang had bij de totstandkoming van derivaatcontracten. Het is dan ook zeer de vraag of [naam verdachte 1] doordrongen is van de ernst van de door hem gepleegde strafbare feiten.
Ten slotte hecht de rechtbank er in dit verband aan te vermelden dat in deze strafzaak aan de rechtbank niet de vraag ter beoordeling is voorgelegd of Vestia financieel nadeel heeft ondervonden van de handelwijze van [naam verdachte 1] .
Gezien de ernst van de feiten kan - mede vanuit het oogpunt van algemene preventie en vergelding - niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank ook acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De hoogte van de op te leggen gevangenisstraf dient voorts te worden bezien tegen de achtergrond dat de strafbedreiging op omkoping tot 1 april 2010 maximaal een jaar gevangenisstraf bedroeg. Met ingang van 1 april 2010 is de maximumstraf verhoogd naar twee jaar gevangenisstraf en sinds 1 januari 2015 bedraagt de strafbedreiging op omkoping ten hoogste vier jaar gevangenisstraf. De verhoging van de strafbedreiging is mede ingegeven doordat de wetgever de afgelopen jaren meer gewicht is gaan toekennen aan integer handelen en de noodzaak in de pas te blijven lopen met internationale regelgeving op het gebied van anti-corruptie. De rechtbank zal rekening houden met dit in de loop der tijd gewijzigd inzicht van de wetgever over de strafwaardigheid van dit feit, en aansluiting zoeken bij de wijze waarop de wetgever blijkens de in de te onderscheiden tijdvakken van de bewezenverklaarde pleegperiode geldende strafmaxima aankeek tegen passieve omkoping.
Ook houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met het feit dat de verschillende bewezenverklaarde feiten voortvloeien uit min of meer hetzelfde feitencomplex.
De bestaande media-aandacht voor deze zaak vormt voor de rechtbank geen aanleiding tot matiging van de op te leggen gevangenisstraf. Hoewel de rechtbank aannemelijk acht dat alle media-aandacht rondom de persoon van [naam verdachte 1] en de daarin reeds verwerkte oordelen een zware wissel op hem en zijn privéleven hebben getrokken, ziet zij die media-aandacht voor deze spraakmakende zaak als onvermijdelijk. Bovendien moet niet uit het oog worden verloren dat die aandacht rechtstreeks samenhangt met de eigen gedragingen van [naam verdachte 1] .
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat [naam verdachte 1] - blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 maart 2018 - niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van vijfenveertig maanden passend en geboden.
De rechtbank constateert dat sprake is van een schending van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Tussen het moment waarop [naam verdachte 1] in redelijkheid kon verwachten dat hij zou worden vervolgd - 11 april 2012 (de datum waarop hij in verzekering is gesteld) - en het vonnis van de rechtbank, zijn ruim zes jaren verstreken. In beginsel is derhalve sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim vier jaren. Een niet onbelangrijk deel van deze termijnoverschrijding is evenwel terug te voeren op (het uitvoeren van) de onderzoekswensen van de verdediging.
De rechtbank zal de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn die niet is toe te rekenen aan [naam verdachte 1] , en de daarmee samenhangende ouderdom van de bewezenverklaarde feiten compenseren door vermindering van de op te leggen gevangenisstraf met 20%.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden.
10 Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat [naam verdachte 1] de onder 1, 2, 3 en 4 onder I en II tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan, met dien verstande dat het onder 4 onder I bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert en [naam verdachte 1] ten aanzien daarvan wordt ontslagen van alle rechtsvervolging;
verklaart niet bewezen hetgeen aan [naam verdachte 1] meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart [naam verdachte 1] strafbaar;
veroordeelt [naam verdachte 1] tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. J.J. van den Berg en B.A. Cnossen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. K. Aagaard en J.A.N. Maat, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juli 2018.
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(onderzoek KLAPROOS / gefisnunmer [nummer] ):
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2004
tot en met 10 april 2012 te Rijnsburg en/of Hazerswoude-Dorp en/of Rotterdam
en/of Laren en/of Blaricum en/of Bussum, in elk geval in Nederland, (telkens)
anders dan als ambtenaar, te weten als Treasury en Control manager werkzaam
zijnde in dienstbetrekking bij Stichting Vestia Groep, naar aanleiding van
hetgeen hij, verdachte, in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan
wel zal doen of nalaten een of meer gift(en), te weten de betaling van een of
meer geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van circa Euro 10.419,866 - in elk
geval enig(e) geldbedrag(en), van [naam verdachte 2] (en/of zijn bedrij(f)(vén)) heeft
aangenomen en dit aannemen in strijd met de goede trouw (telkens) heeft
verzwegen tegenover zijn werkgever;
Artikel 328ter lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 328ter lid 1 Wetboek van Strafrecht
(onderzoek KLAPROOS / gefisnumner [nummer] ):
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 30 september 2008
tot en met 25 maart 2011 te Rotterdam en/of Hazerswoude-Dorp en/of Laren en/of
Blaricum, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen
wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door listige kunstgrepen en door een
samenweefsel van verdichtsels en/of door een het aannemen van een valse hoedanigheid, Stichting Vestia Groep heeft bewogen
tot het aangaan van een schuld, te weten het aangaan van een
derivatencontract / swapcontract met Fortis Bank d.d. 2 oktober 2008 (trade
date) met een nominale waarde van Euro 50.000.000,- met kenmerk [naam kenmerk 1]
(zie: D-614)
tot het aangaan van een schuld, te weten het aangaan van een
derivatencontract / swapcontract met Deutsche Bank d.d. 30 september 2008
(trade date) met een nominale waarde van Euro 50.000.000,- met kenmerk
[naam kenmerk 2] (zie: D-609)
tot het aangaan van een schuld, te weten het aangaan van een
derivatencontract / swapcontract met Deutsche Bank d.d. 2 oktober 2008 (trade
date) met een nominale waarde van Euro 50.000.000,- met kenmerk [naam kenmerk 3]
(zie: D-611)
tot het aangaan van een schuld, te weten het aangaan van een derivatencontract
/ swapcontract met Deutsche Bank d.d. 3 oktober 2008 (trade date) met een
nominale waarde van Euro 50.000.000,- met kenmerk [naam kenmerk 4] (zie: D-613)
tot het aangaan van een schuld, te weten het aangaan van twee (2), althans een
of meer, derivatencontract (en) / swapcontract (en) met Citi Bank d.d. 6 januari
2009 (trade date) met een nominale waarde van (telkens) Euro 25.000.000,- met
kenmerk [naam kenmerk 5] (zie: D-341)
tot het aangaan van een schuld, te weten het aangaan van vijf (5), althans een
of meer, derivatencontract(en) / swapcontract(en) met BNP Paribas d.d. 13
januari 2010 (trade date) met een nominale waarde van (telkens) Euro
50.000.000,- met kenmerk [naam kenmerk 6] en/of [naam kenmerk 7] en/of [naam kenmerk 8] en/of
[naam kenmerk 9] en/of [naam kenmerk 10] (zie: D-300 en/of D-301 en/of D-302 en/of D-303
en/of D-304)
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk opzettelijk
- aan de Raad van Commissarissen van Stichting Vestia Groep en/of de Raad van
Bestuur van Stichting Vestia Groep en/of aan de heer [naam algemeen directeur Vestia] en/of de
heer [naam directeur financiën] , (al dan niet binnen de treasury-commissie) van de
Stichting Vestia Groep voorgehouden en/of in strijd met de werkelijkheid de
indruk gewekt dat hij, verdachte, als Treasury en Controle manager van de
Stichting Vestia Groep enkel de belangen van Stichting Vestia Groep zal
behartigen bij het aangaan van en/of het onderhandelen over
derivatencontracten / swapcontracten namens Stichting Vestia Groep
- aan de Raad van Commissarissen van Stichting Vestia Groep en/of de Raad van
Bestuur van Stichting Vestia Groep en/of aan de heer [naam algemeen directeur Vestia] en/of de
heer [naam directeur financiën] , (al dan niet binnen de treasury-commissie) van de
Stichting Vestia Groep verzwegen dat hij, verdachte, financieel belang heeft,
dan wel zal hebben bij het aangaan van de derivatencontracten / swapcontracten
(te weten het ontvangen van een deel van de fee van [naam verdachte 2] / [naam bedrijf 1]
(handelend onder de naam [naam bedrijf 2] ), welke fee door een bank werd
betaald aan [naam verdachte 2] / [naam bedrijf 1] indien er een derivatencontract /
swapcontract tot stand was gekomen tussen die bank en Stichting Vestia Groep,
- ( (zogenaamde (pre-)confirmation) e-mailberichten, waarin een gedeelte van de
oorspronkelijke tekst (te weten de zinsnede waarin stond geschreven dat er
"een fee is/was/zal worden betaald aan [naam verdachte 2] en/of [naam bedrijf 1]
en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 2] ", althans woorden van die aard en/of strekking)
is/was verwijderd/weggehaald, verstuurd aan/naar [naam backoffice-medewerkster] (medewerkster
Treasury administratie van Stichting Vestia Groep) (zie o.a. D-296 en D-299 in
combinatie met D-300 en/of D-301 en/of D-302 en/of D-303 en/of D-304),
waardoor Stichting Vestia Groep (telkens) werd bewogen tot het hierboven
omschreven aangaan van een schuld;
Artikel 326 jo 47 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
(onderzoek KLAPROOS / gefisnummer [nummer] ):
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 januari 2009
tot en met 30 september 2011 te Rotterdam., in elk geval in Nederland,
zeven (7), althans een of meer, (zogenaamde (pre-)confirmation)
e-mailberichten van een vertegenwoordiger/medewerker van BNP Paribas (in de
persoon van [naam vertegenwoordiger/medewerker BNP Paribas] ) (te weten D-292 en/of D-299 en/of D-308 en/of D-313
en/of D-319 en/of D-327 en/of D-333)
acht (8), althans een of meer, (zogenaamde (pre-)confirmation)
e-mailberichten van een vertegenwoordiger/medewerker van Citi Bank (in de
persoon van [naam vertegenwoordiger/medewerker Citi Bank] ) (te weten: D-340 en/of D-345 en/of D-350 en/of D-354
en/of D-362 en/of D-368 en/of D-375 en/of D-380)
zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs
van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of
laten opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen,
Immers heeft hij, verdachte, valselijk en/of in strijd met de waarheid
-zakelijk weergegeven-
(telkens) in die ( zogenaamde (pre-)confirmation) e-mailberichten een
gedeelte van de oorspronkelijke tekst (te weten de zinsnede waarin stond
geschreven dat er "een fee is/was/zal worden betaald aan [naam verdachte 2] en/of
[naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 2] ", althans woorden van die
aard en/of strekking, verwijderd/weggehaald en/of in een aantal van die
(zogenaamde (pre-)confirmation) e-mailberichten het (zakelijke) e-mailadres
van [naam verdachte 2] en/of [naam medeverdachte] en/of [naam bedrijf 2] (welke was opgenomen in
de CC-aanhef/regel) verwijderd/weggehaald
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
Artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
(onderzoek KLAPROOS / gefisnummer [nummer] ):
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2004
tot en met 10 april 2012 te Rijnsburg en/of Hazerswoude-Dorp en/of Rotterdam
en/of Laren en/of Blaricum, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een voorwerp, te
weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro
10.419.866,-, in elk geval enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen/verhuld en/of heeft/hebben
verborgen/verhuld wie de rechthebbende(n) op het/die
voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren en/of wie het/dat/die voorhanden
heeft/hebben gehad
en/of dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad, en/of
heeft/hebben verworven en/of heeft/hebben omgezet en/of heeft/hebben
overgedragen en/of van dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) gebruik
heeft/hebben gemaakt
door dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) te laten overboeken/overmaken c.q. te
ontvangen op een ABN AMRO inzake rekening [bankrekeningnummer] onder vermelding van
" [naam bankrekening] ", waarbij voor (een) derde(n) niet zichtbaar was/is dat hij,
verdachte, de houder van deze inzake rekening was/is (zie: AH-016-l(a) en/of
l-AH-15 en/of l-AH-023)
door met een (gedeelte van) dit/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) (te weten:
circa Euro 7.457.171,83) de verbouwing en/of de renovatie en/of het onderhoud
en/of de inrichting van zijn, verdachtes, woning met daarbij behorende tuin
en/of de aankoop/afschaf van (exclusieve) wijnen en/of wijnbenodigheden en/of
kleding en/of geluids- en/of beeldapparatuur en/of de afbetaling van zijn,
verdachtes, hypotheek te financieren (zie: l-AH-015),
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dit/die
voorwerp(en),/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk -onmiddellijk of
middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) daarvan een gewoonte
maakt/maken/heeft/hebben gemaakt;
Artikel 420bis/ter jo 47 Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht