Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/740154-15
Datum uitspraak: 25 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman: mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.
7 Motivering straf
De verdachte heeft als eigenaar en verhuurder van een woning nagelaten jaarlijks onderhoud te laten verrichten aan een geiser. Ook heeft hij nagelaten te (laten) onderzoeken of de toevoer van verbrandingslucht en de opstelplaats van de geiser conform de wettelijke voorschriften was. Deze verplichtingen voor de verdachte zijn zwaarwegend, nu algemeen bekend is dat gebreken aan een geiser tot (levens)gevaarlijke situaties kan leiden.
Als gevolg van het nalaten van de verdachte is in de woning een dodelijke hoeveelheid koolmonoxide vrijgekomen, die de dood van een 34-jarige vrouw heeft veroorzaakt. De gevolgen van het handelen van de verdachte zijn dan ook zeer ernstig. Het slachtoffer is overleden en haar nabestaanden, haar partner en vier kinderen, is onherstelbaar leed en verdriet aangedaan. Dit is ook gebleken uit de verklaringen die namens de kinderen van het slachtoffer ter terechtzitting zijn voorgelezen.
Hoewel de verplichtingen voor de verdachte zwaarwegend zijn geweest en de gevolgen van zijn nalaten zeer ernstig, is de rechtbank ter zitting ook gebleken dat de verdachte deze gevolgen van zijn handelen absoluut niet heeft gewild. Gebleken is verder dat de verdachte, naar aanleiding van eerdere klachten, wel enige actie heeft ondernomen, maar dat hij onvoldoende adequaat heeft gehandeld. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de handelwijze van de verdachte de ondergrens van culpoos handelen raakt. Dit gegeven zal in strafmatigende zin worden meegewogen.
Bij het bepalen van de strafsoort en strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 december 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. In de twee jaren die zijn verstreken na het feit, is de verdachte evenmin met justitie in aanraking gekomen.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de oprechte verklaring van de verdachte ter zitting dat het voor het slachtoffer en de familie verschrikkelijk is wat er is gebeurd.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden is het uitgangspunt dat deze dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn.
De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 van het EVRM van negen maanden. Deze overschrijding is niet toe te rekenen aan de verdachte en dient gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
De belangrijkste reden dat de straf lager uitvalt dan hetgeen is geëist is gelegen in de omstandigheid dat de rechtbank uitgaat van minder verwijtbare gedragingen aan de zijde van de verdachte, waarmee de ondergrens van culpoos handelen in beeld komt. Een geheel voorwaardelijke taakstraf wordt afdoende geacht, die tevens dient als stok achter de deur nu de verdachte nog steeds als verhuurder van woningen actief is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
10 Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren (voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren zal verrichten met toepassing van vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen), waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Jordaan, voorzitter,
en mrs. E.A. Poppe-Gielesen en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Empelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij,
in of omstreeks de periode van 25 februari 2013 tot en met 26 maart 2015,
althans op of omstreeks 26 maart 2015, te Rotterdam
aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig,
als eigenaar en verhuurder van na te noemen woning
- een woning aan de [adres delict] te Rotterdam heeft verhuurd met daarin een (afvoerloze) geiser die zodanig (foutief) was geplaatst dat de doucheruimte in directe verbinding stond met de opstelplaats die geiser,
terwijl voornoemde geiser een te hoge concentratie koolmonoxide uitstootte omdat de brander scheef stond, de venturi's vervuild waren en de gastoevoer foutief was ingesteld
en/of
terwijl de toevoer van de verbrandingslucht voor de geiser onvoldoende was en/of
- niet heeft gezorgd voor voldoende ventilatie in en om de opstelplaats van de geiser en/of de doucheruimte
- op klachten van bewoners over het niet goed functioneren van de geiser niet adequaat heeft gehandeld
en/of
gedurende langere tijd geen of onvoldoende correct en/of vakkundig onderhoud heeft gepleegd en/of heeft laten plegen aan de geiser,
waardoor het aan zijn schuld is te wijten dat [naam slachtoffer 1] een koolmonoxidevergiftiging heeft bekomen,
ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer 1] op 26 maart 2015 is overleden.