Afwijzing verzoek wijziging voorlopige voorziening op grond van artikel 824 Rv. Bedrag voor levensonderhoud is bepaald op overeenkomst tussen partijen. Wijziging afgewezen omdat de omstandigheden niet zodanig gewijzigd zijn dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om vast te houden aan de overeenkomst.
zaaknummer / rekestnummer: C/10/555539 / FA RK 18-5997
Beschikking van 5 september 2018 betreffende wijziging voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[naam man]
, de man,
wonende te [woonplaats man] , [adres man]
advocaat mr. F. Borger van der Burg-Holstege te 's-Gravenhage,
t e g e n
[naam vrouw]
, de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw] , [adres vrouw] ,
advocaat mr. Y.J.H.B. Bisschops te Rotterdam.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 25 juli 2018;
-
het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 20 augustus 2018;
-
de brief met bijlagen van de vrouw, gedateerd 20 augustus 2018.
1.2.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 21 augustus 2018.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
-
de man, bijgestaan door zijn advocaat, die ter zitting een pleitnotitie heeft overgelegd;
-
de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
2 De vaststaande feiten
2.1.
Partijen zijn op 2 mei 2009 met elkaar gehuwd.
2.2.
De man heeft een verzoek tot echtscheiding gedaan.
3 De beoordeling
3.1.
Indiening verweerschrift
3.1.1.
De man stelt dat hij het verweer van de vrouw te laat, namelijk een dag voor de zitting, heeft ontvangen. Hij stelt zich op het standpunt dat dit de goede procesorde schaadt en dat de stukken buiten beschouwing dienen te worden gelaten. De rechtbank overweegt als volgt. Iedere belanghebbende kan tot de aanvang van de behandeling ter zitting een verweerschrift indienen. Nu de vrouw haar verweerschrift de dag voor de zitting heeft ingediend, zullen de stukken worden toegelaten.
3.2.
Onderhoudsbijdrage & uitsluitend gebruik echtelijke woning
3.2.1.
De man verzoekt de beschikking houdende voorlopige voorzieningen van deze rechtbank van 7 december 2017 te wijzigen, in die zin dat door de man te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw (hierna: partnerbijdrage) met ingang van 7 december 2017 op nihil wordt gesteld, dan wel op een lager bedrag dan € 2.000,- per maand.
3.2.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en verzoekt te bepalen dat de vrouw met ingang van 21 augustus 2018 samen met haar dochter bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning.
3.2.3.
Ingevolge artikel 824, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking houdende voorlopige voorzieningen als bedoeld in artikel 822 Rv, op verzoek van de echtgenoten of van één van hen door de rechtbank worden gewijzigd of ingetrokken, indien de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd of indien bij het geven van die beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven.
3.2.4.
De rechtbank begrijpt uit het verzoek van de man dat hij wenst niet meer gebonden te zijn aan de schikking die hij vlak voor de vorige zitting met de vrouw heeft getroffen, en die in de beschikking van 7 december 2017 is vastgelegd. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kan het niet langer van de man verwacht worden dat hij aan de tussen partijen gesloten overeenkomst gebonden is, aldus de man. Daarom wenst de man dat de rechtbank de overeenkomst tussen partijen die bij beschikking van 7 december 2017 is vastgesteld en is gebaseerd op een schikking te laten vervallen c.q. te wijzigen en de hoogte van de partnerbijdrage met ingang van deze datum op nihil te stellen dan wel op een zodanig lager bedrag als de rechtbank in goede justitie meent te behoren. De man stelt zich op het standpunt dat er gewijzigde omstandigheden zijn en/of bij het geven van de beschikking van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De man voert daartoe aan dat er langere tijd geen duidelijkheid kwam over de zittingsdatum voor de behandeling van de echtscheidingsprocedure en dat hij had verwacht dat al veel eerder een zittingsdatum zou plaatsvinden. Op het moment dat de beschikking houdende voorlopige voorzieningen werd gegeven kon hij de partnerbijdrage niet betalen en ook nu kan hij dat niet omdat hij ook alle lasten voor de echtelijke woning moet dragen en de schulden moet aflossen.
3.2.5.
De vrouw voert aan dat er geen wijzigingsgrond is, omdat partijen de hoogte van de partnerbijdrage zijn overeengekomen en de rechtbank hun overeenkomst enkel heeft vastgelegd in een beschikking. Die beschikking is niet fout. Volgens de vrouw is er geen sprake van gewijzigde omstandigheden.
3.2.6.
Met het verzoek van de man wordt beoogd om de overeenkomst tussen partijen te laten vervallen c.q. wijzigen. Bij beschikking is een bedrag voor levensonderhoud bepaald zoals partijen dat zijn overeengekomen. Er is dus geen sprake van dat uitgegaan is van onjuiste of onvolledige gegevens. Beoordeeld dient te worden of na de beschikking de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd, dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om onverminderd vast te houden aan de overeenkomst. Met gebruikmaking van wijzigingsbevoegdheid van art. 824 RV zou de rechtbank in die situatie het bedrag voor levensonderhoud opnieuw kunnen bepalen, aan de hand van een berekening.
3.2.7.
Echter, de aangevoerde omstandigheden kunnen niet de conclusie dragen dat het onaanvaardbaar is om onverminderd vast te houden aan de overeenkomst, omdat zij voorzienbaar waren ten tijde van het aangaan van de overeenkomst en voor rekening van de man dienen te komen. De aflossing van de gemeenschappelijke schulden kan niet als gewijzigde omstandigheid worden aangemerkt. In de draagkrachtberekening die door de man is overgelegd bij verweerschrift d.d. 28 november 2017 blijkt immers dat destijds ook al rekening werd gehouden met aanzienlijke schulden die door de man moesten worden afgelost. De advocaatkosten waren redelijkerwijs voorzienbaar op het moment van de schikking. Tenslotte is het ook voorzienbaar dat er enige tijd gemoeid is met het inplannen van een echtscheidingszitting.
Het verzoek van de man moet op voorgaande gronden worden afgewezen. Nu partijen bij de behandeling van de vorige voorlopige voorziening zijn overeengekomen dat de man het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning zou krijgen, biedt artikel 824 Rv ook geen ruimte voor het verzoek van de vrouw, zodat ook dat verzoek zal worden afgewezen.
3.3.
Proceskosten
3.3.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.
4 De beslissing
De rechtbank:
4.1.
wijst af het verzoek van de man tot wijziging van beschikking houdende voorlopige voorzieningen met betrekking tot de onderhoudsbijdrage;
4.2.
wijst af het verzoek van de vrouw tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Lablans, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.A.C. van Dijk op
5 september 2018.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: