Het deskundigenrapport is gebaseerd op een uitvoerig medisch onderzoek en voorzien van een uitgebreide en nauwkeurige (medische) onderbouwing en getuigt naar het oordeel van de kantonrechter bovendien van een grote mate van professionaliteit. Gelet hierop zal de kantonrechter de conclusies van de deskundige volgen. De conclusies na deskundigen-bericht bieden geen aanknopingspunten om hierover anders te oordelen. Partijen hebben ook geen op- en aanmerkingen geplaatst bij de inhoud van het rapport en de beantwoording van de bovenstaande vragen door de deskundige.
Dit betekent dat weliswaar de mogelijkheid bestaat dat het werk dat [eiseres] voor Euromast heeft uitgevoerd als een (pijn)provocerende factor van de medische klachten van [eiseres] kan worden aangemerkt en dat (een deel van) die klachten mogelijk gestimuleerd zijn door die werkzaamheden, maar dat niet kan worden gezegd dat dat werk als de (hoofd)oorzaak van de klachten van [eiseres] heeft te gelden. Daaraan liggen ook diverse andere factoren ten grondslag. Het is dan ook net zo goed mogelijk dat de klachten van [eiseres] en de ontwikkeling daarvan, hoe vervelend ook voor haar, ook zonder de lichamelijke werkbelasting bij Euromast zouden zijn ontstaan.
Het voorgaande leidt ertoe dat in rechte niet is komen vast te staan dat er sprake is van een (voldoende) causaal verband tussen de hand-, pols- en rugklachten van [eiseres] en de klachten aan haar nek, schouder en been en de door haar langdurig verrichte schoonmaak-werkzaamheden voor Euromast. Evenmin is komen vast te staan dat de werk-omstandigheden bij Euromast zoals deze waren in de periode voorafgaand aan de doorvoering van de aanbevolen aanpassingen in het rapport van Achmea Vitale (2009) van doorslaggevende invloed geweest zijn op de medische klachten van [eiseres] en dat die klachten voorkomen hadden kunnen worden, indien Euromast vanaf het begin van het dienstverband dan wel (veel) eerder dan de in dat rapport aanbevolen aanpassingen en/of andere ergonomische maatregelen had doorgevoerd.
Gelet hierop, hetgeen reeds is overwogen in het tussenvonnis van 6 oktober 2017 onder de rechtsoverwegingen 5.4 tot en met 5.9 en alle overige feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, moet geconcludeerd worden dat het aan [eiseres] gegeven ontslag per 1 november 2015, waarbij Euromast een belang had gezien de op dat moment twee jaar durende arbeidsongeschiktheid van [eiseres], niet in strijd is met het goed werkgeverschap. De door [eiseres] gestelde belangen, met name haar slechte arbeidsmarkt-positie, zijn niet zodanig dat de gevolgen van de opzegging voor haar als te ernstig moeten worden beschouwd in vergelijking met het belang van Euromast.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. Aan de verdere stellingen van partijen, onder meer over de hoogte van de schade, komt de kantonrechter dan ook niet toe. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen door Euromast kennelijk onredelijk is in de zin van artikel 7:681 (oud) BW en de gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen.