7 Motivering straf
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk overbrengen van 2.678 ton respectievelijk 5.500 ton asfaltgranulaat bestemd voor de wegenbouw naar inrichtingen in Litouwen, ter verwerking en nuttige toepassing die door de Litouwse autoriteiten hiertoe niet vergund en gerechtigd waren. Hij heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het medeplegen van het zich opzettelijk ontdoen van voornoemde afvalstoffen door deze af te geven aan de kapiteins van de zeeschepen, terwijl sprake was van een niet illegale overbrenging van afvalstoffen naar Litouwen. Een en ander om zo de door de Nederlandse overheid met het oog op het milieu en gezondheid aangescherpte norm ten aanzien van de samenstelling van asfaltgranulaat, te omzeilen.
De verdachte heeft daarmee uit financieel gewin gehandeld in strijd met de bepalingen van de EVOA en met het milieubeleid van de Nederlandse overheid. Deze bepalingen beogen internationale transporten van afvalstoffen nauwkeurig te reguleren teneinde ongewenste gevolgen dan wel risico’s voor het milieu en de mens te vermijden en te beperken. De verdachte heeft door zijn handelen het internationale en nationale milieubeleid doorkruist en een strafrechtelijke reactie is dan ook passend en geboden. Gelet op de ongewenste risico’s voor het milieu van het handelen van de verdachte, de omstandigheid dat het om meerdere transporten ging en de grote hoeveelheden asfaltgranulaat, dient op deze feiten in beginsel te worden gereageerd met het opleggen van een aanzienlijke geldboete.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 september 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor milieudelicten. Er is in het onderhavige geval niet gebleken van daadwerkelijke milieuschade.
Daarnaast wordt rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn.
De bewezenverklaarde feiten zijn meer dan negen jaar geleden gepleegd. Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De verdachte is op 28 november 2011 door verbalisanten van de Inlichtingen- en Opsporingsdienst gehoord als verdachte in de onderhavige zaak. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Hoewel het dossier omvangrijk is en het een complex fraudeonderzoek betreft met diverse onderzoekshandelingen die mede in het buitenland hebben plaatsgevonden, is er naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak echter geen sprake van bijzondere omstandigheden die het lange tijdsverloop rechtvaardigen.
Tussen 28 november 2011 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van 6 jaar en ruim 11 maanden. Omdat in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van 24 maanden, is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 jaar en 11 maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, wordt hierin aanleiding gezien de hoogte van de op te leggen taakstraf te matigen ten opzichte van de door de officier van justitie gevorderde taakstraf. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke geldboete opleggen met een proeftijd van twee jaar teneinde de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank is alles afwegend van oordeel dat de oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke geldboete van € 10.000,- passend en geboden is. Ten aanzien van de strafmodaliteit neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard geen werk en geen inkomsten te hebben maar bereid te zijn een taakstraf te verrichten, terwijl de officier van justitie ook een taakstraf heeft gevorderd.
10 Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder feit 3, primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uur, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 10.000,- (tienduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door 85 dagen vervangende hechtenis;
bepaalt dat deze geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. L. Daum en E.A. van der Giessen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.J. van der Putte, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2018.
De griffier en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 31 december 2009 te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of Riga, althans in Letland, en/of in Litouwen, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Unie, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, handelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 2, onder 35 (sub e), van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen (EG nr. 1013/2006), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in of omstreeks de periode van 12 tot en met 26 november 2009 en/of de periode van 25 november tot en met 9 december 2009 (een) afvalstof(fen), te weten asfaltgranulaat (bitumineus materiaal) (code B2130), overgebracht van Nederland naar Litouwen, terwijl die overbrenging(en) van afvalstoffen (telkens) resulteerde(n) in een
verwijdering of nuttige toepassing die in strijd is met de communautaire of
internationale regelgeving nu die overbrenging(en) (telkens) plaatsvond(en) naar een niet vergunde inrichting of onderneming in Litouwen;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling nocht of zou kunnen leiden:
[naam rechtspersoon 2] in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 31 december 2009 te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of Riga, althans in Letland, en/of in Litouwen, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Unie, tezamen en in vereniging met (een) ander (en) , althans alleen, opzettelijk, meermalen, althans eenmaal,
handelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 2, onder 35 (sub e), van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen (EG nr. 1013/2006), immers heeft/hebben [naam rechtspersoon 2] en/of haar mededader(s) in of omstreeks de periode van 12 tot en met 26 november 2009 en/of de periode van 25 november tot en met 9 december 2009 (een) afvalstof (fen) , te weten asfaltgranulaat (bitumineus materiaal) (code B2130), overgebracht van Nederland naar Litouwen, terwijl die overbrenging(en) van afvalstoffen (telkens) resulteerde(n) in een verwijdering of nuttige toepassing die in strijd is met de conmiunautaire of internationale regelgeving nu die overbrenging(en) (telkens) plaatsvond(en) naar een niet vergunde inrichting of onderneming in Litouwen aan welke verboden gedragingen verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 31 december 2009 te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of Riga, althans in Letland, en/of in Litouwen, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Unie, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, zich door afgifte aan (een) ander(en) van (een) bedrijfsafvalstof(fen), te weten asfaltgranulaat (bitumineus materiaal), heeft ontdaan, te weten:
- ( in de periode 12-15 november 2009) aan (de kapitein van) de [naam schip 1] en/of [naam bedrijf 1] (AMB.032)
- ( in de periode 25-29 november 2009) aan (de kapitein van) de [naam schip 2] en/of [naam bedrijf 2] (AMB.033);
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam rechtspersoon 2] in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 31 december 2009 te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of Riga, althans in Letland, en/of in Litouwen, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Unie, tezamen en in vereniging met (een) ander (en), althans alleen, opzettelijk, meermalen, althans eenmaal,
zich door afgifte aan (een) ander (en)van (een) bedrijfsafvalstof(fen), te weten asfaltgranulaat (bitumineus materiaal), heeft ontdaan, te weten:
- ( in de periode 12-15 november 2009) aan (de kapitein van) de [naam schip 1] en/of [naam bedrijf 1] (AMB.032) en/of
-(in de periode 25-29 november 2009) aan (de kapitein van) de [naam schip 2] en/of [naam bedrijf 2] (AMB.033)
aan welke verboden gedraging(en) verdachte feitelijk leiding heeft gegeven;
Primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 oktober 2009 tot en met 31 december 2009 te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of Riga, althans in Letland, en/of
in Litouwen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) en/of vervalste geschrift(en) als ware het/zij echt en onvervalst en/of deze geschriften voorhanden heeft gehad, te weten (een doorslag/kopie of - eigen - exemplaar van) :
-een Annex VII bij een transport van asfaltgranulaat met het schip de [naam schip 1] en/of het vervolgtransport naar [naam bedrijf 1] (te Saulia,Litouwen) (in de periode 12-15 november 2009) (DOC 540/DOC 544) en/of
-een Annex VII bij een transport van asfaltgranulaat met het schip de [naam schip 2] en/of het vervolgtransport naar [naam bedrijf 2] (te Litouwen) (in de periode 25-29 november 2009) (DOC 545)
bestaande het gebruik (telkens) hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededaders die/dit geschrift(en) heeft/hebben gebruikt ter begeleiding van genoemde transporten van asfaltgranulaat, en/of bestaande het voorhanden hebben (telkens) hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededaders die/dit geschrift(en) heeft/hebben opgenomen en/of bewaard de bedrijfsadministratie, in bestaande die valsheid en/of vervalsing hierin - zakelijk weergegeven – dat in die/dit geschrift(en) (telkens) valselijk in strijd met de waarheid is opgeg en/of vermeld, dat,
- in Vak 1, Opdrachtgever, de opdrachtgever [naam rechtspersoon 2] is (zijnde een ander bedrijf dan [naam bedrijf 3] en/of [naam rechtspersoon 1] en/of een ander onderdeel van de groep bedrijven van [naam] , terwijl een/genoemd onderdeel van de groep bedrijven van [naam] wel degelijk opdrachtgever was) en/of
-in Vak 7, een Litouws bedrijf (te weten [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] ) als erkende inrichting voor nuttige toepassing wordt genoemd, terwijl dat Litouwse bedrijf (telkens) geen vergunning had om afvalstoffen nuttig toe te passen en/of geen inrichting was waar nuttige toepassing van afvalstoffen kan plaatsvinden en/of
-in Vak 8 ten onrechte R5 (recycling/terugwinning) als R-code voor de handeling tot nuttige toepassing was ingevuld;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 31 december 2009 te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of Riga, althans in Letland, en/of in Litouwen, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Unie, tezamen en in vereniging met (een) ander (en), althans alleen, opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, handelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 2, onder 35 (sub g(iii)), van de EG-verordening overbrenging van afvalstoffen (EG nr. 1013/2006), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in of omstreeks de periode van de periode van 12 tot en met 26 november 2009 en/of de periode van 25 november tot en met 9 december 2009 (een) afvalstof (fen) , te weten asfaltgranulaat (bitumineus materiaal) (code B2130), zijnde (telkens) voor nuttige toepassing bestemde afvalstoffen van bijlage III of III B in hoeveelheden van (telkens) meer dan 20 kg, overgebracht van Nederland naar Litouwen, terwijl genoemde overbrengingen (telkens) geschiedden op een wijze die niet feitelijk was gespecificeerd in het in bijlage VII opgenomen document nu in de betrokken bijlagen VII was opgegeven en/of vermeld, dat,
-in Vak 1, Opdrachtgever, de opdrachtgever [naam rechtspersoon 2] is (zijnde een ander bedrijf dan [naam bedrijf 3] . en/of [naam rechtspersoon 1] en/of een ander onderdeel van de groep bedrijven van [naam] , terwijl een/genoemd onderdeel van de groep bedrijven van [naam] wel degelijk opdrachtgever was) en/of
-in Vak 7, een Litouws bedrijf (te weten [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] ) als erkende inrichting voor nuttige toepassing wordt genoemd, terwijl dat Litouwse bedrijf (telkens) geen vergunning had om afvalstoffen nuttig toe te passen en/of geen inrichting was waar nuttige toepassing van afvalstoffen kan plaatsvinden en/of
-in Vak 8 ten onrechte R5 (recycling/terugwinning) als R-code voor de handeling tot nuttige toepassing was ingevuld;