Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/750195-18
Datum uitspraak: 18 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte]
,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.
5 Strafbaarheid feit
Het bewezen feit levert op:
Enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde
van ambt verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.
8 Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 272 van het Wetboek van Strafrecht.
10 Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2019.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 januari 2017 te Rotterdam, althans in Nederland
een geheim waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden
dat hij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van
vroeger ambt en/of beroep, te weten als politieambtenaar werkzaam bij de
[naam afdeling] van de Politie Eenheid [naam politiekorps] ,
verplicht was te bewaren,
opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij, verdachte;
de interne, vertouwelijke en/of geheime informatie dat [naam]
gesignaleerd stond en op 31 januari 2017 zou worden aangehouden,
aan die [naam] verstrekt;
art 272 lid 1 Wetboek van Strafrecht