2.8.
[verweerster] heeft het onderzoeksbureau Dörr Bedrijfsrecherche (hierna: Dörr) ingeschakeld om onderzoek te doen naar de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker] . Dörr heeft in de periode van 26 oktober 2018 tot en met 9 november 2018 haar onderzoek verricht. In het rapport van Dörr van 11 november 2018 is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
Uit onderzoek is onder meer gebleken:
A. dat de heer [verzoeker] tijdens ziekteverzuim bij herhaling handelingen verricht die strijdig zijn met het door hem opgegeven ziektebeeld;
B. dat onder het onder A. genoemde onder meer valt te begrijpen dat de heer [verzoeker] tijdens ziekteverzuim bij herhaling zelfstandig auto rijdt;
C. dat onder het onder A. genoemde voorts valt te begrijpen dat de heer [verzoeker] , bij herhaling, strijdig met het door haar opgegeven beperkingsbeeld, op afzonderlijke dagen, zelfstandig (bouw)werkzaamheden verricht;
D. dat de heer [verzoeker] naar analogie bij de bouwwerkzaamheden werkkleding draagt, inclusief, af en aan althans, kniebeschermers;
E. dat onder het A. genoemde onverminderd valt te begrijpen dat de heer [verzoeker] bij herhaling, al dan niet met items in zijn hand/handen, bukt;
F. dat de heer [verzoeker] bij herhaling een gasfles tilt, een koelbox tilt, alsmede andere materialen en/of gereedschappen met toebehoren tilt;
G. dat de heer [verzoeker] op afzonderlijke geobserveerde dagen bij herhaling balen egalisatiemateriaal van 23 kilo per stuk tilt en draagt, en soms zelfs twee balen van 23 kilo egalisatiemateriaal tegelijk tilt/draagt.
(..)”
2.9.
[verzoeker] is op 16 november 2018 uitgenodigd op het kantoor van [verweerster] en is toen geconfronteerd met de bevindingen van Dörr. Daarna is [verzoeker] door [verweerster] mondeling ontslag op staande voet verleend. Het ontslag op staande voet is bij brief van 16 november 2018 bevestigd aan [verzoeker] . In deze brief is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(..)
Tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders van [verweerster]
d.d. 24 september 2018 hebben wij onder andere met elkaar gesproken
over uw arbeidsongeschiktheid en de twijfels die wij, dat wil zeggen de
ondergetekende en de andere mede-aandeelhouders, daarover hadden. U bevestigde
toen dat u nog steeds arbeidsongeschikt was en dat u niet in staat was om uw
gebruikelijke werkzaamheden te verrichten. Die arbeidsongeschiktheid zou nog wel
een tijd zou kunnen duren omdat alle therapieën die u op dat moment had gevolgd
nog niet tot een relevante verbetering hadden geleid. Sinds de eerste dag van uw
ziekmelding op 24 april 2018 hebt u niet meer gewerkt en is uw loon doorbetaald.
Tot op heden hebt u zich niet beter gemeld.
Tijdens de vergadering is u medegedeeld, dat naar aanleiding van de uitgesproken
niet door uw verklaring weggenomen twijfel over uw arbeidsongeschiktheid nader
onderzoek zou worden ingesteld en dat daarna een nieuwe
aandeelhoudersvergadering bijeen zou worden geroepen.
Wij hebben Dörr Bedrijfsrecherche opdracht gegeven om het hiervoor bedoelde
onderzoek uit te voeren. Op 12 november 2018 hebben wij het rapport van Dörr
Bedrijfsrecherche d.d. 11 november 2018 ontvangen.
Uit het rapport van Dörr Bedrijfsrecherche komt ontegenzeggelijk naar voren dat u
over de gehele onderzoeksperiode ‘gewoon aan het werk bent geweest op een
bouwproject in Den Haag en dat u in dat verband fysieke werkzaamheden hebt
uitgevoerd die vergelijkbaar zijn met de werkzaamheden behorende tot uw functie
bij [verweerster] , ten aanzien waarvan u stelde arbeidsongeschikt te zijn.
Het rapport van Dörr Bedrijfsrecherche kan maar tot één conclusie leiden: u bent
niet arbeidsongeschikt en uw ziekmelding, althans de handhaving daarvan, is
onterecht geweest c.q. frauduleus.
U bent vandaag geconfronteerd met de bevindingen van Dörr Bedrijfsrecherche,
hebt het rapport kunnen inzien en hebt de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
U hebt de bevindingen van Dörr Bedrijfsrecherche niet weersproken, althans niet op
een, voor ons geloofwaardige wijze.
Uw reactie heeft dan ook geen aanleiding gegeven om ons standpunt te herzien en
dat standpunt is, dat u zich schuldig hebt gemaakt aan een dringende reden zoals
bedoeld in de wet - meer in het bijzonder art. “7:678 BW; uw valse ziekmelding en
hetgeen daarmee samenhangt kwalificeert als een grovelijke veronachtzaming van
de plichten die de arbeidsovereenkomst u oplegt - die [verweerster] het recht geeft om u
met onmiddellijke ingang op staande voet te ontslaan. (..)”