Vast staat dat de wettelijke transitievergoeding waarop [verzoeker] gezien zijn arbeidsduur en inkomen op grond van artikel 7:673 op 1 februari 2019 recht had
€ 24.041,13 bruto bedroeg. [verzoeker] heeft op grond van het Sociaal Plan een bedrag van
€ 14.900,42 bruto ontvangen, zodat de nominale waarde van deze laatste voorziening (aanzienlijk) lager is. PostNL heeft betoogd dat desondanks wel degelijk sprake is van een gelijkwaardige voorziening, niet alleen omdat de cao-partijen de voorziening als zodanig hebben bestempeld, maar ook aangezien de voorziening voorziet in een verlengde loondoorbetaling tijdens vrijstelling van de werknemer van het werk, gedurende welke periode de werknemer bovendien gebruik mag maken van de diensten van het mobiliteitscentrum Mobility.
Vooropgesteld zij dat het door de cao-partijen bestempelen van een voorziening als gelijkwaardige voorziening in de zin van artikel 7:673 slechts een van de gezichtspunten is om te beoordelen of een dergelijke voorziening in het individuele geval voor de betreffende werknemer gelijkwaardig is. De onderhavige voorziening in het Sociaal Plan ziet op de situatie waarin een werknemer overcompleet is verklaard en niet de keuze maakt om in te stemmen met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Voor die situatie bepaalt het Sociaal Plan dat de werknemer wordt vrijgesteld van werk met doorbetaling van zijn loon en dat de werknemer door Mobility wordt begeleid naar ander werk. De loonkosten vanaf de interne herplaatsingsperiode tot aan de dag waarop de opzegtermijn voor de werknemer geldt worden op grond van deze regeling in mindering gebracht op de transitievergoeding.
[verzoeker] heeft terecht betoogd dat aangezien hij ten onrechte boventallig is verklaard, omdat hij - en aan dit oordeel heeft PostNL zich in deze procedure gerefereerd - in de functie van Teamcoach Sorteren geplaatst had kunnen worden, er geen grond is om voornoemde loonkosten in mindering te brengen op de transitievergoeding. [verzoeker] heeft immers geen profijt gehad van het vrijgesteld zijn van werk en de mogelijkheid van begeleiding door Mobility nu hij ten onrechte en tegen zijn wil vanaf 26 februari 2018 op non actief gesteld.
Aldus bezien is de waarde voor [verzoeker] van de aan hem uitgekeerde vergoeding (aanzienlijk) lager dan de transitievergoeding die verschuldigd is op grond van artikel 7:673 BW. Dit leidt ertoe dat naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval niet gesproken kan worden van een gelijkwaardige voorziening in de zin van artikel 7:673b BW. Dit betekent dat [verzoeker] op 1 februari 2019 bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst recht had op de volledige transitievergoeding ten bedrage van € 24.041,13 bruto.