4.2
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van QoQo in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.3
Een concurrentiebeding beperkt de werknemer in zijn recht om na het einde van de arbeidsovereenkomst werkzaam te zijn op een wijze die hij geheel zelf heeft gekozen. Een dergelijk beding kan een werknemer dus treffen in een zwaarwegend belang, namelijk in de wijze waarop hij in zijn levensonderhoud voorziet. Dat maakt dat aan zo’n beding eisen worden gesteld. Onder meer dient een concurrentiebeding duidelijk te zijn, zodat een werknemer weet waarvoor hij tekent. Een werknemer moet namelijk kunnen overzien waartoe hij zich verbindt bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst met een concurrentiebeding. Dat ligt besloten in artikel 7:653 van het Burgerlijk Wetboek.
4.4
Wat dit betreft, is de formulering van het concurrentiebeding problematisch. Immers, niet alleen is bepaald dat [gedaagde] gedurende zes maanden niet mag werken binnen een straal van 5 kilometer van zijn standplaats, maar ook is vermeld dat hij niet mag werken binnen een straal van 5 kilometer van andere vestigingen van QoQo, hetgeen ziet op zowel bestaande als nog op te richten massagesalons. Een dergelijke onbepaalde en ruime formulering verdraagt zich niet met het vorenoverwogene ten aanzien van een concurrentiebeding. In dit verband is van belang dat [gedaagde] ter zitting heeft aangevoerd, dat QoQo massagesalons heeft in: Almere, Barendrecht, Breda, Capelle aan den IJssel, Delft, Den Haag (twee salons), Eindhoven, Gouda,’s-Hertogenbosch, Rijswijk en Vlaardingen, naast de negen salons in Rotterdam, waaronder die op de [adres 1] . Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] met ondertekening van de arbeidsovereenkomst zich heeft willen verbinden aan een concurrentiebeding dat hem, behalve werken in de nabijheid van de [adres 1] , ook belet te werken binnen een straal van 5 kilometer van die (niet in de overeenkomst genoemde) andere vestigingen. Bovendien bergt de formulering in zich dat het concurrentiebeding in de loop van de tijd zwaarder gaat drukken, want gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst kan door oprichting van andere massagesalons of door fusie van QoQo met andere bedrijven in deze tak van dienstverlening, buiten de invloedssfeer en wil van [gedaagde] om worden bewerkstelligd dat zijn mogelijkheid om ergens anders te werken geografisch verder wordt beperkt. Daarom voert [gedaagde] terecht aan dat het concurrentiebeding te ruim geformuleerd en te verstrekkend is.
4.4.1
Dat [gedaagde] gedurende een periode van zes maanden niet werkzaam of anderszins betrokken mag zijn bij een massagesalon binnen een straal van 5 kilometer van de vestiging van QoQo aan de [adres 1] zou nog (net) te billijken zijn, want met een dergelijke temporele en geografische beperking van de mogelijkheid om elders te werken kan voorkomen worden dat klanten die een voorkeur hebben voor massage door [gedaagde] niet langer naar QoQo zullen gaan, maar naar een concurrent dichtbij als [gedaagde] daar in dienst zou treden. Het aantal klanten dat daartoe bereid is, wordt echter gering geschat. Daarbij wordt opgemerkt dat voormelde geografische beperking vrij ruim is, gegeven het feit dat deze zo ongeveer het gebied beslaat gelegen tussen de ring rondom Rotterdam en Schiedam, die wordt gevormd door de A4, A15, A16 en A20. Dat een gemiddelde klant van de massagesalon bereid zou zijn om gebruik te blijven maken van de diensten van [gedaagde] als hij als masseur actief wordt op meer dan 5 kilometer van zijn standplaats op de [adres 1] is niet erg waarschijnlijk, ook omdat er tegenwoordig veel massagesalons zijn, ook in Rotterdam.
4.4.2
Wat betreft de boete van € 5.000,00 voor iedere overtreding van het concurrentiebeding plus € 500,00 per dag dat de overtreding voortduurt, wordt overwogen dat deze voorshands bovenmatig wordt geacht, gezien de aard van het werk dat, afgaande op hetgeen QoQo daaromtrent heeft gesteld, betrekkelijk snel kan worden aangeleerd, en gelet op de hoogte van de beloning van [gedaagde] , afgezet tegen het naar het zich laat aanzien beperkte (financiële) belang van QoQo bij het voorkomen van en optreden tegen ongeoorloofde concurrentie zoals in het onderhavige geval.
4.4.3
Verder is van belang dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] daadwerkelijk heeft gewerkt voor [bedrijf] . Zoals het er thans uitziet heeft de website van [bedrijf] slechts één dag de mogelijkheid gekend een boeking te maken bij [gedaagde] . Daarvan zou geen gebruik zijn gemaakt. Wel is namens [bedrijf] gezegd dat [gedaagde] (ook) slechts op één dag onbetaald proef heeft gedraaid. Dat levert al met al een te geringe overtreding op om de gevorderde boete te rechtvaardigen.
4.5
Gelet op het vorenstaande acht de kantonrechter de kans groot dat het concurrentiebeding zal worden vernietigd als een daartoe strekkende (tegen)vordering zou worden ingesteld in een bodemprocedure. Om die reden ontbreekt voldoende basis om het gevorderde onder 1 en 2 toe te wijzen. Dat wordt dan ook afgewezen.
4.7
Gelet op de uitkomst van de procedure in conventie, wordt niet voldaan aan de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld. Er ligt dus geen vordering in reconventie ter beoordeling voor.