1 [eiser 1] ,
wonende te [woonplaats eiser 1] ,
2. maatschap
[eiser 2] .
gevestigd te [vestigingsplaats eiser 2] ,
3. maatschap
[eiser 3]
,
gevestigd te [vestigingsplaats eiser 3] ,
4. maatschap
[eiser 4]
,
gevestigd te [vestigingsplaats eiser 4] ,
5. maatschap
[eiser 5]
,
gevestigd te [vestigingsplaats eiser 5] ,
en de eisers 6 tot en met 313 als vermeld in de bijlage I bij dit vonnis,
eisers,
advocaat mr. G.D. te Biesebeek te Zwolle,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROYAL BEL LEERDAMMER BV.,
gevestigd te Steenovenweg,
gedaagde,
advocaat mr. J. Fleming te Amsterdam.
Partijen zullen hierna eisers en Royal Bel Leerdammer genoemd worden.
2 De feiten
2.1.
Eisers zijn melkveehouders die elk afzonderlijk een melkveehouderij exploiteren.
2.2.
Royal Bel Leerdammer is een onderneming die melk verwerkt tot producten voor – in hoofdzaak – de kaasmarkt. Royal Bel Leerdammer betrekt melk van haar leveranciers, waaronder (in ieder geval in de periode van 2010 tot en met 2015) eisers.
2.3.
Eisers en Royal Bel Leerdammer hebben geen schriftelijke overeenkomsten gesloten ter zake de melk die door eisers aan Royal Bel Leerdammer werd geleverd.
2.4.
Door Royal Bel Leerdammer zijn onder meer onderstaande notulen overgelegd van een aantal voorjaarsvergaderingen:
“Voorjaarsvergadering 2 april 2009 te Asperen
Vraag 2: De melkprijs is en wordt, ook in de nieuwe melkprijspolitiek, conform aan die van andere zuivelfabrieken. Zij hebben een bulkproduct en wij hebben een merk, de prijs zou dan ook meer dan marktconform moeten zijn.
A; In de nieuwe melkprijspolitiek wordt afgestemd op de melkprijzen van anderen, maar niet alleen daarop. Ook de kaasmarkt is wel degelijk relevant en heeft haar invloed op de prijsvorming.”
“Voorjaarsvergadering 6 april 2009 te Echteld
Vraag 14: Hoe groot is de marge bij toepassing van het gewogen gemiddelde in de nieuwe melkprijspolitiek?
A: Wij noemen bewust geen marge. We willen de vrijheid hebben om af te wijken van het gewogen gemiddelde afhankelijk van de ontwikkelingen om ons heen. Bel Leerdammer is steeds meer afhankelijk van externe omstandigheden….”
“Voorjaarsvergadering 7 april 2009 te Scherpenzeel
Vraag 21: In de nieuwe melkprijspolitiek heeft Leerdammer de vrije hand in het bepalen van de melkprijs. Leerdammer bepaalt uiteindelijk de prijs!
A: Ja, dat klopt. We willen de prijs naar u toe wel onderbouwen, vandaar dat we een aantal uitgangspunten hebben geformuleerd. Leerdammer bepaalt, dat klopt zo is het ook in de afgelopen jaren altijd geweest.”
“Voorjaarsvergadering 20 april 2009 te De Meern
Vraag 77: De melkprijs wordt verbonden aan het gewogen gemiddelde van de coöperatie, daar zit ook wel eens een lage bij (bijvoorbeeld DOC). Vanwege de meerwaarde van Leerdammer zal toch wel boven het gewogen gemiddelde worden uitbetaald?
A: Het wordt inderdaad een gewogen gemiddelde, dat betekent dat een partij als DOC een beperkte invloed heeft. … We behouden ons het recht voor om in goede jaren boven het gewogen gemiddelde te zitten en in slechte jaren er onder.”
2.5.
Bij brief van 8 juni 2009 heeft Royal Bel Leerdammer aan haar leveranciers het volgende medegedeeld:
“...
Met ingang van januari 2010 gaan wij een andere melkprijspolitiek voeren dan in de jaren 2007 t/m 2009. De referentie voor de melkprijs van Bel Leerdammer wordt het gewogen gemiddelde van de uitbetaalde en gepubliceerde melkprijzen in Nederland zonder dat er een boven- of ondergrens wordt aangehouden (op basis van de gemiddelde gehaltes van de melk geleverd aan Bel Leerdammer). De hoogte van de uit te betalen melkprijs in enig jaar is mede afhankelijk van de macro-economische ontwikkelingen binnen Nederland en Europa, de ontwikkelingen binnen de zuivelmarkt op Europees niveau en de situatie op de kaasmarkt met name in West-Europa. ...”
2.6.
Tijdens de leveranciersvergadering 2009 zijn met betrekking tot de berekening van de melkprijs namens Royal Bel Leerdammer de volgende sheets getoond:
Ter verduidelijking: in bovengetoonde sheet “Uitgangspunten (1) staat vermeld:
“1. De referentie zal zijn het gewogen gemiddelde van de uitbetaalde melkprijzen in Nederland
2. Dit gewogen gemiddelde wordt bepaald door het “mandje” van de volgende ondernemingen
FrieslandCampina
CONO
DOC
Nemelco
3. De volgende relevante componenten zijn een onderdeel bij de bepaling van de melkprijs per onderneming:
Kwantumtoeslag
Kwaliteitstoeslag
Nabetaling
Prestatie beloning
Weidegang
Winter toeslag en/of zomerheffing
Negatieve grondprijs
Vaste (administratieve) kosten.
2.7.
In de “Voorwaarden voor de levering van melk aan Bel Leerdammer en Parco”, 2010, 2011 en 2013 (hierna: de leveringsvoorwaarden) staat, voor zover van belang, steeds het volgende vermeld:
“...Artikel 24 Opbouw melkprijs
Het door Leerdammer aan de Melkveehouder maandelijks te betalen bedrag per kilogram geleverd vet en eiwit wordt maandelijks vastgesteld op basis van de ontwikkelingen in de markt. ...”
2.8.
In de Regelingen 2010, 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015 (hierna: de regelingen) staat onder meer vermeld:
“De prijs per kg vet en eiwit wordt maandelijks vastgesteld. Wijzigingen kunnen iedere maand voorkomen, afhankelijk van de ontwikkelingen in de markt.”
2.9.
Tijdens de voorjaarsvergaderingen in 2011 zijn namens Royal Bel Leerdammer achtereenvolgens onderstaande sheets getoond:
2.10.
In de periode van 2010 tot en met 2015 heeft Royal Bel Leerdammer haar melkprijsbeleid jaarlijks toegelicht in de voorjaarsvergaderingen. Tijdens iedere voorjaarsvergadering herhaalde Royal Bel Leerdammer de zes uitgangspunten van het melkprijsbeleid zoals vermeld in de bovenstaande sheets ‘Melkprijspolitiek 2010 e.v.’ en ‘Melkprijspolitiek 2010 e.v. (2)’.
2.11.
Bij e-mails van 17 en 29 september 2014 aan Royal Bel Leerdammer heeft één van de eisers, te weten [eiser 1] , een aantal vragen gesteld over de melkprijspolitiek. In reactie daarop is bij e-mail van onbekende datum namens Royal Bel Leerdammer een tabel met een overzicht van de melkprijzen in de jaren 2010-2013 verzonden. In deze tabel staat voor Royal Bel Leerdammer en 4 referentiebedrijven steeds per jaar vermeld welk bedrag het voorschot bedraagt, welk bedrag de nabetaling bedraagt (met uitzondering van Nemelco) en wat de totaal uitbetaalde melkprijs is.
2.12.
Tijdens de voorjaarsvergadering in april 2015 in Dalfsen is een audio-opname gemaakt. Uit een door eisers overgelegde transcriptie van de audio-opname blijkt dat door [naam woordvoerder] , woordvoerder van Royal Bel Leerdammer, het volgende is meegedeeld:
“00:02:16
De volgende relevante componenten worden meegenomen in de vergelijking. (ehh) Dat betreft (ehh) de kwantumtoeslag, zo die er is hè, niet alle ondernemingen werken met kwantumtoeslag. Als er een kwantumtoeslag is, nemen we die mee als er een kwaliteitstoeslag is, nemen we die mee (ehh) de nabetaling nemen we mee prestatiebeloning, weidegang, seizoenstoeslagen, heffingen, negatieve grondprijs en de vaste administratieve kosten.
00:02:52
Als laatste is denk ik ook om op te merken, of om daaraan te herinneren, dat we in de nabetaling ook de coöperatieve (ehh) toeslag meebetalen. In deze, bij deze vier ondernemingen, zitten een drietal coöperaties: Friesland-Campina, DOC en CONO. Die kennen allemaal een iets als een ledentoeslag, bij voorbeeld bij Friesland-Campina heet dat de ledenobligatie. Dat is de hoeveelheid, deel van het melkgeld dat uitbetaald wordt op het moment dat je stopt met de bedrijfsvoering of pensioneert, dan wordt er uitbetaald. Wij nemen dat mee in (ehh) o (ehh) vergelijking van het melkgeld.
00:03:46
Punt vier is dat er geen marges worden aangehouden, noch naar beneden noch naar boven. Dus ook geen bandbreedte (ehh) ten aanzien van de definitieve vaststelling van de melkprijs.
00:03:59
Punt vijf. De definitieve melkprijs voor Bel Leerdammer wordt (ehh) is afhankelijk van een aantal zaken (ehh). De macro economische omstandigheden in Europa, (ehh) ontwikkelingen in de zuivelmarkt en de ontwikkelingen, de situatie in de kaasmarkt.
00:04:28
En tenslotte, er is geen referentie naar de melkprijs van een bepaalde onderneming of coöperatie.
00:04:37
Dat zijn dus de zes punten waaruit het melkprijs beleid bestaat. ...”
2.13.
Bij brief van 20 september 2017 heeft de advocaat van eisers het volgende medegedeeld aan Royal Bel Leerdammer:
“Tot op heden hebben zich tot mij 58 melkveehouders gewend met het verzoek om bijstand.
Cliënten zijn (voormalige) leveranciers van Bel Leerdammer. …
Alle cliënten hebben in de periode 2010 tot en met 2015 de door hun bedrijf geproduceerde
melk aan Bel Leerdammer geleverd. Daarbij heeft voor de vaststelling van de melkprijs te
gelden de door Bel Leerdammer aan haar leveranciers, waaronder cliënten, uitgedragen
melkprijspolitiek. Voor de melkprijs heeft als referentie te gelden "het gewogen gemiddelde
van de uitbetaalde en gepubliceerde melkprijzen in Nederland'. …
Voor het gewogen gemiddelde van de uitbetaalde en gepubliceerde melkprijzen in Nederland zijn de melkprijzen van een viertal Nederlandse zuivelbedrijven bepalend.
…
Cliënten hebben een diepgravend en grondig onderzoek ingesteld naar de hoogte van het door Bel Leerdammer in de periode 2010 tot en met 2015 aan hen verschuldigde melkgeld en zulks gerelateerd aan het daadwerkelijk betaalde melkgeld, waarbij als referentie heeft te gelden het gewogen gemiddelde van de melkprijzen van de hiervoor genoemde Nederlandse zuivelbedrijven. Cliënten zijn daarbij tot de conclusie gekomen dat aan hen in deze periode door Bel Leerdammer telkens per kalenderjaar een te lage melkprijs is betaald. Het verschil neemt jaarlijks toe en bedraagt in 2010 € 0,25 per 100 kilogram en loopt op tot een verschil in 2015 van € 2,80 per 100 kilogram (één en ander exclusief BTW). Het is niet alleen opmerkelijk dat het verschil telkens per kalenderjaar in het nadeel van cliënten toeneemt, hetgeen uiteindelijk resulteert in een zeer omvangrijk prijsverschil in 2015, maar het is ook opmerkelijk dat Bel Leerdammer aan cliënten in geen enkel jaar een melkprijs heeft betaald welke de hoogte van de referentieprijs overtreft.
…
Cliënten hebben mij verzocht om bijstand ertoe strekkende dat Bel Leerdammer het aan hen verschuldigde, achterstallige melkgeld - welke ziet op de levering van de melk in de periode 2010 tot en met 2015 - betaalt.
Gelet op de aan, mij verstrekte opdracht wordt Bel Leerdammer hij deze namens cliënten
uitgenodigd, wordt zij verzocht en voor zover de wet zulks vereist: wordt zij gesommeerd om uiterlijk 20 oktober a.s. de in bijlage 1 … vermelde bedragen ten gunste van
elke cliënt afzonderlijk te voldoen. …”
2.14.
Royal Bel Leerdammer heeft aan het verzoek, dan wel de sommatie, niet voldaan.
2.15.
In randnummer 167 van de conclusie van antwoord is onderstaande tabel opgenomen.
|
2010
|
2011
|
2012
|
2013
|
2014
|
2015
|
Melkprijs RBL
|
34,30
|
38,58
|
36,22
|
41,98
|
39,75
|
31,25
|
Referentieprijs
|
33,65
|
37,98
|
35,61
|
41,51
|
40,89
|
32,75
|
Afwijking
|
+ 0,65
|
+ 0,59
|
+ 0,60
|
+ 0,46
|
-1,14
|
-1,50
|
4 De beoordeling
Verjaring
4.1.
Allereerst zal worden beoordeeld of de vorderingen die betrekking hebben op de jaren 2010 en 2011 zijn verjaard.
4.2.
Ingevolge artikel 3:311 BW verjaart een rechtsvordering tot herstel van een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldeiser met de tekortkoming bekend is geworden en in ieder geval twintig jaren nadat de tekortkoming is ontstaan. Volgens vaste jurisprudentie neemt de verjaringstermijn van vijf jaar een aanvang op de dag nadat degene die schade lijdt daadwerkelijk bekend is met de geleden schade en de aansprakelijke persoon. Het criterium “bekendheid” moet subjectief worden opgevat. Royal Bel Leerdammer dient, als de partij die zich op de verjaring beroept, ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv de feiten en omstandigheden te stellen (en eventueel te bewijzen) die nodig zijn om te kunnen concluderen dat sprake is van verjaring.
4.3.
Royal Bel Leerdammer stelt dat tijdens de voorjaarsvergaderingen in april 2012 een sheet is gepresenteerd waaruit ondubbelzinnig valt af te leiden dat de door Royal Bel Leerdammer uitbetaalde melkprijs afweek van de referentieprijs. De sheet waarnaar Royal Bel Leerdammer verwijst heeft als aanhef: “Melkprijs Bel Leerdammer vergeleken”. Onder deze aanhef staat (onder meer) vermeld: “Melkprijs dit jaar (2011): € 40,58” en “Gewogen gemiddelde in de markt: € 40,65”. Royal Bel Leerdammer meent dat uit deze sheet blijkt dat de door Royal Bel Leerdammer gehanteerde prijs € 40,58 bedroeg en dat de referentieprijs gelijk was aan € 40,65. Eisers waren door bekendheid met deze sheet daarom bekend met het feit dat de door Royal Bel Leerdammer uitbetaalde prijs lager lag dan de referentieprijs.
4.4.
De rechtbank volgt Royal Bel Leerdammer niet in deze stelling.
Allereerst is niet duidelijk of iedere individuele eiser kennis heeft genomen van bedoelde sheet zodat reeds daarom het beroep op verjaring niet kan slagen.
Daarnaast kan op basis van de sheet niet zonder meer bekendheid worden verondersteld met het feit dat de uitbetaalde melkprijs lager was dan de referentieprijs. Immers, uit de bewoordingen “gewogen gemiddelde in de markt” blijkt niet zonder meer dat verwezen wordt naar de referentieprijs. ‘De markt’ kan meer bedrijven omvatten dan de referentiebedrijven. Royal Bel Leerdammer heeft niet gesteld welke toelichting zij bij de presentatie van de sheet heeft gegeven, zodat niet vast komt te staan dat eisers op basis daarvan hebben moeten begrijpen dat met “gewogen gemiddelde in de markt” de referentieprijs werd bedoeld. Andere feiten waaruit zou moeten volgen dat eisers duidelijk had moeten zijn dat met “gewogen gemiddelde in de markt” de referentieprijs werd bedoeld, zijn niet gesteld.
Daarbij geldt dat bij de beoordeling van de vraag of op basis van deze sheet bij eisers bekendheid met de gestelde tekortkoming moet worden aangenomen, moet worden meegewogen dat de berekening van de melkprijs en referentieprijs zeer gecompliceerd is. De gemiddelde melkprijs voor Royal Bel Leerdammer en de referentiebedrijven wordt berekend op basis van de hoeveelheden melk en de gemiddelde gehaltes vet en eiwit die door de melkveehouders zijn geleverd. Aan de hand van die (gemiddelde) prijzen volgt een individuele berekening voor iedere melkveehouder, die onder meer afhangt van de hoeveelheid geleverde eiwitten en vet, en daarnaast de kortingen, toeslagen en heffingen die voor de melkveehouder gelden. De melkprijs wordt vervolgens gefaseerd uitbetaald in een voorschotbetaling, een (eventuele) correctie, een nabetaling en toeslagen. Dit maakt dat het voor de individuele melkveehouder niet eenvoudig is om te controleren hoe de prijs die aan hem is uitbetaald, zich verhoudt tot de referentieprijs.
Mede tegen deze achtergrond kan niet op basis van de enkele presentatie van bovengenoemde algemene sheet worden aangenomen dat de individuele melkveehouder er mee bekend was dat aan hem door Royal Bel Leerdammer een lagere prijs werd uitbetaald dan de referentieprijs.
Daarbij komt nog dat Royal Bel Leerdammer in de conclusie van antwoord, onder meer in randnummer 167 (zie de tabel in r.o. 2.15) aanvoert dat de prijs die zij heeft uitbetaald in de jaren 2010 en 2011 juist hoger lag dan de prijs van de referentiebedrijven. Zo zou in 2010 door Royal Bel Leerdam een prijs van € 34,30 zijn uitbetaald terwijl de referentieprijs € 33,65 was. Nu Royal Bel Leerdammer tegengestelde standpunten inneemt ter zake de vergelijking van haar melkprijs met de referentieprijs, valt bezwaarlijk in te zien dat eisers in het voorjaar van 2012 bekend zouden zijn geweest met de omstandigheid dat Royal Bel Leerdammer een prijs uitbetaalde die lager lag dan de referentieprijs.
Aldus faalt het beroep op verjaring.
Ledengeld onderdeel van de referentieprijs?
4.5.
Aan de onvoorwaardelijke vordering leggen eisers ten grondslag dat tussen partijen is overeengekomen dat het ledengeld onderdeel is van de referentieprijs. Het ledengeld wordt door drie van de vier referentiebedrijven, te weten Royal Friesland Campina, CONO en DOC – die coöperaties zijn – uitbetaald aan hun leden.
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat uitbetaling van het melkgeld heeft plaatsgevonden op basis van de referentieprijs en dat het ledengeld bij het vaststellen van de referentieprijs niet is meegenomen. Royal Bel Leerdammer heeft niet betwist dat als de rechtbank tot het oordeel komt dat het ledengeld in de referentieprijs moet worden meegenomen, eisers in dat verband een vordering hebben op Royal Bel Leerdammer, zodat dit vaststaat.
4.7.
Voor de beantwoording van de vraag of tussen partijen is overeengekomen dat het ledengeld onderdeel is van de referentieprijs, is van belang wat partijen op dit punt over een weer hebben verklaard en hoe zij in de gegeven omstandigheden van het geval, die verklaringen over en weer redelijkerwijs hebben mogen begrijpen. Daarbij spelen alle omstandigheden van het geval een rol, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
4.8.
Partijen hebben de wijze waarop de aan de melkprijs ten grondslag liggende referentieprijs diende te worden vastgesteld, niet in een schriftelijk contract vastgelegd. Bij het beantwoorden van de vraag of het ledengeld onderdeel is van de referentieprijs dient daarom acht te worden geslagen op de leveringsvoorwaarden en de regelingen, hetgeen tijdens de leveranciers- en voorjaarsvergaderingen aan de orde is geweest aan de hand van de getoonde sheets en de eventuele overige correspondentie tussen partijen. Ook partijen betrekken (onder meer) deze onderdelen bij het standpunt dat zij innemen ter zake de beantwoording van deze vraag.
Hierbij geldt dat, voor zover Royal Bel Leerdammer ter zitting bedoeld heeft het standpunt in te nemen dat eisers zich niet zonder meer kunnen beroepen op hetgeen tijdens de leveranciers- en voorjaarsvergaderingen aan de orde is geweest, omdat niet vaststaat dat de individuele eisers allen bij één of meer van deze vergaderingen aanwezig zijn geweest, dit standpunt niet wordt gevolgd. Royal Bel Leerdammer heeft hetgeen zij met (de individuele) eisers overeen is gekomen niet in een schriftelijk contract vastgelegd, maar de inhoud van de overeenkomsten, zoals zij deze voorstond, steeds gepresenteerd en toegelicht tijdens de vergaderingen. De inhoud van deze presentaties werd niet (ook nog) individueel aan de melkveehouders verstrekt, noch werd geregistreerd welke melkveehouders bij de verschillende vergaderingen aanwezig waren. Kennelijk is de toelichting tijdens de vergaderingen de collectieve en eenzijdige wijze waarop Royal Bel Leerdammer de inhoud van de overeenkomsten heeft willen toelichten aan de melkveehouders en werd er voor de individuele melkveehouders geen onderscheid gemaakt voor wat betreft de inhoud van die overeenkomst.
Onder deze omstandigheden valt niet in te zien dat eisers zich slechts op deze mededelingen van Royal Bel Leerdammer zouden kunnen beroepen, indien zij deze uit eerste hand hebben verkregen door aanwezig te zijn geweest bij de leveranciers- en voorjaarsvergaderingen. De rechtbank verwerpt daarom dit standpunt en zal bij de beoordeling van de vraag wat tussen partijen is overeengekomen, hetgeen tijdens de leveranciers- en voorjaarsvergaderingen aan de orde is gesteld, betrekken.
4.9.
De rechtbank zal de onderdelen als genoemd in de voorgaande rechtsoverweging hieronder afzonderlijk bespreken.
4.10.
In de leveringsvoorwaarden en regelingen staat niets vermeld ter zake de referentieprijs, zodat deze bij de beoordeling van de vraag die voorligt niet relevant zijn.
4.11.
In de presentatie van Royal Bel Leerdammer tijdens de voorjaarsvergaderingen die plaatsvonden in 2011 is steeds een sheet met de aanhef “Melkprijspolitiek 2010 e.v.” opgenomen. In deze sheet staan de relevante componenten vermeld die onderdeel zijn bij de bepaling van de melkprijs per onderneming. In de jaren 2012 tot en met 2015 is steeds dezelfde sheet getoond, waarin dezelfde componenten worden vermeld. Ter zitting is namens Royal Bel Leerdammer toegelicht dat deze sheets de componenten weergeven die relevant zijn bij het bepalen van de referentieprijs. Bij de componenten staat het ledengeld niet genoemd, hetgeen het standpunt van Royal Bel Leerdammer dat het ledengeld niet moet worden betrokken in de berekening van de referentieprijs lijkt te ondersteunen.
Daar staat echter het volgende tegenover. De ‘nabetaling’ staat op bovengenoemde sheets steeds wel als component vermeld. Royal Bel Campina voert in randnummer 135 van de Conclusie van Antwoord aan dat de nabetaling bestaat uit een prestatietoeslag en het ledengeld. Het vermelden van de ‘nabetaling’ als relevante component wekt dan ook de indruk dat het ledengeld wordt meegenomen bij de berekening van de referentieprijs. Immers, het zou voor de hand hebben gelegen om, indien de nabetaling slechts de prestatietoeslag omvatte, de prestatietoeslag als relevante component te vermelden en niet de nabetaling.
Daarbij komt dat in de presentatie van de voorjaarsvergaderingen van 2011 tot en met 2015 steeds ook een sheet was opgenomen met de aanhef “Melkprijs [jaartal] incl. BTW”, waarop voor drie van de vier referentiebedrijven (te weten de coöperaties) een bedrag aan ‘nabetaling’ was opgenomen. Dit op de sheets genoemde bedrag aan ‘nabetaling’ bevatte – zo is tussen partijen niet in geschil – het ledengeld. Op deze sheets stond daarnaast steeds voor ieder referentiebedrijf de contante melkprijs vermeld. Deze contante melkprijs was steeds opgebouwd uit een voorschotbedrag en het eerder genoemde bedrag aan ‘nabetaling’. Kortom de contante melkprijs die werd gepresenteerd bevatte voor drie van de vier referentiebedrijven een bedrag aan ledengeld. Vervolgens stond op de sheets steeds het positieve dan wel negatieve verschil tussen deze contante melkprijs en de door Royal Bel Leerdammer gehanteerde melkprijs vermeld. Aldus werd het ledengeld feitelijk betrokken in de vergelijking tussen de melkprijs van drie van de vier referentiebedrijven en de prijs die Royal Bel Leerdammer voor de melk betaalde. Door het ledengeld aldus mee te nemen bij de weergave en vergelijking van de concrete melkprijzen, mochten eisers er in redelijkheid vanuit gaan dat het ledengeld een onderdeel is van de referentieprijs.
Het argument van Royal Bel Leerdammer dat in de media het ledengeld steeds wordt meegerekend in de vergelijking van melkprijzen en dat dit slechts om die reden bij de presentaties in de voorjaarsvergaderingen ook is gedaan maakt dit niet anders. Juist indien de melkprijs in de media op deze wijze werd berekend bestond het risico dat de melkveehouders reeds daarom ervan uit zouden gaan dat Royal Bel Leerdammer zich bij deze wijze van berekenen zou aansluiten. Dit had reden te meer voor Royal Bel Leerdammer moeten zijn om expliciet te maken dat zij een andere – voor de melkveehouders nadeligere – berekening hanteerde.
4.12.
Verder is van belang dat uit de onder r.o. 2.12. genoemde audio-opname die tijdens een voorjaarsvergadering in 2015 is gemaakt, blijkt dat door een woordvoerder van Royal Bel Leerdammer is meegedeeld: “…dat we in nabetaling ook de coöperatieve (ehh) toeslag meebetalen”. Tussen partijen is niet in geschil dat met ‘coöperatieve toeslag’ het ledengeld wordt bedoeld. Aldus, zo stellen eisers, wordt namens Royal Bel Leerdammer de mededeling gedaan dat het ledengeld onderdeel is van de door Royal Bel Leerdammer te betalen nabetaling.
Royal Bel Leerdammer betwist dit niet maar voert aan dat de woordvoerder een onjuiste uitspraak heeft gedaan en bedoeld heeft te zeggen dat het ledengeld meegenomen wordt in de vergelijking van de melkprijzen.
De rechtbank is van oordeel dat hoewel uit de audio-opname kan worden opgemaakt dat de woordvoerder (eveneens) zegt dat het ledengeld wordt meegenomen in de vergelijking van het melkgeld, dit onverlet laat dat hij expliciet meedeelt dat het ledengeld onderdeel is van de uit te betalen nabetaling. Weliswaar komt hiermee slechts vast te staan dat deze mededeling tijdens één van de vele vergaderingen is gedaan, echter mede bij gebrek aan andere informatie over de tijdens de voorjaarsvergaderingen gegeven toelichtingen, zal de rechtbank deze mededeling betrekken bij de beantwoording van de vraag of tussen partijen overeen is gekomen dat het ledengeld onderdeel is van de referentieprijs.
4.13.
Eisers verwijzen nog naar een individueel gegeven toelichting op mekprijsberekening per e-mail (zie r.o. 2.11.). Eisers hebben onweersproken gesteld dat in het overzicht in de kolom nabetaling tevens het ledengeld van de referentiebedrijven is meegenomen. Ook in deze e-mail wordt derhalve, evenals in de sheets van de voorjaarsvergaderingen, de indruk gewekt dat het ledengeld relevant is voor de bepaling van de referentieprijs. Hoewel deze e-mail slechts gericht was aan één van de eisers en niet duidelijk is of de andere eisers van de inhoud daarvan kennis hebben genomen, ondersteunt het de stelling van eisers dat tussen partijen overeengekomen was dat het ledengeld diende te worden meegerekend in de referentieprijs.
4.14.
Beide partijen beroepen zich voorts nog op de volgende omstandigheden.
Royal Bel Leerdammer voert aan dat ledengeld wordt uitbetaald door coöperaties en dat zij geen coöperatie is. Bij een coöperatie zijn de melkveehouders tevens eigenaar van de onderneming en verstrekken zij uit dien hoofde risicodragend vermogen aan de onderneming. Het ledengeld is de toeslag die de melkveehouders als leden van de coöperatie ontvangen voor het gelopen risico. Het ledengeld is dus geen vergoeding voor het leveren van melk, hetgeen in een eerdere procedure door de door de rechtbank benoemde deskundige in diens rapport is bevestigd. Dit rapport is ook in deze procedure onverkort relevant, omdat de systematiek van het vergelijken van de melkprijs van de verschillende zuivelondernemingen niet gewijzigd is. Voorts verwijst Royal Bel Leerdammer nog naar de jaarverslagen van bijvoorbeeld DOC, waarin het onderscheid tussen ledengeld en nabetaling expliciet wordt gemaakt.
Eisers hebben hier tegen ingebracht dat het in de sector te doen gebruikelijk is om het ledengeld tot het melkgeld te rekenen. Eisers verwijzen daarbij naar jaarverslagen van Friesland Campina, DOC, CONO en twee artikelen over melkprijsvergelijking. Eisers menen dat, anders dan bij een coöperatie als bijvoorbeeld CONO waar het ledengeld een vergoeding is voor gelopen risico’s, bij de referentiebedrijven het ledengeld onderdeel is van het melkgeld en het ledengeld gekoppeld is aan de hoeveelheid geleverde melk.
4.15.
De rechtbank is van oordeel dat uit het feit dat Royal Bel Leerdammer geen coöperatie is, niet volgt dat eisers hadden moeten begrijpen dat het ledengeld geen onderdeel uitmaakt van de referentieprijs. Uit de door beide partijen aangehaalde jaarverslagen blijkt dat de referentiebedrijven, althans de coöperaties, in de prijs per liter melk steeds het ledengeld meerekenen. Het ledengeld is daarmee onderdeel van de melkprijs en gekoppeld aan de hoeveelheid geleverde melk. Niet valt in te zien waarom eisers er niet van mochten uitgaan dat deze melkprijzen, dus inclusief het ledengeld, ten grondslag zouden liggen aan de referentieprijs. De enkele omstandigheid dat één van de referentiebedrijven, te weten Nemelco, geen coöperatie is en geen ledengeld uitbetaalt, maakt niet dat daarom het ledengeld in het geheel niet zou moeten worden meegenomen bij het vaststellen van de referentieprijs. Ook de omstandigheid dat Royal Bel Leerdammer zelf geen coöperatie is, is geen valide argument om het ledengeld niet mee te rekenen. Immers, het gaat niet om de vraag of Royal Bel Leerdammer ledengeld dient uit te betalen, maar om de beantwoording van de vraag of het ledengeld – voor zover dit door de referentiebedrijven wordt uitbetaald – meeweegt bij het vaststellen van de referentieprijs.
4.16.
Alles overwegende concludeert de rechtbank dat eisers op basis van de mededelingen van Royal Bel Leerdammer en de overige aangedragen omstandigheden, in redelijkheid mochten verwachten dat het ledengeld onderdeel was van de referentieprijs. Royal Bel Leerdammer noemt de nabetaling – die bestaat uit slechts twee onderdelen waarvan het ledengeld er één is – als relevante component voor het bepalen van de hoogte van de referentieprijs en neemt in haar sheets melkprijzen op die inclusief het ledengeld zijn. Ook in de aangehaalde jaarverslagen en artikelen, alsmede in de media, wordt in de weergegeven prijs per kilo melk van de referentiebedrijven (met uitzondering van Nemelco) het ledengeld steeds meegenomen. Eisers mochten op grond van dit alles redelijkerwijs verwachten dat het ledengeld mee zou wegen bij het bepalen van de hoogte van de referentieprijs. Temeer omdat het op de weg van Royal Bel Leerdammer gelegen had om, indien het haar bedoeling was het ledengeld niet mee te nemen in de referentieprijs, dit expliciet aan de melkveehouders te melden en duidelijkheid te verschaffen over deze, voor
de melkveehouders nadeligere, wijze van het berekenen van de referentieprijs. Royal Bel Leerdammer heeft er zelf voor gekozen geen schriftelijke overeenkomst met de individuele melkhouders aan te gaan, maar tijdens ledenvergaderingen toelichting te geven op de overeenkomst. Onduidelijkheden in die toelichting komen in dit geval voor rekening van Royal Bel Leerdammer.
4.17.
Het voorgaande betekent dat de vordering van eisers tot nabetaling van het ledengeld in beginsel voor toewijzing vatbaar is.
4.18.
Eisers stellen dat aan de vordering individuele berekeningen ten grondslag liggen. De door Royal Bel Leerdammer berekende referentieprijs dient steeds te worden gecorrigeerd en te worden vermeerderd met het gewogen gemiddelde aan ledengeld – volgens het gewicht dat Royal Bel Leerdammer de referentiebedrijven heeft toegekend – van de referentiebedrijven. Daarbij hanteren eisers de door Royal Bel Leerdammer in de conclusie van antwoord gehanteerde referentieprijzen en gaan eisers uit van het door Royal Bel Leerdammer gehanteerde bedrag aan ledengeld en gehanteerde gewogen gemiddelde van de referentiebedrijven. Eisers hebben op deze wijze voor elk jaar een referentieprijs inclusief ledengeld berekend. Deze gecorrigeerde referentieprijzen zijn afgezet tegen de melkprijzen die Royal Bel Leerdammer in de conclusie van antwoord vermeldt als de over de jaren 2010 tot en met 2015 betaalde melkprijzen. Eisers concluderen dat de door Royal Bel Leerdammer betaalde melkprijs steeds lager ligt dan de gecorrigeerde referentieprijs. Voor elk jaar is dit prijsverschil per individuele eiser steeds vermenigvuldigd met het door de eiser geleverde aantal kilo’s melk, waarover vervolgens de verschuldigde btw is berekend.
4.19.
Royal Bel Leerdammer betwist dat de wijze waarop eisers de vordering hebben berekend correct is en meent dat er individuele berekeningen moeten worden gemaakt. De waardes van de in de melkprijsberekening opgenomen variabelen verschilt voor elk van de eisers, zodat ook de afwijking ten opzichte van de referentieprijs per eiser verschilt.
4.20.
De rechtbank is van oordeel dat eisers hun vordering voldoende hebben gemotiveerd middels een concrete berekening. Tussen partijen is niet in geschil dat Royal Bel Leerdammer beschikt over de gegevens die noodzakelijk zijn voor het maken van individuele berekeningen. Ter zitting is namens Royal Bel Leerdammer medegedeeld dat zij zich – gelet op de kosten die daarmee gemoeid zullen gaan – wenst te beraden op de vraag of zij individuele berekeningen wil opstellen. De rechtbank zal Royal Bel Leerdammer daarom in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de vraag of zij bij akte concreet, per eiser, een berekening wenst aan te leveren waaruit blijkt wat het verschil is tussen de uitbetaalde prijs en de prijs gecorrigeerd met het ledengeld. Royal Bel Leerdammer zal zich tevens gemotiveerd mogen uitlaten over de termijn waarbinnen zij deze berekeningen kan aanleveren. De zaak zal hiertoe naar de rol worden verwezen.
Afwijken referentieprijs mogelijk?
4.21.
Partijen twisten voorts over de vraag of Royal Bel Leerdammer bij het bepalen van de melkprijs mocht afwijken van de referentieprijs. Ook hier geldt dat voor de beantwoording van de vraag wat partijen op dit punt zijn overeengekomen, van belang is wat partijen over en weer hebben verklaard en hoe zij in de gegeven omstandigheden van het geval, die verklaringen over en weer redelijkerwijs hebben mogen begrijpen. Daarbij spelen alle omstandigheden van het geval een rol, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen.
Bij de beantwoording van de voorliggende vraag dient, net als onder r.o. 4.8. is overwogen, acht te worden geslagen op de leveringsvoorwaarden en de regelingen, hetgeen tijdens de leveranciers- en voorjaarsvergaderingen aan de orde is geweest en de eventuele overige correspondentie tussen partijen. Ook partijen hebben (onder meer) deze aspecten betrokken bij het standpunt dat zij innemen ter zake de beantwoording van deze vraag.
4.22.
In de leveringsvoorwaarden (2010, 2011 en 2013 zie r.o. 2.7.) staat vermeld dat: “het te betalen bedrag per kilogram geleverd vet en eiwit … maandelijks [wordt] vastgesteld op basis van de ontwikkelingen in de markt…”.
In de regelingen (over de jaren 2010 tot en met 2015, zie r.o. 2.8.) staat vermeld dat de melkprijs maandelijks wordt vastgesteld en dat “wijzigingen … iedere maand [kunnen] voorkomen, afhankelijk van de ontwikkelingen in de markt”.
Deze bepalingen bieden geen aanknopingspunt voor de vraag of partijen zijn overeengekomen dat van de (referentie)prijs mag worden afgeweken. De referentieprijs wordt immers niet genoemd in de leveringsvoorwaarden en de regelingen. Hierdoor is onduidelijk hoe genoemde ontwikkelingen in de markt zich tot de referentieprijs verhouden, bijvoorbeeld of deze ontwikkelingen zijn verdisconteerd in de referentieprijs (zoals eisers stellen) dan wel of deze na het vaststellen van de referentieprijs nog worden meegewogen (zoals Royal Bel Leerdammer stelt).
4.23.
In de brief van 8 juni 2009 (zie r.o. 2.5.) heeft Royal Bel Leerdammer haar leveranciers meegedeeld: “…De referentie voor de melkprijs van Bel Leerdammer wordt het gewogen gemiddelde van de uitbetaalde en gepubliceerde melkprijzen in Nederland zonder dat er een boven- of ondergrens wordt aangehouden (op basis van de gemiddelde gehaltes van de melk geleverd aan Bel Leerdammer). De hoogte van de uit te betalen melkprijs in enig jaar is mede afhankelijk van de macro-economische ontwikkelingen binnen Nederland en Europa, de ontwikkelingen binnen de zuivelmarkt op Europees niveau en de situatie op de kaasmarkt met name in West-Europa…”. Deze passage in de brief duidt er op dat van de (referentie)prijs mag worden afgeweken. Indien de economische ontwikkelingen zouden zijn verdisconteerd in de referentieprijs, zoals eisers menen, is er geen noodzaak om na het noemen van de referentieprijs ook de (macro-economische) ontwikkelingen op de markten als relevante factor voor het bepalen van de melkprijs te vermelden.
4.24.
Tijdens de voorjaarsvergaderingen zijn namens Royal Bel Leerdammer onder meer twee opeenvolgende sheets (zie r.o. 2.9.) getoond met de aanhef ‘Melkprijspolitiek 2010 e.v.’ en ‘Melkprijspolitiek 2010 e.v. (2)’. In deze sheets staat onder meer vermeld:
“1. De referentie zal zijn het gewogen gemiddelde van de uitbetaalde melkprijzen in Nederland.
2. …
3. …
4. Geen marges worden aangehouden, noch naar boven noch naar beneden toe
5. De hoogte voor de uit te betalen melkprijs door Bel Leerdammer zal afhankelijk zijn van de volgende zaken:
>Macro economische ontwikkelingen binnen Nederland en Europa
>Ontwikkelingen binnen de zuivelmarkt op europees niveau
>De situatie op de kaasmarkt, met name in West Europa
6. …”.
Bovengenoemde sheets geven, gelet op de aanhef en inhoud ervan, de melkprijspolitiek van Royal Bel Leerdammer weer. Puntsgewijs worden de factoren vermeld die relevant zijn bij het bepalen van de melkprijs. In lijn met de hiervoor genoemde brief duidt de inhoud van deze sheets er op dat van de referentieprijs mag worden afgeweken. Immers, enerzijds is de referentieprijs een factor van belang, anderzijds staat vermeld dat de ontwikkelingen op de markten relevant zijn bij het bepalen van de hoogte van de melkprijs. Ook hier geldt dat als deze ontwikkelingen zouden zijn verdisconteerd in de referentieprijs er geen noodzaak zou zijn ze apart te vermelden. Daarbij komt nog, zoals door Royal Bel Leerdammer is aangevoerd en door eisers niet is betwist, dat de referentiebedrijven (deels) andere producten produceren dan Royal Bel Leerdammer die zich slechts op de kaasmarkt richt en dat Royal Bel Leerdammer tevens (deels) een andere geografische markt bedient dan de referentiebedrijven. De economische ontwikkelingen en ontwikkelingen op de kaasmarkt hebben daarmee niet dezelfde invloed op Royal Bel Leerdammer als op de referentiebedrijven.
4.25.
Verder is van belang dat, blijkens de overgelegde notulen van verschillende voorjaarsvergaderingen (zie r.o. 2.4.) , door Royal Bel Leerdammer is meegedeeld dat de markten van invloed zouden zijn op de te betalen prijs. Zo is tijdens de voorjaarsvergadering in Asperen meegedeeld dat de melkprijspolitiek niet alleen wordt afgestemd op de melkprijzen van anderen, maar dat ook de kaasmarkt relevant is en invloed heeft op de prijsvorming. Tijdens de voorjaarsvergadering in Echteld is namens Royal Bel Leerdammer meegedeeld dat bewust geen marge wordt genoemd omdat Royal Bel Leerdammer de vrijheid wil hebben om af te wijken van het gewogen gemiddelde (naar de rechtbank begrijpt, de referentieprijs). Tot slot is tijdens de vergadering te De Meern meegedeeld dat Royal Bel Leerdammer zich het recht voorbehoud om in goede jaren boven het gewogen gemiddelde (naar de rechtbank begrijpt, de referentieprijs) te zitten en in slechte jaren daaronder.
Ook blijkens de door eisers overgelegde transcriptie van de voorjaarsvergadering in april 2015 te Dalfsen is namens Royal Bel Leerdammer meegedeeld dat de definitieve melkprijs afhankelijk is van de macro economische omstandigheden in Europa en ontwikkelingen op de markten.
4.26.
De uitleg van eisers, dat de uit te betalen prijs gelijk is aan de referentieprijs en dat van de referentieprijs slechts op individueel niveau mag worden afgeweken (afhankelijk van de samenstelling, kwaliteit en het gewicht van de door elke afzonderlijke veehouder geleverde melk) vindt geen steun in de hiervoor genoemde sheets, brief en notulen van de voorjaarsvergaderingen. Dat eisers aanvoeren dat vanaf 2010 nadrukkelijk afstand is genomen van de oude melkprijspolitiek, omdat de destijds gehanteerde marge onduidelijkheid en onrust veroorzaakte waardoor melkveehouders juist aandrongen op een vaste referentieprijs, vindt evenmin steun in het voorgaande. Dat in de sheets wordt vermeld (onder punt 4) dat geen marges worden aangehouden, en dat in de brief staat dat bij het bepalen van de referentieprijs geen boven- of ondergrens wordt aangehouden, betekent anders dan eisers menen niet noodzakelijk dat de uit te betalen prijs gelijk is aan de referentieprijs. Het kan immers ook betekenen dat onbeperkt van de referentieprijs mag worden afgeweken. Dat deze laatste uitleg tussen partijen gold, blijkt wel uit het feit dat meermaals (in de sheets, brief en mondeling) kenbaar is gemaakt dat ontwikkelingen op de markten van invloed zijn op de prijs, reden waarom de prijs niet één op één was gelijk te stellen aan de referentieprijs. Daarbij komt dat zoals hiervoor reeds overwogen is, blijkens de notulen van de voorjaarsvergadering in Echteld (zie r.o. 2.4.) namens Royal Bel Leerdammer expliciet is meegedeeld dat geen marge wordt genoemd omdat Royal Bel Leerdammer de vrijheid wil hebben om af te wijken van de referentprijs. Tijdens de voorjaarsvergadering in Scherpenzeel (zie r.o. 2.4.) wordt de constatering dat Royal Bel Leerdammer de vrije hand heeft bij het bepalen van de melkprijs door Royal Bel Leerdammer bevestigd.
4.27.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat tussen partijen is overeengekomen dat Royal Bel Leerdammer in de periode 2010 tot en met 2015 op grond van macro-economische omstandigheden en ontwikkelingen in de markten mocht afwijken van de referentieprijs. Hiermee wordt aan de voorwaarde, verbonden aan de vordering onder II voldaan.
4.28.
Tussen partijen is niet in geschil dat de melkprijs die Royal Bel Leerdammer over de jaren 2010 tot en met 2013 heeft gehanteerd, op grond van externe factoren hoger was dan de referentieprijs. Eisers stellen dat dit meerdere door Royal Bel Leerdammer niet is uitbetaald en leggen dit ten grondslag aan hun vordering onder II. Royal Bel Leerdammer meent dat dit meerdere wel is betaald. Nu Royal Bel Leerdammer hiermee een bevrijdend verweer inroept, rust ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en bewijslast hiervan op haar. De rechtbank zal Royal Bel Leerdammer dan ook in de gelegenheid stellen om bij akte te onderbouwen dat in het door haar betaalde melkgeld over de jaren 2010 tot en met 2013 de door haar berekende positieve afwijking ten opzichte van de referentieprijs (zoals weergegeven in de tabel in r.o. 2.15.) was verdisconteerd.
4.29.
Royal Bel Leerdammer voert nog aan dat zij in 2014 en 2015 en eerlijke melkprijs heeft betaald, ongeacht het feit dat deze prijs lager lag dan de referentieprijs. De vordering van eisers ziet echter op de jaren 2010 tot en met 2013, zodat dit verweer geen bespreking behoeft.
4.30.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.