Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/811054-18
Datum uitspraak: 11 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, locatie Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC),
raadsvrouw mr. C.Z.A.M. Skanderova, advocaat te Eindhoven.
11 Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de impliciet primair ten laste gelegde moord heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd;
legt de veroordeelde op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen een bedrag van € 67.208,25 (zegge: zevenenzestigduizendtweehonderdenacht euro en vijfentwintig eurocent), bestaande uit € 37.208,25 aan materiële schade en € 30.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen € 67.208,25 (hoofdsom, zegge: zevenenzestigduizendtweehonderdenacht euro en vijfentwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 67.208,25 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 342 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen een bedrag van € 1.726,12 (zegge: duizendzevenhonderdzesentwintig euro en twaalf eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen € 1.726,12 (hoofdsom, zegge: duizend zevenhonderdzesentwintig euro en twaalf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.726,12 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 27 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Spanner, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 december 2019.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 december 2018 te Rotterdam
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg,
met dat opzet meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp,
gestoken in de romp/borst en/of de buik en/of de nek/hals en/of de rug,
althans het lichaam van die [naam slachtoffer] ,
tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;