Voor zover RWG betoogt dat de rechtsverhouding tussen haar en [verweerster] als een contractuele moet worden aangemerkt en dat daarop het arbitraal beding van toepassing is, verwerpt de rechtbank dat betoog om de volgende redenen.
RWG betwist niet dat [verweerster] de ‘ [naam binnenschip] ’ in het onderhavige geval van 4 augustus 2018 (en de overige keren) naar de (stuwadoors)terminal van RWG bracht ter uitvoering van de overeenkomst tussen [verweerster] en DPC. Onder de overeenkomst tussen [verweerster] en DPC diende de ‘ [naam binnenschip] ’ te worden beladen of gelost bij RWG.
In de relatie tussen de eigenaar of exploitant van een binnenschip en diens bevrachter of afzender, respectievelijk ontvanger is het de verantwoordelijkheid van de bevrachter of afzender, respectievelijk ontvanger om te zorgen voor belading, respectievelijk lossing van de goederen in, respectievelijk uit het schip (vgl. artikel 3, lid 2 en artikel 6, lid 4 CMNI en artikel 8:929 BW). Er bestond voor [verweerster] daarom geen aanleiding om met RWG te contracteren ten aanzien van de belading of lossing van de ‘ [naam binnenschip] ’.
Voor het beladen of lossen van een binnenschip is niet vereist dat een (hulp)overeenkomst wordt gesloten tussen de eigenaar of exploitant van het schip en de (stuwadoors)terminal waar het schip beladen of gelost wordt.
Dat beladen of lossen vormt een feitelijk handelen, dat de (stuwadoors)terminal, hetzij doet in opdracht van een derde (hetgeen de afzender of bevrachter of ontvanger van het betreffende binnenschip kan zijn), hetzij doet voor zichzelf (bijvoorbeeld als de terminal zich voor een bepaald vervoerstraject heeft verbonden). Met dat enkele beladen of lossen ontstaat geen contractuele relatie tussen de terminal en het schip.
Het vorenstaande wordt niet anders doordat de eigenaar of exploitant van het binnenschip vóór of na de belading aan de beladende of ontvangende terminal een laadplan of stuwplan of losplan doorgeeft. Het doorgeven van die informatie door of aan de eigenaar of exploitant van het binnenschip kan niet worden aangemerkt als het aangaan van een overeenkomst. Uit de bewoordingen van de overgelegde uitgewisselde mededelingen tussen [verweerster] en RWG van losplannen en laadlijsten van de ‘ [naam binnenschip] ’ (producties 1 en 2 van RWG) valt geen bedoeling tot het aangaan van enige contractuele relatie tussen deze partijen af te leiden.